Daar zit je dan, met je verloskundige om de tafel. Zo rond de 30 weken besprak ik met mijn verloskundige het geboorteplan voor mijn eerste bevalling. Ik had me bewust weinig ingelezen over de bevalling, het kindje zat nou eenmaal in mij en dat zou er toch een keer uit moeten. Er was er nog nooit één blijven zitten, dus ook die van mij zou niet blijven zitten.
Aangekomen bij het kopje “pijnbestrijding”. Ik wil geen ruggenprik. Waarom ik geen ruggenprik wil? Daar moeten we even een aantal jaren terug in het verleden. Op mijn 17e moest ik getest worden op de ziekte van Pfeiffer. Zo slap als een bananenschil ging ik met mijn vader bloedprikken bij het bejaardenhuis in het dorp. Nou dat was een succes. #Not. “gaat het?”, vroeg mevrouw de prikkert. “Ja hoor, nee toch niet…’, zei ik. Een washandje tegen m’n voorhoofd was het resultaat. Laten we naar huis gaan pap.” Tien stappen gezet kwamen we bij de trap uit en hup weg was ik. Ik was buiten bewustzijn. Jeetje mina. Ik had me zo druk gemaakt om bloed prikken dat dit mijn hele ‘ik’ overhoop gehaald had die ochtend! In datzelfde jaar liet ik een CT-scan maken van mijn pols, vanwege lang blessureleed. Aangekomen in het ziekenhuis was stap één radioactieve vloeistof inspuiten. Ik weet nog dat ik in de stoel zat met een bekertje water wat ik steeds schever vast hield. Het volgende moment stond er ineens een bed in de kamer en werd er tegen m’n gezicht geslagen. “Romy, ben je er weer? Romy Romy, hallo, ben je er weer?” Mijn antwoord: “Nee…”. “Ja hoor, gelukkig daar is ze weer!”, werd er geroepen. Nou ook dat was geen succes.
Ik weet ondertussen dat mijn hersenen door dat soort ervaringen een lijntje gelegd hadden tussen ‘iets met naalden’ en flauwvallen. Daarbij komt dat een ruggenprik, zoals de naam al doet vermoeden, in je rug gezet wordt. Laat ik het nou super eng vinden om iets in me te krijgen wat ik niet eens zelf kan zien. Nee, ik wil geen ruggenprik. Toen … 1 oktober 2016, de dag voor mijn uitgerekende datum. Op de fiets met de hond naar de groenteboer. Hmmm… Heb ik nou in m’n broek geplast? Papa was niet thuis, even naar mijn ouders toe, die wonen dichterbij. Naar de wc. Hoe ruikt dat. Tja, dat ruikt niet als normale urine. “Mama, ik denk dat m’n vliezen gebroken zijn.” Ik was heel rustig tot mijn moeder zei: “Nou, dan bel je de verloskundige even”. Oh shit… Gaat dit het moment zijn? Oké, mama heeft meer ervaring met bevallen dan ik, dus ik bel de verloskundige. Die kwam even kijken en bevestigde inderdaad mijn vermoeden. Maar zolang er geen weeën zouden komen mocht ik 24 uur thuis afwachten. Afgesproken was al dat ik in het ziekenhuis wilde bevallen, we waren immers twee weken geleden verhuisd van Haarlem naar Beek en Donk. Of all places. Ik heb geen grote plas vruchtwater verloren wat duidt op een scheurtje bovenin de vliezen. Doordat er een scheurtje inzat en ik dus zo nu en dan wat vruchtwater verloor heeft mijn lichaam niet het signaal gekregen aan de slag te moeten en dus bleven de weeën uit. Afgesproken werd dat we ons 2 oktober, de dag van de uitgerekende datum, om 7 uur zouden melden bij de verloskamers. Daar aangekomen werd ik aan de CTG gelegd, alles zag er goed uit. Oke, gaan we even een infuus inbrengen. Ik had aangegeven wellicht Remifentanil (het morfinepompje) te willen. Vraag me niet waarom ik dit wel goed vond en die ruggenprik niet. Er werd een crème ingebracht om de baarmoedermond te verweken. Dat deed zijn werk. Om half 12 werden mijn vliezen centraal gebroken, daar was die plas vruchtwater! Nou dat signaal.. dat snapte mijn lichaam! Shit hee.. niet normaal die weeën. En snel dat ze kwamen! Mijn eigen verloskundige kwam ondertussen nog even op bezoek en vroeg hoe het ging. “Hoe laat gaat dit in godsnaam nog duren?!” “Nou… je hebt nu 2 centimeter ontsluiting en dat vordert met een centimeter per uur dus zo’n 8 uur.”, antwoordde de verloskundige. “Maar ik hou dit echt geen 8 uur meer vol hoor!”, riep ik. Niet wetende dat ik niet snel daarna ons kind al in mijn armen zou hebben. Want jeetje wat ging het toen ineens vlug.
