‘In dit soort gevallen schrijft het protocol voor dat we direct starten met inleiden’. En met die woorden zet de gynaecoloog in één zin een streep door onze ‘droombevalling’. M’n gedachten gaan terug naar 36 uur eerder toen m’n vliezen braken op de uitgerekende datum en de bevalling zo veelbelovend begon.
Ik voel nattigheid
Midden in de nacht sta ik op om naar het toilet te gaan, wanneer ik straaltjes water langs m’n benen voel lopen. Ik snel naar de badkamer en concludeer tot m’n grote opluchting dat het vruchtwater moet zijn en dat ik niet opeens incontinent ben geworden. Vol verwachting kruip ik weer in bed naast Ruud en vertel hem dat ik vermoed dat m’n vliezen gebroken zijn. Snel erna voel ik de eerste wee en een paar minuten erna de volgende. Qua pijn is het prima uit te houden en ik kan met m’n ademhaling de weeën makkelijk opvangen. Wetende dat het nog wel even kan duren proberen we nog wat te slapen, maar om 06:00 uur komen de weeën nog steeds om de paar minuten en besluiten we op te staan. ‘Vandaag gaan we ons dochtertje ontmoeten’, zeggen we tegen elkaar. Ruud belt de verloskundige en wanneer zij komt, zetten ze samen in alle vroegte het bevalbad op in de woonkamer vóór de open haard. Ik steek ondertussen wat kaarsen aan terwijl de geur van essentiële oliën en de klanken van mantras het huis vullen. Het huis waar ik zelf geboren ben en waar ook onze dochter haar leven zou beginnen. Symbolischer kan het bijna niet.
Zin in de bevalling?
Tot grote verbazing van velen zien we totaal niet op tegen de bevalling, sterker nog, we hebben er zin in! Eindelijk kunnen we de kennis en kunde die we hebben opgedaan tijdens onze hypnobirthing cursussen in de praktijk brengen. Al die maanden affirmaties luisteren, mediteren en ademhalingsoefeningen doen, hebben ons klaargestoomd om haar in alle rust en zonder interventies te verwelkomen in ons midden. Met vertrouwen in elkaar en onze verloskundige hebben we zonder enige angst en onzekerheid negen maanden naar dit moment toegeleefd. Hopend op het beste, maar voorbereid op het onverwachte, zo valt onze houding het beste te omschrijven. De vluchttas staat al weken klaar en in een bevalplan staan onze wensen omschreven mochten we onverhoopt toch naar het ziekenhuis moeten. Toch gaan we er van uit dat we beiden niet nodig zullen hebben. Misschien naïef, maar de wens is de vader van de gedachte… Dat we tegen al ónze plannen in toch in het ziekenhuis eindigden ontstond uit volledige overgave aan het plan van onze dochter.
De weeën zwakken af
De weeën die na het breken van mijn vliezen zo voorspoedig om de paar minuten komen, zwakken in de loop van de ochtend weer af. Soms nemen ze weer een uurtje toe om vervolgens als een plumpudding in elkaar te zakken. In de hoop de weeën op te wekken trekken we de hele trukendoos open, van wandelen en traplopen tot acupressuur, tepelstimulatie en zelfs masturbatie. Het mag allemaal niet baten. Samen met de verloskundige besluiten we om te proberen wat te slapen in de hoop dat in de nacht de weeën terugkomen. De meeste kindjes worden immers in de nacht geboren. Na een tweede nacht met milde weeën en weinig slaap, besluiten we samen met de verloskundige om toe te geven aan het medisch protocol. We gaan ter controle naar het ziekenhuis, omdat mijn vliezen inmiddels meer dan 24 uur gebroken zijn.
