Ik sta in de keuken, mijn handen vol met snijwerk. Mijn dochters Pien en Suze zijn druk. Zoals altijd. Ik hoor ze door de woonkamer rennen, hun stemmen schateren door het huis. “Wat rustiger alsjeblieft!” roep ik vanuit de keuken, zonder echt te kijken wat ze doen. “Straks gaat er iets kapot!”
“Stoppen! Straks doen jullie elkaar zeer”
Maar het lijkt alsof mijn woorden geen effect hebben. Ik hoor nog steeds het gestommel van kleine voeten op de houten vloer en het gelach dat in volume lijkt toe te nemen. Ik leg mijn mes neer en draai me om, net op tijd om Pien te zien langssjezen, met Suze vlak achter haar aan. “Stoppen! Straks doen jullie elkaar zeer,” roep ik nu strenger. Mijn blik ontmoet die van Suze, en ze houdt abrupt stil. Pien volgt automatisch. Even is het stil. Eigenlijk te stil.
Een eigen kerstboom, mét piek
Ik draai me weer om naar mijn aardappelen, en het geluid van gerommel volgt. De meiden zitten bij de kleine kerstboom in de hoek van de woonkamer. Hij is net groot genoeg voor hen, speciaal uitgezocht vorige week. Samen hebben ze hem versierd met een speelgoedkerststal eronder. Die stal was een gouden vondst; Suze heeft al uren Maria en Jozef laten praten over hun baby. De piek bovenop vond ik zelf een leuk detail. Misschien een beetje overbodig, maar ach.
Ik voel me een wandelende to-dolijst
“Mama, kijk! Jozef is nu een herder,” roept Suze enthousiast. “Mooi, Suus,” zeg ik half afwezig terwijl ik verder ga met mijn werk. Het is een van die avonden waarop alles tegelijkertijd lijkt te gebeuren. De aardappelen moeten op het vuur, de kip in de oven, en de tafel moet nog gedekt. Mijn hoofd zit al vol met wat er allemaal nog moet gebeuren deze week. School, werk, boodschappen — ik voel me een wandelende to-dolijst.
Oorverdovend gegil, mijn hart slaat over
Opeens wordt de rust wreed verstoord door een oorverdovend gegil. Het gaat door merg en been en ik laat mijn mes met een klap op het aanrecht vallen. Mijn hart slaat over.Ik storm de woonkamer in. Daar zit Pien, met dikke tranen die over haar wangen biggelen. Suze staat naast haar, verstijfd van schrik. Haar gezicht is wit, haar ogen wijd open.
Haar kleine voetje met een glimmend stukje van de piek erin vastgeklemd
“Wat is er gebeurd?” Mijn stem klinkt scherper dan ik wil, maar de adrenaline giert door mijn lijf. Pien huilt zo hard dat ze amper iets kan uitbrengen. Ik zie het meteen. Haar kleine voetje, opgekruld tegen haar lijfje, met een glimmend stukje van de piek erin vastgeklemd. Bloed sijpelt langzaam naar beneden, een dun rood lijntje op het parket.
Hoe kon ik zo stom zijn?
“Mama, het ging per ongeluk! Echt waar!” Suze’s stem klinkt paniekerig. Haar handen trillen terwijl ze naar de kerstboom wijst. Ik ben even sprakeloos. Het is alsof ik bevries. Dan, in een flits, voel ik twee emoties tegelijk. Boosheid en schuld. Hoe kon ik zo stom zijn om een piek — een glazen piek nota bene — in die boom te zetten? Waar was ik met mijn hoofd?
Het stukje glas zit er diep in, te diep
“Kom hier, Pien.” Mijn stem klinkt nu zachter, maar ik moet mezelf beheersen om niet te gaan schreeuwen. Ik til haar op en probeer de schade in te schatten. Het stukje glas zit er diep in. Te diep om het er zelf uit te halen. En het bloed… het lijkt zoveel meer dan het waarschijnlijk is. Mijn hoofd duizelt.
Snel naar de huisartsenpost
“Suze, pak mama’s telefoon. Nu.” Suze springt meteen in actie, blij dat ze iets kan doen. Ik wieg Pien zachtjes heen en weer terwijl ik haar voetje met een schone doek afdek. Haar tranen maken natte vlekken op mijn schouder. “Het spijt me, het spijt me, mama,” snikt Suze als ze terugkomt met mijn telefoon. Haar stem breekt mijn hart. “Lieverd, het is niet jouw schuld,” zeg ik, al weet ik niet of ik dat tegen haar of tegen mezelf zeg. “Maar nu moeten we snel naar de huisartsenpost.”Ik grijp de autosleutels van de kapstok, trek mijn schoenen aan en wikkel een dikke sjaal om Pien heen. Ze klampt zich aan me vast, haar snikken worden zachter. Suze loopt achter ons aan, haar hoofd gebogen.
“Gelukkig heb je het glas niet zelf verwijderd”
De rit naar de huisartsenpost voelt eindeloos. Pien zit in haar autostoeltje, nog steeds stil huilend. Ik blijf tegen haar praten, mijn stem rustiger dan ik me voel. Bij de huisartsenpost worden we meteen geholpen. Een jonge arts onderzoekt Pien’s voetje en zegt me dat ik goed heb gehandeld door het glas niet zelf te verwijderen. Terwijl hij met pincet en verband in de weer is, kijk ik naar mijn dochter. Haar grote blauwe ogen zitten vol tranen, maar ze houdt zich dapper. Ik knijp zachtjes in haar hand en fluister: “Bijna klaar, liefje.” De arts plakt een pleister op het kleine wondje en glimlacht naar Pien. “Je bent heel stoer geweest,” zegt hij.
“Mama ben je boos op mij?”
Thuis zet ik Pien op de bank met een warme deken en haar favoriete knuffel. Suze kruipt naast haar en kijkt me met grote ogen aan. “Mama, ben je boos op mij?” vraagt ze zachtjes. “Nee, lieverd,” zeg ik meteen. Ik buk me en kijk haar recht aan. “Het was een ongeluk en mama had de piek niet in de boom moeten doen.” Ze knikt, haar ogen glinsteren. Ik trek haar tegen me aan en voel hoe ze zich ontspant in mijn armen.
Het gaat niet altijd zoals gepland
Later die avond, als de meiden in bed liggen, loop ik naar de kleine kerstboom. De stal staat scheef, Jozef ligt op zijn rug, en de piek ontbreekt. Een melancholisch gevoel overvalt me. Hoeveel ik ook probeer alles perfect te maken — voor hen, voor ons — het gaat niet altijd zoals gepland. En dat is oké. De kleine boom krijgt in ieder geval geen piek meer.
LISA