6 november 2019, 36+4 zwanger
Het was 3 uur ’s nachts. Ik ging om 22.00 uur naar bed, maar ik lag wakker met helse bekkenpijn. Ik kon niet in bed blijven en niet op een stoel zitten. Over het kookeiland leunen, voelde ook niet fijn. Ik liep al uren rond en had al alles geprobeerd, maar het zeurende gevoel ging niet weg. Ik zette de tv aan en ging languit op de bank liggen. Ik begon na te denken of onze zoon in die vijf uur een keer had gevoeld. “Nee”, was mijn conclusie. Ik nam wat cola en at een boterham met chocopasta. Sommige mensen beweren dat de baby daar actief van wordt. Al had onze baby dat normaal gezien niet nodig, hij was altijd een actieve baby. Nu niet. Ik voelde niets. Geen hikje, geen stampje, geen geduw of getrek. Helemaal niks.
Een kwartiertje na inname van de suikers, voelde ik nog niks. Mijn vriend was ondertussen opgestaan om te werken en ik uitte mijn bezorgdheid. “Hij zal zo meteen vast wel bewegen.”, stelde mijn vriend mij gerust. Toen hij naar zijn werk vertrok, ging ik op m’n rechterzij liggen op de bank. Ik duwde m’n vingertoppen in m’n buik. Ik wilde ze er bijna helemaal doorheen duwen, maar ook toen bleef elke reactie uit. Ik probeerde m’n linkerzij en duwde mijn vingers van m’n rechterhand hard in m’n buik. Niks. Ik was al die uren alleen maar gefocust op die helse pijnen aan m’n bekken. Vijf hele uren ook geen schopje! Dat was niet zijn gewoonte. Paniek. Ik was in paniek. Ik voelde dat het niet goed zat. Het voelde anders. Mijn moedergevoel sprak. Ik haastte me naar boven om te douchen terwijl ik m’n zus en vriendin smste. “De baby is dood. Hij beweegt niet. Ook niet na een boterham met chocopasta en het drinken van cola.” Ze zaten toevallig samen en waren mijn babyshower aan het organiseren. “Niet panikeren. Op het einde beweegt je baby’tje minder door plaatsgebrek.”, reageerden ze terug. Gevolgd door: “Ik bel je zo meteen”.
“Komaan babytje, één schopje is voldoende om mama gerust te stellen”, smeekte ik onder de douche. Ik drukte m’n vingers weer in m’n buik. Niks. Weer niks. Toen ik aangekleed was, verwittigde ik m’n vriend dat ik zou vertrekken naar het ziekenhuis. Hij zou rechtstreeks van het werk ook naar het ziekenhuis komen. Onderweg was ik op mijn buik gefocust. Ik bleef maar denken: “Heb ik een schopje over het hoofd gezien?” Terwijl ik met m’n vriendin handsfree aan het bellen was in de auto, voelde ik m’n buik helemaal veranderen. Mijn buik werd zacht en ik kon er putjes in duwen. Het was of de baby er niet meer was. Ik voelde me plotseling niet meer zwanger. Met tranen in mijn ogen, hevige bekkenpijn en een ‘dood’ gevoel in mijn buik, drukte ik het gaspedaal helemaal in en snelde ik naar het ziekenhuis. Ik liet m’n vriend weten niet op hem te wachten, indien hij er nog niet zou zijn.
In de wachtzaal bleef ik op m’n buik gefocust. “Kom op baby”, fluisterde ik, “Eén schopje.” Mijn vriend kwam in het ziekenhuis aan. De deur van de gynaecoloog ging open en ik ging huilend naar binnen. “Hoe is het?”, vroeg de gynaecoloog. Ik zei meteen dat ik onze baby niet meer had gevoeld sinds gisterenavond 22.00 uur en ik heel erge bekkenpijn had. Ik mocht meteen plaatsnemen. “Hier heb je het hartje. Het klopt mooi, regelmatig en heeft een goed tempo.” Hij duwde enkele keren hard tegen m’n buik met het echotoestel. Zijn armpje lag omhoog en er kwam geen beweging in. Hij bekeek alles uitvoerig. Ik was zo gerust dat het hartje klopte. “Ja, het hartje klopt mooi”, sloot de gynaecoloog af, “mocht je vandaag nog steeds geen bewegingen voelen, dan kom je meteen terug! Nu stuur ik je nog even door naar verloskunde, waar ze de baby nog een halfuurtje aan de monitor gaan volgen.” Ik bedankte de gynaecoloog en we wandelden richting verloskwartier. “Als je wilt, mag je weer gaan werken hoor”, zei ik tegen m’n vriend. “Het is maar de monitor”, zei ik nog. Hij wachtte nog tot ik binnen was en vertrok weer naar z’n werk.