Troebel vruchtwater
Met gepaste tegenzin vertrekken we naar het ziekenhuis. Nog steeds in de overtuiging dat we na deze routine check weer terug onze cocon in kunnen. Maar zodra ik over de ziekenhuis drempel stap, verlies ik weer een golf vruchtwater en op het toilet zie ik dat het iets troebeler is dan de keren ervoor. Er gaan niet direct alarmbellen rinkelen, het vruchtwater is immers niet bruin of groen. In de kamer aangekomen word ik aan een CTG gekoppeld en blijkt inderdaad dat ik milde en onregelmatige weeën heb, maar dat de baby haar hartslag regelmatig is. De verpleegster vraagt me wat vruchtwater op te vangen, maar juist op dat moment verlies ik niks. Een paar air squats bieden uitkomst en hierna begin ik al snel te vloeien. Vol verwachting kijken vier paar ogen naar het wat gelige plasje. ‘Tja, het is niet heel duidelijk, maar ik vrees dat ik toch ik meconium zie’, zegt de verpleegster. Ze vertrekt om met de arts te overleggen en wanneer ze samen terugkomen delen ze het slechte nieuws. Ik begin te huilen, deels omdat ik definitief afscheid moet nemen van onze ‘droombevalling’, maar ook omdat ik me nu zorgen maak om ons kindje die het blijkbaar niet meer zo naar haar zin heeft in mijn buik. De arts vraagt of we nog langs huis willen om wat laatste dingen op te halen. Ik kijk naar Ruud en zeg: ‘Het is ok, ga jij maar even snel heen en weer. Ik wil liever meteen beginnen’.
Weeënopwekkers
We volgen de verpleegster naar de bevalkamer; een gewone ziekenhuiskamer met in het midden van de kamer een bed en in de hoek een slaapbank. ‘Het licht kan je in verschillende kleuren instellen’, zegt de verpleegster. We kiezen voor rood gedempt licht en doen verder alle lichten uit. Terwijl Ruud naar huis rijdt, probeer ik me te berusten in het feit dat dit de plek gaat zijn waar ik ga bevallen. Deze steriele ruimte vol medische apparatuur, slechte verlichting en de geur en geluiden van ziekenhuis om me heen. Veel tijd om te wennen heb ik niet. De verpleging komt binnen om mijn infuus voor de weeënopwekkers te prikken en me aan de CTG te koppelen. Het prikken gaat tot driemaal toe mis en het hoofd verpleging wordt erbij gehaald die uiteindelijk in mijn rechterhand een ader weet te vinden. ‘Als je wilt plassen dan kan je je infuus meenemen’, zegt de verpleegster. Eigenlijk moest ik al vanaf die middag naar de WC voor een grote boodschap, maar dat zie ik niet meer gebeuren. Ik berust me maar in het feit dat alle vrouwen tijdens hun bevalling schijnen te poepen, dus dat het er goedschiks of kwaadschiks toch wel uit komt.
Waar is mijn cocon?
Gelukkig komt Ruud snel terug met een gezonde maaltijd en alles wat hij kon vinden om een huiselijke sfeer na te bootsen, zoals een boxje, de oliediffuser, het zoutlampje en de ingelijste regenboogprint die op de babykamer hangt. Ik moet bijna huilen van ontroering. Maar veel tijd om te genieten heb ik niet. De verloskundige van het ziekenhuis wil nog even snel een intern onderzoek doen voor de weeën echt beginnen. Helaas blijkt de afgelopen anderhalve dag geen zoden aan de dijk te hebben gezet. ‘Je ontsluiting is 1 centimeter en je baarmoedermond is nog niet verweekt’. Shit… Dat betekent dat ik nog een lange weg te gaan heb. Dankzij de oxytocine komen m’n weeën snel op gang, helaas een stuk heftiger dan de dagen ervoor. Jezus, wat doet dat veel pijn! Ik zie mezelf als iemand met een hoge pijngrens, maar zo’n pijn heb ik nog nooit gehad. Wanhopig probeer ik te ontspannen en een andere houding aan te nemen waarin ik beter de pijn op kon vangen dan in bed, liggend op m’n rug. Maar elke keer als ik naar een comfortabelere positie probeer te bewegen verschuiven de banden met de monitors en gaat er een alarm af. Bijna elke 15 minuten staat er wel iemand aan m’n bed wat het onmogelijk maakt om ‘in m’n cocon’ te komen. Ik probeer me over te geven aan de golven van pijn, maar het is bijna onmenselijk wat ik voel. Hoezo dacht ik dit wel even “weg te ademen”?!
Kom maar met die ruggenprik!
