“Sttttt Eva, stil. Niet zo kwebbelen. Je zus moet leren.” “Ik ga niet studeren, ik word gelijk moeder.” Als klein meisje, ik was nog maar drie jaar, had ik al een kinderwens. Een jaar nadat mijn relatie over was, besloot ik op mijn 36e te informeren naar de mogelijkheden om alleen een kindje te krijgen. Mijn diepgewortelde kinderwens was er nog steeds en het niet hebben van een relatie, stond het krijgen van een kind naar mijn mening niet in de weg. Ik koos voor een onbekende Nederlandse donor via een kliniek en kwam op een wachtlijst te staan. Het hele proces kon één tot anderhalf jaar gaan duren mede omdat ze naar een man zochten met zoveel mogelijk dezelfde uiterlijke kenmerken als ik, zodat het kind zoveel mogelijk op mij zou gaan lijken. Negen maanden later was hij er al, mijn zaaddonor. Tussentijdse onderzoeken hadden aangetoond dat de kans op een zwangerschap klein was. Ik moest iedere avond hormonen spuiten om die kansen te vergroten. Ik had het er graag voor over. Ik ging mijn droom waarmaken.
Tegen ieders (medische) verwachting in was het in 2014 gelijk bij de eerste poging raak! Wat een blijdschap! Ik kon m’n geluk niet op en genoot volop van m’n zwangerschap. Tot de uitslag van de combinatie test kwam. Op alle drie de syndromen die ze dan toetsen kwam een verhoogde kans: 1:50, 1:35 en 1:15. Zo klinkt het hoog maar als je er percentages van maakt lijkt het minder. Ik kwam voor de NIPT in aanmerking. De onzekerheid tijdens het wachten op de uitslag was vreselijk. De bevindingen waren niet goed, helemaal niet goed en de grond schoof onder mijn voeten vandaan. Mijn zo gewenste kindje had trisomie 13, het syndroom van Patau. Omdat de NIPT in Nederland toen nog in een testfase was, werd er een vruchtwaterpunctie gedaan ter bevestiging: ik was zwanger van een dochter en trisomie 13 werd onomstotelijk vastgesteld. Bij 17 weken zwangerschap kreeg ik te horen dat mijn dochter een chromosoomafwijking had die niet verenigbaar was met een menswaardig leven. Ze miste een hersenbalk waardoor links niet met rechts kon communiceren, had een hart met een afwijkend aantal kamers en had veel te grote nieren.
Ik heb haar vervolgens nog ruim een maand bij me gedragen. Om aan het idee te wennen dat ons samenzijn maar zo kort mocht zijn. Om zonder haast beslissingen te nemen over begraven of cremeren. Om haar nog te voelen bewegen en om op mijn manier afscheid van haar te nemen. Uit liefde, pure en complete moederliefde, heb ik haar van verder lijden verlost. Het wachten op de dood wilde ik haar en ook mezelf niet aan doen. Op momenten dat ik het moeilijk had, ook nu nog, geeft het haar hebben kunnen behoeden voor een pijnlijk en uitzichtloos leven, me kracht en troost.
Op vrijdag 20-06-14 — de dag waarvan de som 0 is — ben ik met bijna 23 weken in het ziekenhuis bevallen van een heel klein mini meisje: Sarah. Een meisje met 11 kleine mini teentjes en 12 kleine mini vingertjes. Een meisje met haar mondhoekjes omhoog. Een meisje van wie haar grote neef zei: ‘Zij is de enige die kan zeggen dat ze haar hele verblijf op aarde heeft gelachen’. Het was een bijzonder en intiem moment. We hebben beschuit met muisjes gegeten, haar kleertjes aangedaan en met haar geknuffeld. Wat was ik trots. Ubertrots! Ook al hadden Sarah en ik hier geen toekomst, zij maakte mij voor het eerst moeder en dat was voor altijd.
Sarah is daarna met me mee naar huis gegaan. ‘s Nachts lag ik in bed, zij in een koelkast met allemaal rozenblaadjes ernaast. Er kwam veel bezoek. Iedereen wilde graag afscheid van haar nemen. Op het moment dat ik me realiseerde dat Sarah er drie dagen later echt niet meer zou zijn, werd me dat te veel. Ik wilde tijd met haar samen doorbrengen zonder allemaal mensen om ons heen. Ruim 80 uur, die minuut voor minuut in m’n geheugen gegrift staan. Dagen waarin ik zo min mogelijk wilde slapen om zo maar zoveel mogelijk van haar aanwezigheid mee te krijgen. Dagen waarin de tijd veel sneller tikte dan normaal.
Sarah is op 24 juni gecremeerd. In kleine kring hebben we tijdens haar uitvaart naar foto’s van haar gekeken en geluisterd naar het lied dat ik voor haar had geschreven en wat een vriendin had ingezongen. Buiten stond haar mandje tussen de ballonnen. In de schaduw. Maar toen de ballonnen de lucht in gingen brak de zon door. Precies op haar gezichtje. Eén van mijn lieve vriendinnen, Gemma, heeft haar een prachtige brief geschreven. Een stuk hiervan wil ik graag met jullie delen. Iedereen heeft zijn eigen verdriet, tòch is verdriet ook universeel en kunnen meerdere mensen hier hopelijk herkenning en steun in vinden.
Lieve lieve Sarah,
De geboorte van een moeder is het moment waarop ze wist van jouw bestaan. Het moeilijkste van de geboorte van een moeder is het loslaten van een kind, want:
Nog even had ze je willen vasthouden.
Nog even had ze je willen beschermen.
Nog even had ze je willen verwennen.
Nog even had ze je willen troosten.
Nog even had ze met je willen knuffelen.
Nog even had ze je een verhaaltje willen vertellen voor het slapen gaan.
Nog even had ze je handje willen vasthouden.
Nog even had ze naar je willen kijken.
Nog even had ze streng voor je willen zijn.
Even, heel eventjes maar…..
Want jouw mama moet je veel te snel helemaal loslaten omdat het beter voor je is lieve Sarah. En dat, dat heet echte moederliefde.
Het syndroom van Sarah leek vette pech en ik koos ervoor om met dezelfde zaaddonor door te gaan. Sarah zou ooit volle grote zus worden. Na vier pogingen was ik weer zwanger. Ook al was twee keer vette pech ondenkbaar, pas écht opgelucht ademhalen kon ik, toen bleek dat alles goed was. Op 05-11-15 werd ik moeder van nog een dochter: Jula. Haar tweede naam is Vita, wat ‘leven’ betekent. Ik ben moeder van twee dochters. Jula weet van Sarah’s bestaan en zegt ook met haar samen in mijn buik te hebben gespeeld. Soms geeft ze aan dat ze het jammer vindt dat Sarah er niet meer is. Maar Sarah is altijd bij ons. Waakt over ons. We vieren samen het leven!
EVA