De opvang belde mij dat Senna ziek was
Senna was bijna jarig. Volgende week maandag zou ze 1 jaar worden en zondag wilden we haar verjaardag vieren. Maar ik werd vandaag al op mijn werk gebeld door de opvang dat Senna niet lekker was. De leidster vroeg of ik haar kon komen ophalen. Dit gebeurde vaker, maar dat hoort bij moederschap, ik ging mijn kindje natuurlijk ophalen. Eenmaal thuis noemde ik het een beetje “school”ziek. Ze was namelijk best gezellig, nadat ze ruim 2 uur had geslapen. Ze was heel moe, maar ik kon ook nog lekker met haar spelen. Hierna zaten we samen op de bank boekjes te lezen. Die dag heb ik nog veel foto’s van Senna gemaakt. In de loop van de week werd ze echter zieker. Ze had hoge koorts, veel diarree en was heel moe. Ze was echt goed ziek. Senna kon al goed kon lopen. Ik moest haar regelmatig ergens van af halen. Maar nu lag ze levenloos op de bank. Ik grapte toen nog: “Dat is ook een keer lekker rustig, in plaats van achter haar aanrennen of alles wegzetten, waar ze niet op of bij mag”.
Een klein feestje
Zaterdag zouden we gaan beslissen wat we zouden doen met haar verjaardag: Iedereen uitnodigen of alleen even de opa’s en oma’s langs laten komen voor taart. Aan het einde van de dag knapte Senna ineens zo op, dat we toch besloten om het feestje door te laten gaan. Er kwamen toen echter ineens bultjes op haar lichaam en na wat op gezocht te hebben, wisten we dat dit de zesde ziekte was. We lieten het alle genodigde voor haar verjaardag weten, zodat de (kleine) kindjes thuis konden blijven. Zo werd het een rustig feestje. Zondag was Senna erg gezellig. Ze heeft iedereen zo laten genieten met haar prachtige karakter.
Ik besloot de huisarts te bellen
Maandag was ze echt jarig en ging ze weer naar de opvang. Ik gaf aan dat ze wel weer beter was, maar dat ze misschien wat meer zou slapen. Op de opvang sliep ze overdag sowieso beter dan thuis. Haar juffen kenden haar zo goed, dus zij konden daar goed in mee. Maar om 15.00 uur werd ik weer gebeld. Senna was helemaal niet lekker en ze zat op het randje van koorts. Dus ik haalde haar weer meteen op. De volgende dag bleef ze lekker thuis. Normaal regel ik een opa of oma, die zo’n dag kan oppassen. Maar iets in mij zei dat we het deze keer zelf moesten doen. Bram bleef thuis. Ik bracht Samara naar de opvang en reed daarna naar mijn werk. Die ochtend spuugde Senna haar hele ochtendfles er uit thuis. Daar bleef ze ook erg in hangen, in het kokhalzen. Die dag sliep ze verder veel. Toen stuurde Bram mij opeens een filmpje en zei: “Senna is heel kortademig.” Ik besloot de huisarts te bellen. Daar konden we snel terecht. Ik verliet mijn werk.
We mochten naar de huisartsenpost
Eenmaal bij de huisarts werd Senna onderzocht en vond ze naast een dubbele oorontsteking niet heel veel geks. Ze vond wel dat Senna richting uitdroging zat. Ik mocht een antibiotica ophalen en ORS geven om Senna een soort boost te geven. Als Senna na de middag nog geen plasluier had, dan moesten we langs de HAP. Dat was eigenlijk alles wat ik wilde horen. Ik had ergens een soort van bevestiging nodig dat er iets niet pluis was. Eenmaal thuis pakte ik alvast een tas met wat kleertjes en luiers. Na het eten wilde ik namelijk naar de HAP bellen, om haar nogmaals na te laten kijken, in de hoop te mogen blijven voor één of twee nachtjes, zodat Senna aan het infuus gelegd kon worden.