Vijf onrustige uren gaan zo voorbij. Rond 1 uur ‘s nachts wordt m’n ontsluiting opnieuw gemeten. Ik neem me voor dat als ik boven de 4 centimeter zit dat ik het ondanks de helse pijn ga proberen op eigen kracht, eventueel aangevuld met de Remifentanil pomp. ‘Het goede nieuws is dat je baarmoedermond inmiddels verweekt en verstreken is, maar helaas heb je nog steeds 1 centimeter ontsluiting’. Op dat moment zakt de moed me in de schoenen. Volgens de statistieken zou ik nog zo’n 9 uur (een cm per uur) door deze hel moeten gaan. Dat zie ik echt niet zitten. Ik ben na twee nachten nauwelijks slapen helemaal kapot en ben bang dat ik al m’n kracht kwijt ben voor ik mag persen. Ik vraag de arts wat haar advies is en ben bijna opgelucht als ze zegt: ‘In dit geval adviseer ik je een ruggenprik te zetten, dan kan je wat ontspannen, kan de dosis weeënopwekkers verhoogd en hopelijk komt je ontsluiting dan op gang’. Ik probeer de horrorverhalen over verkeerd gezette ruggenprikken en zenuwschade naar de achtergrond te verdringen en knik: ‘Laat de anesthesist maar komen. Nog een nacht doorhalen met deze pijn ga ik echt niet trekken’. Gelukkig is de anesthesist direct beschikbaar en binnen no-time zit de ruggenprik er in. Binnen een paar minuten is de pijn grotendeels weg, m’n gevoel voor humor terug en heb ik weer het hoogste woord. Inmiddels ben ik wel vier slangen, een schedelelektrode voor de baby, een katheter, een bloeddrukmeter en natuurlijk de ruggenprik rijker. Ik laat het me allemaal maar aanleunen. Door de ruggenprik ben ik min of meer verlamd vanaf m’n middel, dus het is niet alsof ik ergens heen kan. Wat een godsgeschenk is dit. Ruud kan wat slapen. Ik kan eindelijk ontspannen en binnen vijf uur heb ik volledige ontsluiting.
Ik moet poepen!
Al snel na het toucheren voel ik aandrang om te poepen. Ik weet wat dat betekent: de persfase is begonnen! We besluiten de ruggenprik eruit te halen, zodat ik de weeën in de laatste fase van de geboorte volledig kan voelen. Ik hoop haar naar beneden te kunnen ademen zoals ik tijdens de hypnobirthing cursussen geleerd heb, maar helaas heeft dat geen enkel effect. Ook de zwaartekracht gebruiken lukt niet, want door de ruggenprik heb ik alle kracht in m’n benen verloren. Daar lig ik dan op bed met m’n benen in de beugels, volledig van de kaart door de pijn, nauwelijks meer in staat om nog te reageren. Wanneer ik ook nog eens een koortsaanval krijg en de baby haar hartslag omhoog schiet, weet ik dat ik niet lang meer de tijd heb voor ze haar gaan halen. De gynaecoloog is al gebeld en hij staat klaar om in te grijpen met een vacuümpomp. Op dat moment staan er dus vijf mensen (Ruud, mijn verloskundige, de verloskundige van het ziekenhuis, een verpleegster en een gynaecoloog) me aan te moedigen van alle kanten van het bed. Hoewel het precies was wat ik vooraf niet wilde, was het wat op dat moment nodig was.
