Niet veel later na de zwangerschapstest begon ik misselijk te worden. Nee, niet de ochtendmisselijkheid, maar ik was de hele dag misselijk. Ik heb alles geprobeerd: eerst rustig liggend eten voordat ik uit bed ga, vet eten, heel gezond, maar niets hielp. De zwangerschap verliep verder eigenlijk probleemloos. Elke controle ging goed en mijn baby groeide fantastisch. Ook mijn man kon vanaf 20 weken echt van de kleine genieten. Daarvoor was hij te bang dat het nog mis zou gaan. Rond de 27 weken begon ik ons kleintje te voelen. Het was een vrolijke drukke baby. Vooral autorijden maakte haar erg speels in de buik. Vanaf het derde trimester werd ik elke avond somber. Huilbuien om niets. Ik voelde me zielsongelukkig. Misschien was dit al wel een voorbode voor wat er na de bevalling zou komen. Rond de 30 weken begon ik me ziek te voelen. Ik was heel erg duizelig en extreem moe. Ik moest bloedprikken en het bleek dat ik een tekort aan vitamine D had. Ik slikte een hoge dosis vitamine bij en al snel voelde ik me wat beter. De nachten werden echter steeds pittiger. Ik moest er soms wel zeven keer uit om te plassen en ook het liggen werd steeds minder aangenaam.
Ik vond de wereld gevaarlijk voor mijn baby
En toen kwam er een einde aan de zorgeloze zwangerschap door Covid-19, een wereldwijde pandemie. Alles werd anders: zowel het dagelijks leven, als werk, maar dus ook de geboortezorg. Ik zou in het ziekenhuis bevallen met mijn eigen verloskundige. Dit kon helaas niet meer. We zouden dan gaan voor een thuisbevalling met onze eigen verloskundige. Elke dag veranderden de berichten en steeds moest ik me aanpassen. Ook mocht er geen bezoek langskomen in de kraamperiode. Ik slikte alles, we moesten ons aanpassen, maar vanbinnen maakte ik me zo’n zorgen om mijn baby. Hoe moest het als zij op de aarde kwam, in een wereld waar een onbekend gevaarlijk virus rondging? Hoe kon ik haar beschermen? In mijn hoofd werd de buitenwereld groot en gevaarlijk. Binnen en in de tuin, daar was ze veilig.
De bevalling startte
Op de nacht van de uitgerekende datum kreeg ik kramp. Ik werd er wakker van. Meteen stond ik aan. “Het zal toch niet echt nu gebeuren?”, dacht ik. Al weken deed ik schietgebedjes dat ze wel mocht komen. Nu ik serieuze steken had, was het meteen ontzettend spannend. Ik ben om 04.00 uur uit bed gegaan. Ik wilde mijn man niet teveel storen in zijn nachtrust en ben beneden slechte Nederlandstalige films gaan kijken. Halverwege de ochtend zetten de steken nog steeds niet echt door. Mijn man stelde voor om nog even naar de paarden te gaan. Binnen dronken we nog even chocolademelk. Oma zei nog: “Wat grappig, ik dacht echt dat het vandaag zou beginnen, maar niet dus.”. “Ze moest eens weten”, dacht ik toen. Eenmaal thuis begon het wel wat pittiger te worden. Ik werkte in de tuin en wandelde rondjes, want beweging hielp. Ook kwam een vriendin nog even aan de deur om puzzels te halen. Ik moest mijn weeën verbijten. Achteraf zei ze dat ze me al zo stil vond.
We besloten naar het ziekenhuis te gaan
In de avond zetten mijn weeën eindelijk echt door. Rond 19.00 uur belden we de verloskundige. We mochten het nog even aankijken. Ik had alleen maar steken in mijn benen en rug. Als ik een wee had hing ik over de bal en gaf mijn man druk op mijn onderrug. Die druk kon me niet hard genoeg zijn. Om 23.00 uur kwam de verloskundige langs. De pijn tijdens de weeën was intussen echt behoorlijk heftig. De verloskundige bleef. Ze adviseerde om onder de douche te gaan. Dit gaf wel enige ontspanning, maar door de warmte daalde mijn bloeddruk teveel en kon ik niet de hele tijd onder de douche blijven. Halverwege de nacht kon ik echt niet meer. Ik wilde zo graag dat het stopte en dacht dat ik dit helemaal niet kon. Ik durfde niet aan te geven dat ik echt naar het ziekenhuis wilde. In mijn hoofd was het ziekenhuis te gevaarlijk door de Covid en het voelde als falen tegenover mijzelf en mijn man dat ik pijnstilling wilde. Toen de verloskundige voelde en zei: “6 cm ontsluiting”, zakte de grond onder me weg. Ik durfde geen keuze te maken en gelukkig nam mijn man toen het besluit om naar het ziekenhuis te gaan.
