Met de link hieronder kan je het eerste deel lezen, voordat je met dit deel begint.
Deel 1: Ik was bevallen, maar wilde het liefste de baby wegdoen…
Zelf zag ik niet zo goed dat ik niet meer veilig kon rijden, maar gelukkig merkte mijn man wel op dat het onmogelijk was dat ik heelhuids zou aankomen. Hij bracht me.
De dagbehandeling
De eerste dag was ik verschrikkelijk overdonderd. Het was fijn om mama’s te zien die al verder waren in hun proces. Daar kon ik me wat aan optrekken. Maar ik vond het heel moeilijk om mij open te stellen. Ik praatte niet echt, ik deed niet veel en zat gewoon op een stoel. Wat nodig was om te zorgen voor Florian, deed ik ook. Met tegenzin, maar ik deed het wel. Door zijn reflux begon Florian altijd te huilen na een flesje. Dan panikeerde ik ook. Tijdens de verschillende dagen dagtherapie was dat ook zo en dan kreeg ik af en toe een paniekaanval. De dagbehandeling heb ik twee weken volgehouden. Het ging niet meer. Ik nam alles weer mee naar huis, alle problemen en alle zorgen.
Dan toch een opname
Gelukkig was er een plaatsje vrijgekomen voor een residentiële opname. We stemden direct toe. Het kwam op het ideale moment, want er was één van de laatste dagen echt iets geknapt door Florians huilbuien. Eigenlijk wilde ik de opname echt niet. Maar ik had ook wel door dat dit niet anders kon.
Een halve week later was het zover. Een lieve verpleegkundige toonde me de afdeling, mijn kamer en Florians kamer. Sommige andere mama’s kwamen gedag zeggen en vroegen voorkeuren voor het eten. Want ik kwam op woensdag (13 november 2019) en op woensdag kookten de mama’s zelf. Het was allemaal heel overweldigend. Uiteindelijk stond ik in mijn kamer, met mijn spullen en mijn echtgenoot en barstte ik in tranen uit. Ik wilde hier niet blijven, ik wilde bij mijn man zijn, maar ik besefte ook dat het niet anders kon. Ik besefte dat deze opname nodig was om hieruit te komen. Ook voor Ward was het moeilijk. Hij vocht tegen zijn tranen en vond het moeilijk om me hier achter te laten. Ward vertrok en ik voelde me zo alleen. Uiteindelijk ging ik bij de andere mama’s zitten om te eten.
Het ging slechter en slechter met me
De momenten en dagen erna ging ik er steeds bijzitten als de mama’s tv keken of zaten te praten. Ik zei dan amper iets. Ik zat op slot en de muren rondom mij versterkte ik alleen maar. Ik huilde, kreeg meer paniekaanvallen en na een week kon ik alleen maar in bed liggen. Me openstellen en praten over wat ik dacht en voelde lukte niet. Verschillende verpleegkundigen kwamen op mijn deur kloppen om me uit bed te krijgen, maar slechts een paar lukte het echt, en dan maar voor even. Ik zorgde ook totaal niet meer voor mezelf. Douchen was een hele opgave en eten deed ik ook amper. Ik voelde me steeds verder wegzakken. Dat was een klap, want ik dacht dat het allemaal beter zou gaan toen ik opgenomen was.
Ik kreeg medicatie, maar ik had niet echt gevoel dat dit iets deed voor me. Na een eerste verschrikkelijke nacht kreeg ik ook slaapmedicatie, dan kon ik wel wat slapen, maar had ik ook nooit het gevoel dat ik uitgeslapen was. Ik had echt het beeld voor me dat ik een hopeloos geval was en dat ik me altijd zo slecht zou blijven voelen. Zo iemand die de rest van haar leven in en uit de psychiatrie zou gaan, een beetje een jojo. Ik dacht meermaals, ook al voor mijn opname, dat ik er beter niet meer kon zijn.
Ik stelde me beetje bij beetje open
Uiteindelijk lukte het een verpleegkunde om mijn muren beetje bij beetje te slopen. Ze wist de juiste vragen op de juiste manier en het juiste moment te stellen. Ze was de eerste op de afdeling bij wie ik me wat durfde open te stellen. Zij zorgde er ook voor dat mijn medicatie aangepast werd en ik kreeg weer wat hoop. Kort daarna kon ik me ook al wat meer openstellen bij mijn psychologe en later ook wat bij de andere verpleegkundigen. Al lukte het me toch niet altijd om hen alles te zeggen.
De moeder-baby unit
Als je nog nooit op een Moeder – Baby unit bent geweest, is het misschien moeilijk om je een voorstelling te maken. De afdeling lag in het Psychiatrisch Ziekenhuis Bethanië in Zoersel. Er was plaats voor vier mama’s in dagbehandeling, een aantal mama’s die thuisbegeleiding krijgen (exacte aantal weet ik niet) en acht mama’s in residentiële opname. Elke mama had een eigen kamer met kleine badkamer. Daarnaast sliepen de baby’s per twee op de babykamers. Ja, de mama’s en baby’s sliepen niet samen. Dat was heel moeilijk voor mij in het begin. Want dat wordt toch zo aangeraden, dat je je kindje bij jou laat slapen. Doordat Florian niet bij mij kon slapen, voelde ik me een nog slechtere mama. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de kinderen ’s nachts aan hun lot werden overgelaten. Er was in de nacht steeds een kinderverzorgster aanwezig om de baby’s melk te geven en te reageren als er een probleem was. En zo kregen de mama’s de nodige rust. Het was raar om ’s nachts niet voor Florian te kunnen zorgen, want de laatste dagen voor mijn opname was dat één van de enige dingen die nog lukte. We hadden een keuken waar we zelf eten maakten voor ons kindje (fruitpap, groentepap en melk) en op woensdag voor de hele groep. Op andere dagen kregen we eten uit de algemene keuken. Er was ook een vrij grote leefruimte en douches natuurlijk. Verder ook nog therapieruimtes, ook op andere plaatsen op het domein. Doordeweeks was er een therapieaanbod, maar natuurlijk kwam de zorg voor je kindje daar ook nog bij.