De pomp maar! Wat heerlijk was dat. Lekker even slapen tussen die oervervelende weeën door. Dat deed me goed. Ik kon wat relaxen. Ondertussen de weeën goed wegpuffen en zodra de pijn weer toenam mocht ik weer drukken. Totdat de verpleegkundige bij mijn hoofd kwam hangen. “Romy, we gaan zo dadelijk persen en dat betekent dat de morfinepomp uitgaat”. “Oh”, antwoordde ik. Ik heb nog nooit mijn duim zó snel bewogen om nog zo vaak mogelijk het pompje in te drukken. Nog steeds moet ik hier zo erg om lachen. Dat had natuurlijk helemaal geen zin, als je eenmaal gedrukt hebt duurt het 30 seconden voordat je weer opnieuw kon drukken. Maar ach, het gaf mij een goed gevoel!
Om iets over half 3 mocht ik gaan persen. Dat viel me eigenlijk reuze mee. Dat ging best goed. “Romy”, zei de verloskundige, “ik kan een knip zetten, maar ik denk dat je kindje met nog twee keer persen geboren wordt, we kunnen dit zonder knip!”. Dat heb ik geweten ja. Daar kwam een perswee… Persen, persen, persen en AAAUUWWWWW! Ik schopte de verloskundige en schreeuwde van de pijn. “Romy, nog maar één keer en dan is hij er!”. Nou die laatste keer ging gemakkelijk. Maar toen. Toen begon het pas… De gynaecoloog die ik tijdens het rondlopen nog gezien had en beloofd had dat we elkaar niet meer zouden zien, die stond ineens naar m’n doos te kijken. “Dat moeten we hechten”. En die placenta? Nou die gedroeg zich als de baby in eerste instantie. Die kwam er echt niet vanzelf uit hoor. Jongens, die pijn. Die naweeën. Haal ons kind van me af. Ik had zoveel pijn. Achteraf dus omdat ik volledig was uitgescheurd en de placenta niet vanzelf eruit wilde komen…
Na een uur moest ik naar de Ok. Tijdens de bevalling heb ik nog gevraagd om, jawel, een banaan en cola. Want ja, je moet iets toch? Had ik dat nou maar niet gedaan, dan hadden ze me gewoon een narcose kunnen geven. Ik werd meegenomen door de verpleegkundige naar de anesthesist toe. “Dat wordt een ruggenprik”, zei de vriendelijke anesthesist. “Maar dat wil ik niet”, zei ik heel koeltjes. “Sorry mevrouw, u heeft nog gegeten en gedronken, dus dat kan niet anders”. Beeld je even in: “Je bent net gevallen, ligt met een groot gapend gat en een placenta die niet vanzelf naar buiten komt in een ziekenhuisbed. Je kunt geen kant op! Waarschijnlijk hebben ze de angst in mijn ogen gezien en hebben ze me een roesje gegeven waarna ze de ruggenprik gezet hebben. Het laatste wat ik weet is dat ik ‘knuffelend’ tegen de verpleegkundige aanhing en het eerste wat ik daarna weer weet is dat er gevraagd werd: “Mogen de benen weer naar beneden?”.
Eindelijk mocht ik naar de gezinssuite. Daar zat de nieuwbakken papa heerlijk studio sport te kijken. Waren de opa’s en oma’s gebeld en was míjn carpaccio al besteld. We konden eindelijk gaan genieten. Lize deed het goed. Ik had een katheter en helaas bleef die iets langer zitten dan gehoopt waardoor we twee nachten in het ziekenhuis moesten blijven. Toen mochten ook wij eindelijk naar huis. Waar ik nog steeds verkondigde: Ik. Wilde. Geen. Ruggenprik.
ROMY (klik hier voor haar Instagram)