Meike vertelt in een minireeks over haar zwangerschap en bevalling van Nola*. Direct na de geboorte komt prachtige Nola te overlijden. Lees hier haar vorige delen voordat je hieronder verder leest.
Zodra ik op de wc ben, trek ik mijn broek uit. Als ik op de wc zit, stroomt er bloed. “Dat is gek”, denk ik nog, “dit klopt niet”. Ik raak er niet van in paniek. Ik roep Farley een paar keer, maar hij zit te ver weg om me te horen. Ik zit even onbeholpen op de wc, want het bloed blijft maar stromen. Ik strompel van de wc af, de keuken in, en roep daar nog een keer heel hard. “Farley, bel nu de verloskundige!” Farley belt direct en krijgt Tineke aan de telefoon. Gelukkig is ze vlakbij en is ze er met 5 minuten, om 11.00 uur. Farley krijgt in de tussentijd de opdracht om mij op bed op mijn linkerzij te leggen. Ik zeg nog tegen hem: “Pak even iets van een kraamverband. De doos staat in de bijkeuken”. Farley rent als een kip zonder kop rond en komt eerst met een kraammat aanzetten. Ik lach nog een beetje. “Ach liefje, nee gewoon een verbandje uit de doos”. Hij rent nog een stuk of drie keer op en neer en gaat zelfs naar de garage waar nog een ander kraampakket staat van de miskraam. Uiteindelijk neem ik maar genoegen met wat hij heeft meegenomen en ik probeer de wc nog een beetje fatsoenlijk achter te laten. Ik loop de trap op naar boven en ik lig net op mijn linkerzij op bed, als Tineke boven in de slaapkamer bij ons staat. Ze wil weten hoeveel bloedverlies ik heb gehad en gaat weer naar beneden om in de wc te kijken. Maar ja, die heb ik met mijn goede bedoelingen nog een beetje geprobeerd te fatsoeneren, dus daar is weinig meer te zien. Ze meet de hartslag van Nola*. Het duurt heel erg lang voordat er een heel langzaam kloppend hartje wordt gevonden van zo’n 60 slagen per minuut. Dat samen met het bloed dat ze in mijn onderbroek ziet, maakt dat ze direct besluit een parallelle actie op te zetten. Oftewel: 112! De ambulance wordt gebeld en ik moet weer naar beneden, de trap af, op mijn linkerzij op de bank. Farley moet de vluchtkoffer uit de auto halen en hij krijgt 10 seconden om zijn eigen telefoon te pakken. Meer tijd krijgt hij niet. Farley is in paniek. Tineke handelt fantastisch, maar ook bij haar merk ik paniek. Op de één of andere manier krijgt het geen vat op mij en lig ik extreem rustig op de bank aanwijzingen te geven waar mijn ID-kaart en mijn telefoon ligt. Farley komt nog even bij mij zitten. We huilen heel even samen. Ik zeg tegen hem: “Het komt wel goed. Ons meisje komt eraan!” Tineke komt ook bij mij zitten en ze fluistert: ‘We gaan nu naar het ziekenhuis. Het kan zijn dat ze je straks gelijk gaan opereren.’
Om 11:10 uur is de ambulance bij ons. Beide heren stellen zich voor. Alleen de naam Eppo herinner ik me nog. Hij zegt: “Mijn naam ga je nooit meer vergeten”. Dan vragen ze aan ons: “Waar gaan we heen? Utrecht of Tiel?” Mijn reactie is dat het mij niets uitmaakt. “Nee”, zeggen ze, “je moet het nu zeggen!” “Oké, doe dan maar Utrecht”, antwoord ik. Het is dinsdagochtend rond 11.00 uur. Mijn redenatie op dat moment is dat ze over de snelweg misschien net wat harder kunnen doorrijden dan naar Tiel op 80-wegen.
MEIKE