Zondag 25 februari 2018
Ik nam afscheid van mijn twee zoontjes van 3 en 1 jaar. Twee maanden moest ik ze missen. Tijdens het afscheid hield ik me sterk. Toen eenmaal de deur dichtgetrokken werd, brak ik. Waar was ik aan begonnen!? Twee maanden zonder mijn lieve mannetjes. Ik kon echt niet zonder ze! Beide jongetjes zaten ook nog eens onder de waterpokken. Wat voelde ik me een slechte moeder om ze zo achter te laten. Ik hoopte dat het niet voor niets zou zijn en dat ze het me later konden vergeven. Mijn moeder nam ze die avond mee zodat ik in alle rust mijn laatste spullen kon pakken en afscheid kon nemen van mijn vriend. Het leek mij beter om ze niet mee te nemen naar het vliegveld. Het was al ellendig genoeg. De weken ervoor probeerde ik ze spelenderwijs voor te bereiden op mijn vertrek. In hoeverre dat mogelijk is, zo jong als ze waren. Toch bleef er meer hangen dan ik had gedacht. Vooral de oudste besefte wel dat mama ziek was. Hij zei regelmatig: “Mama, eten”. Of hij zat op zijn loopauto en vertelde mij dat hij naar Zuid-Afrika ging. Het brak mijn hart wel. Maar het drong niet genoeg tot me door. De anorexia had mij afgevlakt. Wel wist ik dat er iets moest veranderen, maar dat was vooral ratio. Voelen lukte me vaak niet. Ik kon ook pas later realiseren hoeveel pijn mijn eetstoornis veroorzaakte in mijn omgeving. De maanden ervoor waren heftig. Ik was er wel voor de boys, maar ook weer niet. Werken lukte me niet meer. Zo weinig energie had ik. Als we ergens naar toe gingen, was eten altijd een issue. Soms zat ik in een pannenkoekenhuis aan mijn eigen boterhammetjes. Iedere dag was strak gepland met eetmomenten, waar absoluut niet van afgeweken mocht worden. Dan werd ik boos. De anorexia was zo fel aanwezig. Zij beheerste mijn leven. Slapen vond ik fijn. Dan kon ik uitrusten en ook niets verkeerds doen. Voor mijn opname in Zuid-Afrika volgde ik deeltijdtherapie in Rotterdam. Tijdens deze therapie werd ik wekelijks gewogen. Binnenin maakte Mevrouw Anorexia vreugdesprongetjes als ik weer was afgevallen. En ondertussen deed ik alsof ik het heel erg vond. Ik voelde me soms net een superheld. Anorexia maakte mij sterk. Dacht ik. Later bleek het één grote luchtbel. Ik zat in een enorme bubbel, terwijl de wereld om me heen zweefde. Een soort van time-out van het leven. Zo kijk ik erop terug.
Maandag 26 februari
Het was zover. Ik vloog naar Kaapstad. Nu was er geen weg meer terug. Tijdens de vlucht heb ik niets gegeten. Het voelde als het laatste beetje invloed wat ik kon uitoefenen op mijn eetstoornis. Op het vliegveld werd ik opgehaald en naar de kliniek gebracht. Eenmaal in de kliniek leek het alsof ik in een gevangenis terecht kwam. Telefoon, camera en portemonnee moesten worden ingeleverd. Kauwgom en tussendoortjes werden weggegooid. Ook de tijdschriften die ik had gekregen, moest ik inleveren. Dit had te maken met mogelijke invloedrijke artikelen of provocerende foto’s die herstel konden beïnvloeden. Daarna werd ik gewogen en kreeg ik een korte gezondheidscheck. M’n koffers moest ik achterlaten. Die werden later nog uitgebreid doorzocht. Met een paar spulletjes in m’n handen en mijn kleding voor de dag erna, werd ik naar boven gebracht. Het was donker en stil. Iedereen sliep al. Ik was zo verschrikkelijk bang. Ik voelde me echt verloren. Die eerste nacht heb ik nauwelijks geslapen. In m’n kamer lag al een meisje te slapen. Het voelde zo uit m’n comfortzone. Ik verliet ons mooie huis in Nederland om hier een kamertje te moeten delen. Het voelde alsof ik in een studentenhuis terecht kwam op mijn 32e.
