Elianne schrijft een minireeks op Kids en Kurken over haar lieve dochter Noor*. Hieronder staan al haar eerdere delen.
Deel 1: Noors* gehuil komt niet alleen door haar gebroken sleutelbeen
Deel 2: Noor* huilt onbedaarlijk en is ontroostbaar
Deel 3: Ik hoopte met alles in mij dat kleine Noor terug zou komen uit deze apathische toestand
Deel 4: De kinderneuroloog zag iets op de hersenscan van Noor*
Deel 5: Mijn dochter Noor* overleed op mijn schoot
Mijn lieve mopsieflopsie was dood. Nadat de kinderintensivist en verpleegkundige kwamen vertellen dat ons mooie meisje was overleden, lieten ze ons nog even knuffelen met Noor. Daarna maakte de verpleging hand- en voet afdrukjes in gips. We knuffelden Noor nog en gaven haar kusjes, tot de verpleegkundige ons naar het mortuarium begeleidde. Er werd een laken over Noor heen gelegd. Mijn mooie meisje werd verstopt onder een laken. Samen met twee verpleegkundigen reden wij midden in de nacht Noor in een bedje door het ziekenhuis.
Ik zei alleen maar tegen mijn man: ik wil Noor terug
In een kamertje met bloemetjesbehang in zachte kleuren en knuffels op plankjes aan de muur mochten wij Noor in een wiegje leggen en afscheid nemen. De verpleegkundigen liepen met ons mee naar de uitgang en daar gingen we met alle tassen vol met spullen, Noors dekentje en het roze konijntje, waarvan Noor er ook één had gekregen die bij haar in het wiegje lag. We kwamen rond half vier in de nacht thuis. Thuis aangekomen voelde ik me verloren. Ik had de afgelopen maanden eigenlijk geen tijd gehad om Noors hersenaandoening en ziekenhuisavonturen te verwerken, maar de afgelopen vijf dagen in het Radboud waren al helemaal snel gegaan. Er was geen tijd voor besef of verwerking. Wat miste ik mijn meisje die nacht. Ik huilde en huilde en zei steeds maar tegen mijn man: “Ik wil Noor terug”.
Ik wilde alles kapot maken
In mijn hoofd voelde het, alsof ik tegen muren wilde oplopen, spullen kapot maken en mijn handen kapot slaan op de badkamerspiegel. Ik heb tien minuten voor de badkamerspiegel gestaan. Getwijfeld of ik met mijn vuist tegen de spiegel zou slaan. Maar ik was als verdoofd. En ik wist dat ik er nu voor moest gaan zorgen dat mijn lieve mopsieflopsie een prachtige uitvaart zou krijgen. Als ik door zou draaien, kon dat niet. Dus ik huilde alleen. Ik nam een slaaptablet in en viel rond half zes ’s morgens in slaap. Om half negen werd ik wakker. Het besef was er direct. Noor was er niet meer. Het huis was intens leeg en stil. Luuk sliep weer bij opa en oma, en mijn mopsieflopsie was in het mortuarium. Het besef was er meer dan die nacht, maar toch was het nog steeds onwerkelijk.
Mooie Noor werd gebalsemd
Die ochtend werd ons meisje thuis gebracht. Ik nam Noor over van de uitvaartonderneemster en droeg haar naar binnen. Ik ging op de bank zitten met Noor op schoot. Wat vond ik haar dode lichaampje vreemd. Ze was koud en ze voelde zwaar. Haar altijd zo mooie gezichtje was bleek en grauw. ’s Middags kwam de uitvaartonderneemster en werd Noor gebalsemd. Ik liet Noor achter op haar kamertje bij twee lieve dames, die haar weer mooi zouden maken. Want dat werd verteld. Na het balsemen zou ze er weer ‘normaal’ uit zien. We werden ook gewaarschuwd dat het daardoor lastiger zijn kunnen zijn om afscheid te nemen. Het balsemen had daarnaast ook als groot voordeel, dat Noors lichaampje niet gekoeld hoefde te worden. Als we niet kozen voor balseming, had ze de dagen voor haar uitvaart op een koelplaat moeten liggen. We zouden haar dan maar een beperkte tijd kunnen oppakken, daarna moest ze weer gekoeld worden.
