Juf Josephine: “Het mysterie van het verdwenen speelgoed”

| ,

Ik merkte plotseling dat een nieuw houten autootje was verdwenen

Ik herinner me nog dat ik dacht dat het vast ergens onder een kast of tussen de banken was beland. Dat gebeurde wel vaker. Spullen raakten op mysterieuze wijze zoek in een klaslokaal vol kleuters. Maar na het grondig doorzoeken van de hele klas – zelfs achter het krijtbord en in de laatjes waar de kinderen hun spullen bewaarden – bleef het autootje onvindbaar. Ach, ik had het misschien gewoon over het hoofd gezien. Het kwam wel weer terecht.

De week erna was het weer raak

Dit keer was het een poppetje van de boerderijset. Een kleine boer met een rode pet en een blauwe overall. Ik wist zeker dat ik hem eerder die ochtend nog had gezien, rechtop staand in het speelhuisje. Maar nu was hij nergens te bekennen. Ik voelde een lichte frustratie opborrelen. Hoe kon het dat er steeds spullen verdwenen?

Ik probeerde er niet te veel van te maken

Kinderen zijn immers kinderen; ze raken dingen kwijt. Nemen iets mee naar de gang, wc of andere klas en laten het daar liggen. Maar toen de week erop opnieuw een stukje speelgoed miste – dit keer een van de dierfiguurtjes – begon ik me toch af te vragen wat er aan de hand was. Dit was geen toeval meer. Er verdween elke week wel iets. Zo ontzettend raar.

De weken erna bleef ik extra alert

Ik lette op wie met welk speelgoed speelde en waar het uiteindelijk terechtkwam. Dat is natuurlijk geen doen met 29 kleuters, die kriskras door elkaar gaan. Ik mistte allerlei momenten. Logisch ook. Ik voelde me wèl verantwoordelijk. Het was míjn klas, míjn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat alles op zijn plek bleef. En ik had hier geen controle over. Zwaar irritant.

Ik vertelde in de lerarenlokaal mijn collega’s over de verdwijningen

Ze knikten begripvol. “Dat gebeurt wel vaker”, zei een van hen. “Kinderen nemen soms onbewust iets mee naar huis.” Maar het knaagde aan me. Waarom gebeurde het dan zo vaak? Het leek wel structureel. Op een ochtend probeerde ik wederom alle kinderen te observeren. Subtiel. Ik keek naar wie met welk speelgoed speelde, wie wat meenam naar hun tafeltje en wie de spullen weer teruglegde. Ik merkte dat de meeste kinderen zich netjes aan de regels hielden. Ze speelden, maakten plezier, en legden alles weer terug op zijn plek.

Maar er was één jongetje, Daaf, dat me toch opviel

Hij was rustig, observeerde meer dan dat hij zelf speelde. Ik zag hoe hij vaak naar het speelgoed staarde. Hij leek geïnteresseerd, maar hield zich op de achtergrond. Mijn ogen bleven steeds langer op hem rusten. Toen er een kindje wat aan mij vroeg, verslapte mijn aandacht. Toen er weer iets verdween – dit keer een agent van Playmobil – begon ik me af te vragen of Daaf er misschien iets mee te maken had. Het voelde oneerlijk om hem te verdenken, maar ik kon het niet helpen. Ik zag de manier waarop hij naar het speelgoed keek.

Op een dag besloot ik Daaf na schooltijd even apart te nemen

Niet beschuldigend, dat wilde ik niet. Ik wilde gewoon weten wat er aan de hand was, of hij misschien iets had gezien. Maar hij keek me alleen maar aan met zijn grote, bruine ogen en haalde zijn schouders op. “Nee, juf. Ik weet het niet.” En ik geloofde hem. Althans, dat wilde ik.

De weken gingen voorbij en steeds opnieuw verdween er iets uit de klas

Het waren altijd kleine dingen. Soms lastig te ontdekken, tot een kind er graag mee speelde en er naar vroeg. Nooit iets groots zoals een pop of verkleedstuk. Ik voelde me machteloos. Dus ik besloot een plan te maken. Ik wist dat ik niet alle kinderen constant in de gaten kon houden. Dus maakte ik een inventarislijst. Elke ochtend voor de kinderen binnenkwamen, liep ik alles langs en vinkte ik het af. En aan het einde van de dag deed ik hetzelfde. Het gaf me een overzicht van wat er precies miste en wanneer. En, hoopte ik, misschien kon ik op die manier ontdekken wie er steeds iets wegnam.

Op een woensdagochtend kwam Daaf iets eerder de klas in dan de andere kinderen

Ik zag hoe hij meteen naar de speelhoek liep, naar de plek met de autootjes. Hij pakte er eentje vast en hield hem even in zijn hand. Ik wilde iets zeggen, maar iets in me hield me tegen. Ik bleef in de deuropening staan en keek toe. Daaf draaide het autootje langzaam rond in zijn hand en stopte het toen in zijn broekzak. Dit was het moment waar ik op had gewacht, maar het voelde allesbehalve goed.

Ik stapte de klas binnen en Daaf schrok

Zijn hand schoot naar zijn zak en hij keek me met grote ogen aan. Ik vond het zielig. Ik had echte medelijden. Dit was een kind dat ik zo graag wilde helpen, maar ik wist niet hoe. “Wat moet ik nu doen?” dacht ik. Ik wilde niet boos worden, ik wilde hem niet afschrikken. Dus ik liep naar hem toe, ging op mijn hurken zitten en vroeg rustig waarom hij het autootje in zijn zak had gestopt.

Daaf keek me aan, en hij haalde langzaam zijn schouders op

“Ik heb thuis weinig speelgoed juf” fluisterde hij. “Soms neem ik iets mee, zodat ik ook iets heb om mee te spelen.” Ik voelde mijn hart zinken. Hij zei het zo simpel, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. En ik besefte ineens dat het voor hem waarschijnlijk ook zo voelde. Hij was niet aan het stelen uit hebzucht, maar uit een gebrek aan iets wat voor andere kinderen zo vanzelfsprekend was. Het besef sloeg in als een klap. Ik wist dat sommige kinderen het thuis niet breed hadden, maar om het zo direct en puur te horen van een kind dat nauwelijks oud genoeg was om zulke gevoelens te begrijpen, deed mij pijn.

Ik wilde iets zeggen, hem geruststellen, maar ik slikte mijn woorden in

In plaats daarvan spraken af dat hij het autootje terug zou leggen, en dat we samen zouden kijken hoe we het thuis ook leuker konden maken voor hem. Ik besloot een doos samen te stellen met oud speelgoed uit de klas en wat van mijn eigen spullen die ik niet meer gebruikte met mijn gezin. Kleine dingen die voor hem een groot verschil zouden maken.

Daaf keek me aan met een reuzeglimlach

Hij was opgelucht, maar ook blij. Ik hoopte dat het hem zou helpen, dat hij zich gezien en begrepen voelde. Ik zou hem niet in de steek laten. Het was mijn taak om er voor hem te zijn, ook buiten de klas. Deze gebeurtenis in de klas met Daaf heeft me erg geraakt. Met oudergesprekken probeer ik meer informatie te achterhalen over hoe het thuis gaat. Als ik daar namelijk iets in kan doen, wil ik dat.

JUF JOSEPHINE

Plaats een reactie