Met 29 weken moest Moos gehaald worden. Lees hier het eerste deel, voordat je hieronder verder leest.
Ik had mijn OK-pakje al aan en er ging van alles door mijn hoofd toen ik werd weggereden. Ik was gespannen en trilde van de adrenaline die door mijn lijf schoot. Maar ik had er ook een goed gevoel over. Dit is het juiste moment. Deze kleine strijder die ik nog heel even in mijn buik mocht houden, ging het flikken. Toen we de OK binnen reden, verbaasde ik mij over het aantal mensen in de ruimte. Als een geoliede machine werd alles geregeld om onze kleine man de beste start van de wereld te geven. Robin moest even in een aparte ruimte wachten toen ik de ruggenprik kreeg, die overigens heel erg meeviel, ik zag hier vooraf gek genoeg wel een beetje tegenop. Al snel voelde ik mijn benen niet meer en kreeg ik een katheter. Robin kwam naast mijn hoofd zitten. Na wat korte testjes was iedereen er klaar voor en ging de arts van start. Ik had een groot groen doek voor mijn hoofd hangen, maar ik kon via de OK-lamp een beetje zien wat de arts deed. Ik vond het interessant, maar ook wel raar om te zien wat ze deden zonder ook maar iets van pijn te voelen. Het gesjor en getrek om bij ons mannetje te komen voelde behoorlijk onprettig, maar dit duurde gelukkig niet lang. Het groene doek mocht omlaag en zo konden we door een soort doorzichtig zeil alles zien. Ineens stak er een voetje uit mijn buik. Zo klein! “Ik moet hem even omdraaien”, zei de arts, en het voetje ging weer terug mijn buik in. Voor mijn gevoel stak hij zijn hele onderarm naar binnen, maar het draaien ging snel. Daar was hij dan: onze Moos! Met een zachte, maar krachtige pasgeboren puppy huil. Hij huilde. Hier was ik zo blij mee. Zijn longen werkten en hij werd zelfs eventjes ter hoogte van mijn borst gehouden, zodat we hem goed konden zien. Dit gaf mij een goed gevoel. Er was geen paniek en er werd even rustig de tijd genomen om kennis te maken. “Wat een kleine frummel met zijn dunne armpjes en beentjes. Hoeveel zou hij wegen?”, dacht ik meteen. Nadat de navelstreng was doorgeknipt, werd hij meegenomen naar een kamertje achter ons, waar de kinderarts hem al op stond te wachten. Robin gaf mij een kus en ging snel achter Moos aan.
Daar lag ik dan nog helemaal beduusd van wat er net gebeurde. Ik bleef maar voor mijzelf herhalen: “Hij huilde, dus dat is goed!” De arts ging verder en praatte regelmatig tegen mij. Dat vond ik fijn. Er werden zelfs grapjes gemaakt en ondertussen werd ook de placenta geboren. “Hij is echt klein”, hoorde ik de arts zeggen. Inmiddels was het groene doek weer omhoog, dus ik kon niets meer zien. Ook vertelde hij dat de placenta zo goed als leeg was en het dus echt het juiste moment was om Moos geboren te laten worden. Het dichtmaken van mijn buik duurde een stuk langer dan het eerste gedeelte van de operatie. Ik kon niet wachten om Moos te zien en te horen hoe het met hem was. Gelukkig zag ik na een poosje Robin weer met achter zich aan de kinderarts en een couveuse. Moos werd vlak naast mij gereden, zodat ik hem nog even kon zien voordat hij naar de NICU ging. “Het gaat goed met Moos. Hij ademt zelf, maar heeft wel ondersteuning nodig”, vertelde de kinderarts. Hij had inderdaad twee slangetjes in zijn kleine neusje zitten, maar hij lag heerlijk rustig te slapen. Robin ging met Moos mee naar de NICU, terwijl de arts verder ging met mij.