De vroedman las het voorschriftje van de gynaecoloog voor: ‘Verminderde kindbeweging’. Ik kreeg het meteen weer koud. Ik heb hem nog stééds niet gevoeld. Hij schakelde de monitor aan en legde alles uit. Alle knopjes en symbooltjes werden uitvoerig benoemd. Ik voelde me best gerust. “Hier zie je de curve van het hartje. Heb je al eerder aan de monitor gelegen?”, vroeg hij. “Nee. Het is de eerste keer”, antwoordde ik. “We hebben niets om het mee te vergelijken natuurlijk, maar ik vind dat de curve er niet helemaal normaal uit ziet. De curve is niet variabel genoeg. Sinds wanneer heb je die huiduitslag op je buik?” Oh ja, die huiduitslag was ik in m’n paniek helemaal vergeten! “Sinds gisterenochtend, maar toen waren het maar drie puntjes”. Ik had net ons winterdonsdeken op ons bed gelegd en dacht dat ik had gezweet. Ik zou het aan de gynaecoloog tonen, maar was het in m’n paniek vergeten. “Nu zijn het toch echt wel meer dan drie puntjes.” Hij controleerde m’n rug, armen en benen en in de tijd had ik overal rode puntjes gekregen. Deze had ik vanmorgen absoluut nog niet. “Ik bel de dokter even op”, zei de gynaecoloog. Hij belde de arts op terwijl hij naast me stond en bleef het scherm van de monitor bekijken. Hij had opgehangen en nam een zwart knopje naast de stoel. “Telkens als je een schopje of beweging van je kindje voelt, druk je hier op. Dat registreert alles en dan kunnen wij het beter opvolgen. We gaan je hier een uurtje laten liggen, zodat we zeker zijn dat alles in orde is.” Hij keek me aan. “Ik zal hem niet voelen hoor! Ik heb hem nog steeds niet gevoeld en zal hem niet voelen! Ik weet het zeker!”, sprak ik. Hij zei dat ze alles goed bekeken en verliet even de kamer. Ik smste een paar vriendinnen dat ik aan de monitor lag en dat het er niet helemaal goed uit zag. Nog voor ik mijn sms kon versturen, kwam hij alweer binnen, samen met een andere verpleegkundige. “Ik ga even de omtrek en lengte van je onderbenen meten”, zei ze. Terwijl iemand anders mijn arm nam om een infuus te plaatsen. “Waar is je vriend aan het werk?”, werd er gevraagd. “Een halfuurtje hier vandaan. Moet hij komen?”, vroeg ik. “Ja, hij mag zich haasten.” Nog steeds wist ik niet wat er aan de hand was. Ik belde m’n vriend op en beval hem meteen terug te komen. “Wat gaat er nu gebeuren?”, vroeg ik nog. “De arts komt dit straks duidelijk uitleggen, maar we gaan over tot een spoedkeizersnede.” Daar had je het.
Mijn vriend snelde direct naar het ziekenhuis. Ik lag nog in het monitor lokaal en na het plaatsen van het infuus hebben ze mij naar een verloskamer gebracht, om daar nog wat papieren in orde te maken omtrent anesthesie, opname en borstvoeding of flesvoeding. De assistente gynaecologie kwam binnen, gevolgd door de gynaecoloog. “Dat is schrikken hé. We moeten je zoontje halen, omdat we vermoeden dat hij bloedarmoede heeft. We weten niet hoe dit komt, maar we weten wel dat we hem nu moeten halen en dat hij na de geboorte meteen zal worden overgebracht naar een ander ziekenhuis, waar ze baby’s onder narcose kunnen houden. Hier zijn we niet gespecialiseerd. Het ziekenhuis is al op de hoogte en zodra wij aan de keizersnede beginnen, zullen zij vertrekken om hem op te halen.” Hij stelde mij gerust, maar ik besefte nog steeds niet wat er allemaal gebeurde. Ik liet het maar op me af komen. Ik voelde nog geen stress, geen paniek en geen zorgen. Ik was zo vermoeid van het slaapgebrek en de paniek van afgelopen nacht e ochtend, dat dit alles nu als een opluchting aanvoelde. De kinderarts kwam zich ook voorstellen. Zij zou zich na de geboorte over ons kindje ontfermen. Ik weet niet meer wat ze allemaal heeft gezegd. Ik weet alleen nog deze woorden: “Het kan twee minuten duren voor je je kindje hoort huilen straks.” Ze zei niet waarom, maar ik wist wel dat ze hem waarschijnlijk moesten reanimeren.
WORDT MORGEN VERVOLGD…
EDITH