Een uitvaart regelen
Terwijl ze boven met Noor bezig waren, zaten wij beneden de uitvaart te bespreken. We wilden de begrafenis op vrijdag of zaterdag. Het was maandag, dus we zouden een paar dagen thuis zijn met ons liefste meisje. Maar de vrijdag en zaterdag zaten al vol. We moesten kiezen tussen donderdag of de maandag erna. Eigenlijk was het niet eens een keuze. Het was erg warm weer, rond de dertig graden. Met deze warmte zou Noor een week later niet meer zo mooi zijn. En ze was zo mooi. Dus het werd donderdag. Omdat de begrafenis dus al over drie dagen zou zijn, moesten we ineens veel keuzes maken. Diezelfde dag wilden we de rouwkaart opgestuurd hebben. Ik vond een kaart met een blaasbloem, met pluisjes die omhoog vliegen. Aan de binnenkant van de kaart plaatsten we één van de mooiste foto’s van Noor. Een foto waarop Noor lachte. Noor had haar flamingoknuffel vast, aan één van zijn poten. De flamingo was één van de weinige knuffels die ze kon vasthouden. Door de lange poten lukte het wel bij deze knuffel. De foto was anderhalve maand voor Noors overlijden gemaakt. Noors lieve, vrolijke lach was hoe wij haar wilden zien op de kaart. Onder de foto plaatsten we een stukje uit een liedje. Het liedje zouden we ook op de begrafenis draaien. ‘Het land van je ogen dicht’, een liedje dat ik voor Noor dood ging, niet eens kende.
We knuffelden Noor ontzettend veel
In de dagen erna wende Noors dode lichaampje, en hadden we zelfs een soort nieuw ritme. Overdag waren we de hele dag bezig met het regelen van de begrafenis, en lag Noor in de box, bij ons in de kamer. ‘s Avonds ging Luuk naar bed en namen we Noor op schoot op de bank om te knuffelen en te huilen. Daarna namen we haar mee naar ons bed, knuffelden nog meer en legden haar daarna in haar eigen bed. De volgende ochtend nam ik Noor dan weer mee naar beneden.
Mijn brief aan mijn eigen lieve dochter Noor
Op maandagavond dronk ik een glas wijn. En daarna nog één. Bij het drinken van het tweede glas wijn bedacht ik dat ik iets wilde schrijven voor Noors begrafenis. Zonder na te denken vloeide er een verhaal uit mijn vingers. Ik schreef de volgende tekst:
Lieve, lieve Noor
Wat moest jij veel meemaken in je veel te korte leventje. En wat heb jij je krachtig geweerd. Toen je net op deze wereld was, had je al zo’n verdriet. We hebben voor je gevochten.
Je kreeg medicijnen die je hielpen. Je onrust was weg. Je lachte. God, wat lachte je mooi. Je wilde altijd bij mama zijn. Je genoot van aandacht, knuffels en kletsen. Wij genoten van je lach, van je liefde, van je warmte, van je geur. Van jou.
Na een heel medisch traject wisten wij, dat er iets in je mooie hoofdje niet goed was.
Maar voor ons was je goed.
Het ging zoveel beter. Totdat het niet meer ging. Je werd ziek, je had koorts, je was niet lekker. En nog steeds was je op kleine, goede momentjes je vrolijke zelf. Maar toen nam de ziekte het over, het nam je hoofdje over. Het ging veel te snel, je was ineens afwezig. Met alles hoopten we dat je terugkwam. Maar het werd erger en het nam je over. Je kon hier niet tegenop. We konden je niet laten lijden. Maar ook toen bleek, hoe sterk je bent. Je laatste adem blies je uit op je lievelingsplek; bij mama op haar borst.
Lief, mooi meisje, wat word jij gemist.
Je mooie ogen, met je prachtige wimpers van papa. Je mooie zachte haartjes. Ik mis je warmte op mijn borst. Je warme huid tegen mij aan. Je gesabbel op mijn pink. Wat heb jij gestreden.
Wat heb jij gevochten. Mijn sterke meisje. Wat is het leven oneerlijk. Lieve, lieve mopsieflopsie, wat ben jij een mooie ster geworden.
Onze allerlaatste nacht met Noor samen
Noor sliep altijd bij ons in bed, maar dat durfde ik maandag en dinsdag niet. Ik was bang om op haar te gaan liggen. De woensdag heeft ze wel bij ons in bed gelegen. De allerlaatste nacht samen, want donderdag was de begrafenis. Achteraf denk ik: “Had ik haar maandag en dinsdag ook maar bij mij genomen”. Maar Noors laatste nacht thuis was ze bij mij.
ELIANNE