Hoe het allemaal begon…
Het is 20 februari 2020 en ik ben 25 weken en 6 dagen zwanger. Ik werk die dag door mijn bekkeninstabiliteit als (hulp)secretaresse in plaats van kinderverpleegkundige. Ook dit gaat me niet goed af en ik besluit samen met mijn teamleider om de volgende week drie halve dagen op de neonatologie te gaan werken. “Goed idee”, denk ik. Niet wetende wat me die avond te wachten stond.
Aan het einde van de middag voel ik een pijnlijke scheut in mijn buik. Ergens weet ik dat dit niet goed is. Ik blijf even op bed liggen, maar na een halfuur en vier harde buiken, besluit ik toch de verloskundige te bellen. Zij geeft aan dat het goed is om even in bad te gaan zitten, om te kijken of het met rust weg zou ebben. Eenmaal zittend in bad, ben ik om de twee minuten weeën aan het wegpuffen. Ik bel de verloskundige. Ze schrikt. ‘Kom zo snel mogelijk hierheen’. Joor is gelukkig ondertussen al thuis gekomen van het werken en helpt me met aankleden en na het (heel snel) smeren van een paar boterhammetjes rijden we naar de verloskundige toe. In mijn hoofd spookt de gedachte al dat ik het niet zo lang meer gaat duren voordat we ons kindje gaan ontmoeten. De angst grijpt me naar de keel. “Ik ben nog geen 26 weken zwanger. Gaat ons kindje dit overleven?”
Eenmaal bij de verloskundige word ik onderzocht en vertelt ze dat ze mijn vliezen voelt. Ze hoopt dat het niet waar is, dat ze het fout heeft, maar dat ze wel het ziekenhuis gaat bellen. Half huilend rijden we naar het ziekenhuis toe, terwijl de paniek toe slaat. In het ziekenhuis gaat alles in een sneltrein vaart. De gynaecoloog controleert met een eendenbek hoe het er voor staat en haalt het er direct weer uit. “Je hebt ontsluiting en ik zie je vliezen heel duidelijk. Ze puilen flink uit”. Ergens verwachtte ik dit al, maar toch slaat dit nieuws in als een bom. Door mijn werk weet ik dat dit geen goed nieuws is: ons kindje gaat komen. Ik roep direct dat ik alles wil hebben om de weeën te remmen en ons kindje zoveel mogelijk een kans te geven. Binnen tien minuten krijg ik longrijping, magnesium en weeënremmers toegediend. Met blauwe lichten word ik vervoerd naar het Sophia Kinderziekenhuis. Er komt zoveel op ons af. Er komen artsen praten over de overlevingskans van ons kindje. Ze vertellen ook dat ze inschatten dat ik die nacht zou gaan bevallen. Ze hopen het niet, maar zien het niet erg rooskleurig in. Wederom slaat de paniek toe, omdat ons kindje nog maar een paar uur longrijping heeft gehad. De artsen vertellen dat ze dit voor nu het liefste 24 uur ingewerkt willen hebben en dat ze daar hun hoop nu op vestigen. Het allerbeste zou zijn dat ons kindje nog 48 uur blijft zitten, zodat ik nog een tweede keer longrijping kan krijgen. Wat een spanning…
De weeënremmers lijken rond 00:30 niet meer te werken. Ik krijg nu elke twee minuten een wee. Mijn hoofd staat al in standje bevallen en ook de verpleegkundige vertelt (nadat ik het aan haar heb gevraagd) dat ze allemaal denken dat ons kindje die nacht wordt geboren. Stom dat ik het vroeg, want deze wetenschap helpt me niet. We wisten trouwens op dat moment nog niet of we in verwachting waren van een jongetje of een meisje. In de loop van de nacht ebben de weeën uit zichzelf ineens weg. Hoe kan dit? De weëen komen om de 8, 15, 30 en 90 minuten. Niemand is er meer zeker van dat ik ga bevallen. Ikzelf al helemaal niet meer. Wat een opluchting. Direct komt er weer een stukje hoop. Zeker omdat ieder uur telt voor de longrijping. Voor Joor wordt er een bed bijgezet in de verloskamer en we mogen gaan “slapen”. Ik schrijf het opzettelijk zo, want wie kan er nu slapen na zo’n verschrikkelijke avond en nacht? Wij in iedergeval allebei niet en zijn in de ochtend brak en ontzettend moe.
Op naar een nieuwe dag. Omdat mijn vliezen zijn gebroken en ik al 3 centimeter ontsluiting heb, mag ik alleen nog naar de wc en verder niets. “Platte bedrust”. Dat is wat. Ook word ik een aantal keer per dag aan het CTG aangesloten. Ook hier is weer weeënactiviteit te zien en na vier uur mag die strakke band (hij zat erg strak, anders konden ze de hartslag van onze baby niet zien) dan eindelijk weer even van mijn buik af. We zijn rond 21:00 ’s avonds zo intens blij. De 24 uur longrijping zit er in. Op naar nog een keer 24 uur. Ik krijg weer een nieuwe spuit en we zien de uren hoopvol verstrijken. Zo hobbelen we door. Kijkend naar de klok, de uren aftellend.