De eerste weken in de kliniek waren vreselijk. Ik voelde me totaal niet op m’n plek en miste het thuisfront. En m’n dagelijkse kopjes koffie. Ook moest ik wennen aan het strenge regime. Het duurde wel even voor ik alle regels door had. Je moest gewoon doen wat er van je gevraagd werd en eten wat er op tafel stond. “Lust ik niet”, was geen optie en er mocht geen kruimel meer op je bord liggen. De koks probeerden er wel altijd een feestje van te maken. Langzaam lukte het me om ervan te genieten. Tussen de maaltijden mochten we niet naar onze kamer. Pas om 21.30 ‘s avonds mochten we naar boven. Het was heel heftig om zo’n lange tijd in een groep te leven. Ik miste een beetje ruimte voor mezelf. Later begreep ik hoe goed overal over nagedacht was. Er was geen ruimte meer voor een eetstoornis. Je werd geleefd, je was geliefd en je werd gevoed. Een aantal keer per week schoven we aan bij meetings in Kaapstad. Niet alleen meetings voor eetstoornissen, maar ook voor andere verslavingen zoals alcohol en drugs. Hier bleek voor mij dat een eetstoornis zoveel overeenkomsten heeft met andere verslavingen. Het was slechts één van de vele manieren om met een ongrijpbare situatie om te gaan. In mijn geval bleek er zoveel meer onder te schuilen. En was mijn eetstoornis een gevolg van een burn-out, postnatale depressie en onverwerkte dingen uit het verleden. Door zo ver van mijn thuisfront weg te gaan, kreeg ik ruimte om hierover na te denken. Praten, schrijven, lezen: het heeft mij allemaal geholpen om beter te worden. Thuis stond ik er te dicht bij. In Zuid-Afrika mocht ik weer even kind zijn. Een meisje met pijn en verdriet dat graag getroost wilde worden en even niet zo sterk hoefde te zijn. Dat weer even kwetsbaar mocht zijn. Maar ook een meisje dat graag straalde. Waar in Nederland iedere week mijn gewicht werd besproken, was er in deze kliniek niet de mogelijkheid om je gewicht te zien. Regelmatig werden we ‘s nachts uit ons bed gehaald om te wegen. Ons gewicht werd door een diëtist in de gaten gehouden. Dat voelde zo fijn. Die controle los te mogen laten. Natuurlijk ook moeilijk. Er was ook angst dat ik absurd veel zou aankomen. Bij ontslag kreeg ik mijn eindgewicht te horen. Een stemmetje in mijn hoofd zei dat ik gefaald had, maar een nog grotere stem was verschrikkelijk trots. Ik was niet aangekomen, ik was bijgekomen. Een goede stap richting gezond gewicht.
Donderdag 26 april
Het was zover. Ik mocht de kliniek verlaten. Eindelijk weer naar m’n gezin toe. Op het vliegveld van Kaapstad kon ik eindelijk mijn pinpas weer gebruiken en daar maakte ik gretig gebruik van. Het was wennen om weer even alleen te zijn. Maar ik kon niet wachten om m’n boys weer in m’n armen te sluiten. In het vliegtuig terug at ik nu wel alles wat me werd voorgeschoteld, ook al was het midden in de nacht. Het moment op Schiphol vergeet ik nooit meer. Ik vloog op m’n jongens af en wilde ze niet meer loslaten. Mama was weer thuis.
De maanden in Kaapstad waren ontzettend zwaar. Ik zou het zeker niet nog eens doen. Maar ze hebben ervoor gezorgd dat ik weer wilde leven. Kaapstad bracht me rust. Rust om te geloven in mezelf en weer lief te hebben. Het is alweer bijna twee jaar geleden, maar nog steeds ben ik iedere dag dankbaar voor deze keuze. Ik koos voor het leven!
Anorexia is een complexe ziekte, nauwelijks uit te leggen aan anderen. Het is een sluimerziekte. Langzaam sluimert deze naar binnen. Niemand die het ziet. Het maakt je een ander mens en neemt de grip over van het leven. Het laat je liegen, bedriegen, bewegen, verhongeren, overgeven, afstompen en vernederen. Het neemt de regie over. En hoewel het nu hartstikke goed gaat met mij, blijf ik alert. Ik geloof niet in 100 procent genezing. Net als met een alcohol-of drugsverslaving zal ik altijd moeten blijven vechten voor herstel. Iedere dag weer. Teveel stress of verantwoordelijkheid kunnen funest zijn. Net als tegenslagen. Toch horen deze bij het leven. Alleen kies ik er nu voor om deze aan te gaan. Ik ben uit m’n luchtbel gestapt en leef weer.
CHANTAL