Het ging helemaal mis
Voordat we gingen eten, heb ik haar geprobeerd om Senna ORS te geven, maar toen ging het mis. Ik had een heel klein theelepeltje met ORS. De huisarts zei: “Ze mag ongeveer een theelepeltje, maar een druppeltje heeft vaak al genoeg effect”. Ik ging ervoor, al was het maar een druppel dat ze binnenkreeg. Senna was nooit heel moeilijk met eten of te drinken, maar dit wilde ze absoluut niet. Na een kleine worsteling en gedraai kreeg ik toch die druppel naar binnen. Ze begon direct te kokhalzen, zo erg dat ze voornamelijk gal en roze slijm spuugde. Ik schrok heel erg en riep Bram erbij. Op dat moment ging het helemaal niet goed. Ze viel weg, werd slap, zag lijkbleek, kreeg blauwe lippen en haar ogen draaiden weg. Ik filmde een klein stukje, want ik was vandaag niet van plan om naar huis gestuurd te worden door artsen. Mijn kind moest en zou goed onderzocht worden.
De vrouw aan de telefoon vroeg hoe snel ik in het ziekenhuis kon zijn
Ondertussen belde ik naar de HAP en vertelde ik wat er aan de hand was. De vrouw aan de telefoon was heel aardig. Ze vroeg mij steeds of ik nog contact met Senna kreeg. Als ik er zo over nadenk is dat best een ruim en lastig begrip. Iedere keer dat ik boven haar hing, lag ze nog steeds lijkbleek op de bank, maar keek ze mij wel weer recht in de ogen aan. Het was een kindje van net 1 jaar, dus een heel gesprek verwachtte ik natuurlijk niet. Zodra ik echter weer rechtop zat om verder te praten, viel Senna steeds weer weg. Hier heb ik het meeste spijt van. Had ik maar gezegd dat het echt niet goed ging, dan was de ambulance er geweest en waren we misschien wel meteen naar Haarlem gebracht (waar de kinderarts ook was). Ook al weet ik nu dat ook dan de uitkomst hetzelfde was geweest. Dat gevoel blijft. De mevrouw aan de telefoon vroeg hoe snel ik in het ziekenhuis kon zijn. Ik antwoordde: “Met 5 á 10 minuten”. Wij wonen namelijk echt twee stoplichten van het ziekenhuis vandaan. Ze zei: ‘Kom maar gauw. Als het misgaat, stop je en bel je 112.’ Hier schrok ik van, in mijn beleving was het toen nog niet zo erg gesteld met Senna. “Ze zal voornamelijk uitgeput zijn en moet gewoon goed onderzocht worden, toch?”, dacht ik.
Senna was zo slap, dat we haar jas niet aankregen
Meteen na het telefoongesprek deed ik mijn schoenen en jas aan. Bram bleef met Samara thuis, want we waren volledig in de veronderstelling dat we ergens later op de dag wel weer thuis zouden komen. Bram probeerde Senna in haar jas te krijgen, maar Senna was zó slap. Ze kon niet meer zitten en ook haar armen door de mouwen heen krijgen, was onmogelijk. Ik deed daarom haar jas om haar heen en nam mijn grote groene sjaal mee om over haar heen te leggen. In de auto keek ik haar nog vaak aan en zij keek iedere keer terug, recht in mijn ogen. Ik zei nog tegen haar: ‘Het komt goed liefje. Ze gaan je helpen. Je wordt weer beter!’
Eenmaal bij het ziekenhuis aangekomen, kreeg ik nog een prachtige lach van Senna
Dat deed ze altijd als ik de deur van de auto open deed. Alsof ze elke keer weer verliefd werd, die blik vergeet ik nooit meer. Nog steeds was ze zo slap als een vaatdoekje. Ik gooide de tas over mijn schouder heen, tilde Senna op en wikkelde ongemakkelijk haar jas en mijn sjaal om haar heen. Mijn handen waren helemaal vol. Senna werkte natuurlijk niet mee en ze was loodzwaar. Bij binnenkomst viel het mij op dat het rustig was. Gelukkig. Er stond alleen net iemand bij de balie te zeuren over een hockeybal die hij tegen zijn vinger had gekregen één dag geleden, en of de dokter wilde kijken of het gebroken was. Daar stond ik achter, met mijn handen vol, sjaal half over de grond, tas halverwege mijn arm en Senna die als een slappe pop in mijn armen hing. De mevrouw achter de balie zag mij steggelen en gaf aan dat ik alvast mocht gaan zitten en ze zo bij mij kwam. Ik nam plaats op de bank en legde Senna naast me. Ik had namelijk het idee dat het fijner was voor Senna om zelf een houding aan te nemen, dan dat ze in een geforceerde houding op mijn schoot zat. De mevrouw kwam snel even bij ons kijken en zei dat ze de dokter zou roepen en hij ons op kwam halen.
Lees HIER het vervolg
MARISSA