Wat moest ik doen?
Het was voor mij heel moeilijk om de lege momenten op te vullen. Lezen lukte me niet meer. Mijn concentratie was weg. Tekenen en schilderen ging ook niet. Tv kijken was zelfs lastig. Dus dan zat ik maar te zitten in de stoel. Rond te kijken en half te luisteren naar de gesprekken zonder er zelf deel van uit te maken. ’s Avonds ging ik met de groep voor de televisie zitten om een programma voorbij te laten komen waarvan er amper iets binnenkwam en helemaal niets bleef hangen. De dagen kropen voorbij. Het voelde allemaal zo ellendig traag.
Langzaam ging het beter
Hele slechte dagen wisselden zich af met iets betere dagen. Tot die iets betere dagen wat meer de norm werden. Zo ging het stilaan een klein beetje beter. Wanneer je het gevoel hebt dat het stilaan beter gaat, verwacht je dat die trend zich blijft voortzetten. Toen ik weer wat slechte dagen had, begon ik te panikeren. Ik heb echt moeten inzien dat uit mijn depressie raken een proces was met voor- en achteruitgang. Het samenleven met de andere mama’s was moeilijk voor mij. Je zat echt veel bij elkaar, of je dat nu wilde of niet. Alleen als je kindje sliep, kon je je terugtrekken op je kamer. Of als je een gesprek had met je psycholoog of psychiater. Dat was echt wennen als je gewend bent om je eigen ding te kunnen doen in huis. Af en toe ging er een mama weg en kwam er een nieuwe bij en dat was serieus aanpassen. Ook discussies over dingen die anders moesten, vond ik verschrikkelijk. Want dat betekende dat ik me moest aanpassen.
Ik wilde naar huis
Na bijna vier maanden ging het niet meer. Ik was nog niet mijn oude zelf, maar ik had het gevoel ook niet meer op de afdeling te kunnen blijven. Achteraf bekeken ben ik te vroeg naar huis gegaan, maar ik denk niet dat de uitkomst beter was geweest als ik nog enkele weken of maanden gebleven was. Toen ik weer wat beter werd, durfde ik meer uit te komen voor mijn mening en te zeggen wat ik dacht, wat daarna voor veel conflict zorgde, omdat ik niet altijd evengoed begrepen werd. Ook de constant veranderende groepsdynamiek, bezorgde me veel stress.
De sprong naar huis
Ik was zo bang om in een zwart gat te vallen, toen ik thuiskwam. Alle structuur waar ik aan gewend was, alle nieuwe gewoontes die zich ontwikkeld hadden, alles zou wegvallen. Samen met mijn psychologe heb ik toen een hele weekplanning gemaakt, zodat ik wel verplicht was om dingen te doen. Ik zou ook nog twee dagen per week op dagtherapie komen. Dat was allemaal deel van het perfect ‘naar-huis-plan’. Maar toen strooide Corona roet in het eten. Weg dagtherapie, weg geplande activiteiten en weg positieve gevoel bij het naar huis gaan. Ik zakte weer weg. Ik probeerde mijn dagen te vullen met kleine opdrachtjes die ik mezelf oplegde. Dit lukte vaker niet dan wel. Ik ben de Moeder – Baby unit erg dankbaar. Mijn psychologe belde me dagelijks en dat hielp me enorm veel. En uiteindelijk begon ik met tekenen hoe ik me voelde. Elke dag maakte ik een illustratie. Dat hielp me om stil te staan bij hoe ik me voelde en wat er speelde in mijn leven. Beetje bij beetje begon ik me beter te voelen. Onze verhuizing van Mechelen naar Kortrijk, en daaee dichter bij onze familie wonen, heeft hier ook enorm aan bijgedragen. Maar wat voor mij toch wel de doorslag gaf, was het toekomstplan om een opleiding grafisch ontwerp en webdesign te volgen. Zo vond ik opnieuw iets waar ik met plezier bezig kon zijn.
Aan mijn depressie kwam een einde
Eind augustus 2020 kon ik zeggen dat mijn depressie voorbij was, na meer dan een jaar. Het was een zeer heftige periode, maar ik onthoud ook positieve punten, namelijk dat door mijn verblijf in de psychiatrie mijn band met Florian enorm sterk is geworden. En daar geniet ik nog altijd heel veel van. Daarnaast heb ik ook het gevoel dat deze opname ervoor gezorgd heeft dat ik er nog ben. Ik weet niet hoe het anders zou afgelopen zijn, maar ik denk niet dat het me zonder zou gelukt zijn om uit de depressie te raken. Ook heb ik een fantastische andere mama leren kennen op de afdeling. Daar heb ik een mooie vriendschap aan overgehouden. De illustraties die ik tijdens de eerste lockdown maakte over mijn depressie zijn uitgegroeid tot een boek. Het hielp me enorm om met beelden te kunnen uitdrukken hoe ik me voelde en hoe ik alles ervaren heb.
CELINE