In het ziekenhuis moesten we door de triagetent. Ik wilde maar één ding: pijnstilling. Ik was zo ongelofelijk moe na twee nachten niet slapen. Ik was helemaal op. In de bevalkamer moesten er eerst nog wat controles gedaan worden. Ik was ontzettend ongeduldig en wilde niet meewerken. Ik dacht vooral: “Doe dat infuus erin en geef me pijnstillers”. Toen ik die eindelijk kreeg, gaf dat zo’n enorme opluchting. De angst voor de weeën nam af en ik kon soms even slapen. In mijn hoofd was ik niet meer in het ziekenhuis, maar ergens aan het rondzweven tussen de paarden.
Tijdens het persen nam de angst weer ontzettend toe. Ik was bang om volledig uit te scheuren en durfde daarom niet mee te persen. Toen uiteindelijk de knipspullen naar binnen werden gereden, lukte het me om toch 100% te geven. Na bijna 2 uur persen was ze daar. Ik was doodmoe en kon mijn ogen amper open houden, maar haar eindelijk voelen en ruiken maakte me intens gelukkig. Ik wilde haar niet meer loslaten.
In mijn kraamweek deed ik niet rustig aan
De kraamweek vloog om. Ik had enorm veel energie en kon niet rustig aan doen. Al voor de kraamzorg er was, had ik gedoucht, schoongemaakt en me leuk aangekleed in helemaal geen lekker zittende kleding. Iedereen zei: Ga nou rusten”, maar om de één of andere reden kon ik dat niet. Op dag 6 hield ik het thuiszitten niet meer. Ik wilde zo graag even naar mijn paarden. Ook al was ik opgestaan met wat verhoging. Ik kon niet langer binnen blijven en voelde me ook helemaal niet echt slecht.
41 graden koorts
Bij de paarden veranderde dat helaas. Ik kreeg pijnscheuten en enorme nare rillingen. Mijn hoofd barstte bijna uit elkaar en mijn buik zeurde. Snel zijn we naar huis gereden, waar de kraamzorg op ons wachtte. Ik werd in bed gelegd met vier dekens, maar ik bleef het koud hebben. Na het temperaturen (38 graden) belden we de verloskundige. Zij gaf het advies om te rusten met paracetamol. Paracetamol nam ik al, maar goed, ik zou rusten. Een uur later had ik 39.5 graden. Weer overleg. Nog steeds was het advies afwachten. Nog geen half uur later had ik 41 graden koorts. De kraamzorg was het afwachten beu. Ze belde de huisartsenpost. Achteraf heel adequaat, want ik verloor mijn bewustzijn. Ik werd wakker in de slaapkamer vol hulpverleners. Ik moest met spoed naar het ziekenhuis. Mijn man was al de spullen aan het pakken, maar opeens werd er gezegd: “Partner en dochter mogen niet mee”. “Niet mee?”, herhaalde ik. Ik werd helemaal gek. Ik huilde, schreeuwde, maar werd gewoon meegenomen. Allerlei gedachten spookten door mijn hoofd, zoals “Hoe moet ze drinken?”. Ik had zo beloofd haar nooit alleen te laten.
Ik kon alleen nog maar huilen, huilen, huilen
In de ambulance werd op mij ingepraat: “Je dochter achterlaten, was het enige juiste. In het ziekenhuis kan ze Covid oplopen”. Ik voelde me leeg en alleen, alsof er letterlijk een deel van mij ontbrak. In het ziekenhuis werd ik in een isolatiekamer gelegd omdat ik koorts had en ze Covid nog niet konden uitsluiten. Na 45 minuten kwam de gynaecoloog en de klinisch verloskundige langs. Het eerste wat ze mij vroegen was: “Waar is je baby?”. Ik moest er onmiddellijk voor zorgen dat mijn man en mijn dochter naar het ziekenhuis kwamen. Dit was namelijk uitermate slecht voor zowel mij, als mijn dochter. Mijn borsten stonden inmiddels op knappen, want tsja ik had al uren niet kunnen voeden. Toen mijn man en dochter binnenkwamen, brak ik meteen in duizend stukjes. Het gemis naar haar was zo enorm en ik voelde me zo’n slechte mama. Dat gevoel ging helaas niet meer weg, want nu bracht ik haar in gevaar. Het ziekenhuis was toch een gevaarlijke plek. Daarnaast kon ik alleen nog maar huilen van de pijn die mijn baarmoeder, borst en nierbekkenontstekingen veroorzaakten, van de vermoeidheid, van de kraamtranen en omdat ik alleen maar verdrietig was en me daar schuldig over voelde. Mijn man besprak met de verpleegkundige of er niet een maatschappelijk werker of psycholoog kon langskomen. Helaas was die zorg afgeschaald door Covid. Het verbaasde me niet eens meer dat ik weer geen hulp kon krijgen. Voor mijn gevoel was alle hulp afgeschaald. Geen verloskundige, geen consultatiebureau en ga zo maar door.