De volgende dag is de situatie onveranderd. Ik blijf elke 1.5 uur een harde buik hebben, maar het zet gelukkig niet door. In de avond (22 februari) zit de longrijping er 48 uur in. Hoe blij kun je zijn! Rond 22:00 krijg ik weer een pijnlijke harde buik. De verpleegkundige komt en legt mij weer aan het CTG. Hier is inderdaad weeënactiviteit op te zien. Op dat moment weet ik gewoon dat ons kindje geboren gaat worden. Gelukkig krijg ik wel de rust. Zeker ook omdat de longrijping nu wel ingewerkt moet zijn. Ik bel Joor, die net 10 minuten sliep, en vraag of hij weer naar boven kan komen. Wat een geluk dat hij in het ziekenhuis mocht blijven slapen! Rond 00:00 heb ik 5 centimeter ontsluiting en moeten we naar de verloskamer. Hier krijg ik nog één weeënremmer en als dat zijn werk niet doet, dan zal ons kindje geboren gaan worden. Wat een bizar idee. Op dit moment ben ik 26 weken en 2 dagen zwanger. Eenmaal in de verloskamer aangekomen lijkt het of de weeën weer wat afzwakken. Jammer genoeg duurt dit maar een halfuur en komen ze daarna in alle hevigheid weer terug. Door de magnesium die ik krijg (voor de hersenen van de baby) voel ik me helemaal niet goed. Ik krijg een hele hoge hartslag en moet vreselijk spugen. De gynaecoloog kan het hartje van de baby niet meer horen, omdat mijn hartslag ook zo hoog is. Dit is de reden waarom ze een echo wil maken. Joor en ik kijken elkaar aan en vragen de gynaecoloog of we het geslacht mogen weten. Ze zegt lachend dat ze dat zonde vindt, omdat we het al 26 weken volhouden. We willen het zelf wel erg graag weten, omdat het überhaupt een verrassing is hoe ons kindje het zal gaan doen, als het op de wereld komt. We mogen meekijken op het apparaat en zelf vertellen wat we zien. We krijgen een meisje! Het eerste wat ik zeg is: “En vechten gaan we”! Wetende dat meisjes sterker zijn dan jongens. We hadden absoluut geen voorkeur, maar hier waren we dus heel blij mee!
Uiteindelijk krijg ik rond half 3 een weeënstorm. De gynaecoloog toucheert en voelt dat ik volledige ontsluiting heb. De kinderarts komt binnen en vraagt hoe het gaat. Ik vraag direct aan hem of wij ingeloot zijn voor de “concord studie”. Dit vereist wat uitleg.
Op de eerste dag van de opname werd aan ons gevraagd of wij mee wilden doen aan deze studie. Ons kindje zal dan “opgevangen” worden boven mijn buik en als het kan laten ze ook de navelstreng uitkloppen. Hier wilden we aan mee doen. De computer zou ons in- of uitloten. We hadden dus 50% kans.
Omdat we dit heel graag willen, vraag ik aan de kinderarts of we ingeloot zijn. De kinderarts lijkt een beetje overrompeld door deze vraag en geeft aan dat deze bevalling nogal abrupt is en niet weet of dat gaat lukken. Ik kijk de gynaecoloog smekend aan en zij vertelt aan de kinderarts dat, wanneer ik het zie zitten, zij het goed vindt omdat de vliezen nog “staan”. De kinderarts gaat bekijken of we ingeloot zijn: ja, het is gelukt. We zijn zo blij!
Het duurt een halfuur voordat de tafel helemaal opgebouwd is. Met een weeënstorm is dat absoluut geen pretje, maar de drang om ons kindje op deze tafel opgevangen te laten worden is zó groot! Hierdoor houd ik dit wel vol. De vliezen worden gebroken. Mijn emoties gaan alle kanten op. Aan de ene kant ben ik nieuwsgierig en blij dat ze komt, maar aan de andere kant ben ik ook wel bang. “Gaat ons meisje ademen als ze geboren wordt? Gaat zit dit overleven?” Na een niet al te lange tijd wordt ons mooie dochtertje Maud huilend geboren. Wat een opluchting. Ze wordt in een zak opgevangen (zodat ze haar warmte niet kwijtraakt) en op de tafel boven mijn buik gelegd. We mogen haar 8 minuten aanraken, terwijl de artsen haar stabiel houden. Joor mag zelfs na die 8 minuten de navelstreng doorknippen en gaat daarna met de artsen mee naar een andere ruimte. Daar lig ik dan, alleen en met een lege buik. Wat een verschrikkelijk gevoel is dat. Je voelt je absoluut niet compleet. De placenta moet nog “geboren” worden. Ik moet douchen en daarna ook nog kolven. De eerste keer kolf ik wel 20 milliliter. Ik ben erg trots! Ze hadden namelijk gezegd dat ik hier totaal niets van moest verwachten. Na dit alles mag en kan ik eindelijk naar ons mooie, kleine wonder toe.
In het volgende deel zal ik vertellen hoe het met Maud (en ons) op de NICU is gegaan!
MARIJE