Paniek
Na een uur op vol vermogen te hebben geperst wordt een knip gezet en kort daarna voel ik haar lijfje uit mij floepen. Niet thuis in stilte en ontspanning, maar in een volle ziekenhuiskamer met bruut geweld en geschreeuw komt Louanne op 15 januari om 10 uur ‘s ochtends ter wereld na een bevalling van 56 uur (vanaf de eerste wee gemeten). Ruud mag haar aanpakken en hij legt haar op mijn borst. Meteen zien we dat het niet goed is. Ze is paars aangelopen, heeft koude handjes en blaast bellen uit haar mond en neus. Ondertussen is de kinderarts opgepiept en nadat Ruud de navelstreng heeft doorgeknipt neemt de kinderarts haar mee naar een andere ruimte voor onderzoeken. Niet bepaald het “golden hour” waar ik me zo op had verheugd. Er wordt aan mij gevraagd of ik wil dat Ruud bij mij blijft of met haar mee moet. Dit is natuurlijk een no brainer. “Ga!”, roep ik. Uit het onderzoek blijkt dat ze een infectie heeft en ze wordt in een couveuse gelegd om aan te sterken. Er wordt direct gestart met twee soorten antibiotica, omdat niet helder is welke bacterie de boosdoener is. Ondertussen word ik gehecht en krijg ik iets te eten en drinken. Ik wil zo snel mogelijk naar haar toe, maar hiervoor moet ik zelfstandig kunnen lopen. Overmoedig sleep ik me onder begeleiding naar de wc. Opeens wordt het zwart voor m’n ogen en ik kan me nog net op tijd vastgrijpen aan de beugels naast het toilet. Snel terug naar bed en een washandjesdouche dan maar. Ondertussen komen er nog twee bevallingen binnen en bij een klein streekziekenhuis als deze betekent dat, “alle hens aan dek”. Pas als Ruud bij de balie dreigt dat hij me zelf wel die kant op rolt met bed en al, komt iemand helpen die me naar de coeveuse-afdeling rijdt. Inmiddels zijn er vier uur verstreken waarin ik onze dochter niet heb gezien, de langste uren van m’n leven. M’n hele zwangerschap was ik heel stabiel. Maar nu ik haar daar zie liggen, helemaal alleen met die slangetjes in haar neus en infuus in haar mini-armpje, breek ik. Ik kan niet meer stoppen met huilen. Ze hebben een doek over de couveuse heen gelegd zodat ze rustig kan slapen, maar alles wat ik zie is een zielig klein papegaaitje in een kooitje. Door de randen van het bed kan ik niet dichtbij genoeg komen om haar handje vast te houden. Pas nadat we alle apparatuur hebben verschoven lukt het. En wanneer ze haar handje krachtig om m’n vinger knijpt ben ik eindelijk gerustgesteld. We zijn weer samen.
Een familiekamer in het ziekenhuis
Gelukkig herstelt Louanne zich snel en mag ze na een dag al bij ons op de kamer. Omdat haar infectiewaarden aan de hoge kant zijn, moet ze een week aan de antibiotica. Gelukkig mogen we samen op een familiekamer en worden we dus niet meer gescheiden. Ondanks dat dit niet is hoe we ons de kraamweek hadden voorgesteld maken we er samen het beste van. We besluiten net te doen alsof we op onze eerste gezinsvakantie zijn naar een all-inclusive resort (een vrij matig resort met slecht eten en belabberde cocktails die naar ranja smaken, maar toch, wat zijn we uit hè). Ruud gaat elke dag “op excursie” naar het winkelcentrum om lekker eten te halen terwijl ik, zo goed en kwaad als dat gaat, wat door buurt waggel. We laven ons aan de fantastische zorg en prijzen onszelf gelukkig dat we de kneepjes van het baby-verzorg-vak mogen leren van zo’n 40 professionals in plaats van één kraamverzorgster. Iedereen in het ziekenhuis is enorm betrokken en drukt ons op het hart om vooral onze rust te pakken en op de knop te drukken als er iets is. Het leven op 12 m2 is heel overzichtelijk en knus. Dus wanneer we een dag vroeger dan verwacht worden ontslagen gaan we bíjna met tegenzin naar huis.
Lesje in overgave
Voor iemand als ik, die graag plannen maakt en regie houdt, was zo’n bevalling één grote les in overgave. Onze droombevalling en alles wat in ons bevalplan omschreven stond was van de baan zodra we het ziekenhuis betraden. We konden niets anders dan ons over geven. Maar door ons eigen gevoel te volgen én het geweldige advies van onze verloskundige en medisch personeel van het ziekenhuis zijn we er in geslaagd gedurende het hele traject positief te blijven. In elke beslissing hebben we haar fysieke- en mijn fysieke én mentale gezondheid centraal gezet. We hebben te alle tijden ons best gedaan om trauma voor ons beiden te voorkomen. Inmiddels zijn we een half jaar verder en kan ik de immense pijn en m’n verloren gevoel van die eerste uren na de bevalling nauwelijks meer voor de geest halen. Wat ik van deze bevalling heb geleerd? Helaas dat het iets is dat je niet kunt plannen of voorbereiden, maar waar je je volledig aan moet overgeven. Net als het ouderschap in z’n algemeenheid, denk ik. Louanne leert ons nu al geweldige lessen en ik kijk uit naar een leven lang leren met haar.
ANNELI