Eén grote teleurstelling
Na enkele dagen in het ziekenhuis was mijn koorts over, de ontstekingen onder controle en mochten we naar huis. De arts had gezegd dat het wel 3 maanden kon duren voor ik me weer fit zou voelen. De eerste week bleef ik veel in bed. Mijn lijf was moe, maar ook mentaal was ik geknakt. Als ik mijn dochter hoorde huilen of er ging iets anders dan ik in mijn hoofd had, stortte ik volledig in. Ik vertrouwde niet meer op mijn gevoel en trok alle verantwoordelijkheid naar me toe. Ik was teleurgesteld in mijzelf als mijn dochter niet kon slapen, of eerder wakker werd, maar ook als ze dronk was ik teleurgesteld in mijzelf, omdat het pijn deed. Ik legde verbanden die nergens op sloegen. Dit ging weken zo door en mentaal voelde ik me steeds slechter. Drie weken na mijn opname begon ik weer koorts te krijgen. Ik was alleen thuis met mijn dochter, maar wilde geen hulp inroepen, want dat was een bevestiging van het slechte moederschap. Elke mama kon het alleen, dus ik moest dat ook kunnen.
Ik had een baarmoederontsteking
Rond half 1 had ik 39 graden koorts. Ik was zo slap dat ik niet meer van bed durfde te gaan. Ik heb toen vol schaamte mijn moeder gebeld dat het niet goed ging. Ze kwam direct en belde mijn man. Ook hij kwam naar huis en belde de huisarts. Deze kwam meteen langs en schreef antibiotica voor. Waarschijnlijk een terugkomende baarmoederontsteking. Aan het begin van de avond, ging het niet meer. Ik had zo’n pijn en voelde me zo slecht, dat de huisartsenpost nogmaals langs kwam. Deze arts belde de ambulance en zo werd ik weer opgenomen. Gelukkig kwam mijn man ditmaal meteen naar het ziekenhuis met ons kindje. Ze mochten allebei de eerste uren niet bij mij, omdat ik voor de zekerheid op de Covid-afdeling was opgenomen. Ik voelde me afgestompt. Het was alsof mijn hoofd zo vol zat, dat het niet meer tot me doordrong wat er allemaal gebeurde. Na 3 nachten mocht ik weer naar huis. Nog slapper en zwakker en mentaal nog verder achteruit. En toch wilde ik weer alles zelf doen. Ik liet iedereen om mij heen geloven dat het wel lukte. Dat ik genoot en dat ik sterk genoeg was. Maar eigenlijk was ik een zielig vogeltje dat overdag alleen maar kon huilen en s’ nachts paniekaanvallen kreeg.
Ik had professionele hulp nodig
Vier maanden na mijn bevalling ging het niet meer. Mijn man kwam uit zijn werk en ik biechtte hem huilend op dat ik hulp nodig had. Ik kon niet meer. Ik was alleen maar ongelukkig en zo boos op mijzelf. In mijn eigen ogen deed ik alles verkeerd. Mijn man kon 1000 keer zeggen dat hij me zo’n geweldige mama vond en dat als ik de helft deed van wat ik deed, ik nog steeds geweldig was. Dat ik geen slechte mama was als ik onze dochter een keer door iemand anders in slaap liet wiegen of überhaupt liet vasthouden. Maar ik geloofde het niet. Ik had toen al heel goed door dat ik een postnatale depressie had, en dat deze zonder hulp niet over zou gaan.
De huisarts had maar 30 seconden nodig om door te hebben hoe diep ik zat. Ik werd meteen doorverwezen naar een GZ-instelling met helaas 6 weken wachttijd. Gelukkig gaf het idee van hulp al enigszins vertrouwen dat het goed ging komen. En goed komen deed het. Vijf maanden wekelijks therapie, nieuwe inzichten, kritisch naar mijn eigen gedrag kijken en een groot stuk traumaverwerking hebben mij erbovenop geholpen. Deze periode is nog steeds een open zenuw, maar met de tijd wel steeds minder gevoelig.
JANE DOE