Het voelde zo raar dat ik niet met ze mee kon en dus ook niet alles mee kreeg. Ik wist van tevoren hoe deze dag zou lopen: na de operatie moest ik eerst nog minstens een uur op de uitslaapkamer liggen. Pas als het gevoel in mijn benen terug kwam en het goed met mij ging, mocht ik ook naar de NICU. Maar eenmaal op de uitslaapkamer kon ik die klok wel vooruit kijken. Ik was onderkoeld door de operatie en kreeg een soort wasdroger slang onder mijn deken met warme lucht. Ik zorgde ervoor dat ik helemaal onder de deken lag, zodat ik zo snel mogelijk weer opwarmde. Ik wilde naar Moos en ik wilde hem vasthouden! Na iets meer dan een uur kwam de verpleging mij ophalen en ze had meteen goed nieuws. “Heb je al gehoord hoeveel Moos weegt?”, vroeg ze. “820 Gram. Een stuk meer dan gedacht dus”. Dit was wel een klein cadeautje. Tijdens de laatste echo werd hij rond de 700 gram geschat. Over de 800 gram hadden we echt niet verwacht. Weer een lichtpuntje om aan vast te houden. De NICU in de VU is een afdeling met heel veel bedjes en couveuses naast elkaar, met ongeveer een goede meter ruimte er tussen. Als je er voor het eerst zou komen, ziet het er best indrukwekkend uit. Al die zieke kindjes, hun ouders en piepende monitoren zo dicht bij elkaar. Maar toen ik voor het eerst de NICU op werd gereden, kreeg ik daar niets van mee. Ik had alleen maar oog voor onze lieve Moos. Ik werd in mijn bed naast de couveuse gereden en kon eindelijk echt goed naar hem kijken. Ik kan het grootste gedeelte van wat er werd verteld niet meer herinneren, maar wat mij nog wel bijstaat is dat er gezegd werd dat Moos een pittig mannetje was van dus 820 gram en 33 centimeter. Om zijn longetjes een extra boost te geven had hij net medicatie gekregen. Hierdoor mocht ik helaas nog niet met hem buidelen. Dit zou later op de avond, als alles goed ging, wel mogen. Ik kon alleen maar naar hem kijken en zijn handje vasthouden, zijn kleine vingertjes om het topje van mijn wijsvinger heen. Eindelijk hadden we fysiek contact, voor het eerst buiten de buik. Heel lang hebben we bij hem gezeten en kon alles even landen. “Dit gaat een lange weg worden, maar we gaan het flikken, samen”, dacht ik.
Eenmaal op de kraamafdeling heb ik wat geprobeerd te eten, maar dit kwam er gelijk weer uit. De spanning, de operatie, de bijwerkingen van de medicatie, ik weet het niet, maar eten lukte niet. “Dan eerst maar kolven”, dacht ik, “dat moet gebeuren”. Als er iets was wat ik voor Moos kon doen, was dat het wel. Maar er kwam niets, logisch, maar ik had toch graag al een druppeltje melk gezien. “Over 3 uur nog maar een keer proberen”, dacht ik. Later op de avond kwam de verpleging vertellen dat ik met Moos mocht buidelen. Ik was dolblij. Eindelijk kon ik hem vasthouden. Ik werd weer met mijn bed naar de afdeling gereden. Deze paste echt maar net tussen de couveuses in. Moos was onrustig en huilde toen de verpleging hem uit de couveuse haalde, maar het was heel fijn om te merken dat toen hij eenmaal bij mij lag, hij meteen ontspande en weer in slaap viel. “Ok, dit is wat we gaan doen de komende tijd vriendje. Knuffelen, kolven, eten en slapen. Meer niet. Alles om jou zo snel mogelijk thuis in je eigen bedje te krijgen”, fluisterde ik. Ik heb zeker twee uur met hem gelegen en kon zo ook zelf even mijn ogen dicht doen. Ik had hem eindelijk weer dicht bij me.
ESTHER