Joanne schrijft in het vaste team van Kids en Kurken. Ze vertelt over de vroeggeboorte van Hannah. De bevalling startte met 23 weken. Voordat je verder leest, is het handig dat je de vorige delen hieronder hebt gelezen.
Deel 1: Mijn bevalling was begonnen, maar ik was 23 weken en 6 dagen zwanger
Deel 2: Prematuur Hannah heeft 14 intensieve weken in het ziekenhuis gelegen…
Mijn eerste verwarrende uren als moeder
Wij kwamen begin vorig jaar voor het eerst op de NICU (Kinder Neonatologie IC) terecht in Nijmegen. Wij kwamen hier in verband met de extreem te vroeg geboorte van onze dochter. We leefden 15 weken tussen hoop en vrees. Na mijn bevalling kon ik niet genieten van het moment dat ik moeder was geworden. Ze zeggen wel eens dat je in je kraamtijd op een roze wolk leeft. Een roze wolk? Geen idee, ik kende dat gevoel niet. Toen Hannah geboren werd, werd ze gelijk bij mij weg gehaald. Daar lag ik dan net na een bevalling. Ik had geen kind op mijn borst. Wat ze met haar aan het doen waren, wist ik ook niet. De kracht om te huilen had kleine Hannah niet. Het voelde als een vreemde stilte. Een leegte in mijn buik en een leegte in mijn armen. Als een kind geboren wordt hoort deze toch in de armen van haar moeder te liggen?
Mijn eerste paar dagen op de NICU
Hannah was al 7 uur oud voor ik haar voor het eerst goed kon bekijken en aanraken. Dit was de eerste deuk in onze hechting tussen moeder en dochter. Op een ander moment zouden we dit moeten inhalen. Op dat moment was alleen haar zorg belangrijk. Vanaf het moment dat ik naar de IC werd gebracht, had ik geen oog voor de IC zelf. Mijn kind lag daar en daar wilde ik naartoe. Vooral de eerste week heb ik helemaal niet bewust beleefd wat er allemaal op de IC gebeurde. Na een week begon ik te beseffen waar wij beland waren. Ik zat elke dag naast de couveuse. Toen pas leerde ik het leven om mij heen, op de NICU kennen.
Hoe is het leven op de NICU nu eigenlijk ècht?
Mijn leven bestond uit de hele dag naast de couveuse van Hannah zitten. Kijken naar mijn dochter en kijken naar de monitor. De hele dag alarmbellen aanhoren. Ik heb een keer aan een arts gevraagd hoeveel alarmbellen er per dag af gaan. Dit waren er rond de 700 ongeveer. Gelukkig konden onze hersenen zich afschermen voor andere geluiden en was ik alleen geconcentreerd op de alarmbellen van Hannah. Maar in mijn onderbewustzijn hoorde ik wel al die alarmbellen. De arts zei dat niemand het zou volhouden als elke alarmbel in de hersenen wordt opgeslagen.
Ik legde heel vaak mijn hand op Hannahs lichaampje. Mijn hand was bijna net zo groot als Hannah zelf. Elke dag begon hetzelfde. Eerst Hannah wassen en opnieuw lekker neerleggen. Vervolgens was het wachten tot de arts zover was dat ze artsenvisite ging lopen en ze bij Hannah kwam. In het begin snapte ik helemaal niet goed waar ze het over had. Ik heb wel een zorgachtergrond, maar dat is niet te vergelijken met wat ik hier allemaal meemaakte. Nu ging het over mijn eigen dochter. Ik had wekelijks contact met de maatschappelijk werker. Deze gesprekken waren heel fijn. Ik zag het echt als ondersteuning om dit hele proces door te maken. Zij las mee in het dossier van Hannah. Dus of het nu goed nieuws of slecht nieuws was, zij wist ervan en voelde met ons mee.
Er werden operaties op de NICU uitgevoerd
Op de NICU hebben wij helaas ook veel vervelende situaties gezien. Kindjes die op de NICU liggen zijn te zwak en te kwetsbaar om verplaatst te worden naar een operatiekamer. Dus komt de chirurg met zijn team naar de NICU toe. Bij een kleine ingreep bleef de NICU gewoon open voor andere ouders. Ik heb een keer meegemaakt dat er een grote operatie gedaan werd. Ik werd toen weg gestuurd en mocht niet naar Hannah toe. Ik vond het echt moeilijk dat Hannah dan daar lag, terwijl ze twee meter naast haar een ander kindje aan het opereren waren. Ik dacht altijd op zo’n moment: “Nu is het een ander kindje, maar wanneer zullen ze bij het bedje van Hannah staan?” Niet dat daar een aanleiding toe was, maar de situatie met Hannah was zo onzeker en spannend, dat het wel zou kunnen gebeuren.
Ook gebeurde het eens dat wij op een avond bij Hannah zaten en die middag een nieuw kindje op de afdeling kwam. Die avond kreeg dit kindje een darmoperatie. Wij spraken die moeder in de koffiekamer en zij vertelde wat er met haar kindje aan de hand was. Het zou erop of eronder zijn. De volgende morgen kwam ik op de IC. Ik keek toch als eerste naar het bedje van dat kindje. Het bedje was leeg. Vreselijk. In de tijd dat wij op de NICU zaten hebben we drie keer meegemaakt dat een kindje overleed. Ook dit neem je mee in je verwerking. Gelukkig mocht Hannah in leven blijven, maar toch ervaar je dagelijks wel de angst. Doordat wij zo’n lange tijd op de NICU leefden zei de maatschappelijk werker een keer tegen mij: “Jullie horen nu bij het meubilair van de NICU.” Artsen verwachtten mij iedere dag naast de couveuse om zoveel mogelijk te zorgen voor mijn kindje. Toen ik zo’n lange tijd op een afdeling meedraaide, kende iedereen mij en iedereen wist welk kindje bij mij hoorde.
De sfeer op de NICU
Ik had zo’n goede band met alle artsen en verpleegkundigen. Vaak kwam een arts even langs en vroeg dan hoe het met mij ging. We spraken over de dagelijkse dingen. Dit maakte dat het voor ons niet zo beladen voelde. Als het met Hannah niet zo goed ging en ze heel erg dipte, dan kwam er altijd een verpleegkundige naar me toe. Ook als ze met Hannah bezig waren nadat ze een incident had gehad, stond er een verpleegkundige naast mij die er dan echt voor mij was en vertelde wat er allemaal gebeurde. Er ging dan zoveel liefde van deze mensen uit. We konden echt lief en leed met elkaar delen. Wat voor mij heel fijn en vertrouwd voelde.
Mijn dochter achterlaten op de NICU
Wij waren jonge ouders en er gebeurde veel in ons leven. Maar ondanks dat ik de tijd op de NICU wel heel spannend vond, voelde ik me daar rustiger dan thuis met Hannah. Wij konden Hannah op dat moment niet de zorg geven die zij nodig had en wij moesten alle zorg uit handen geven. Dit vond ik niet erg, want ik zag heel goed in dat ik deze zorg Hannah niet kon geven. Ik kreeg van veel mensen de vraag of ik het niet heel moeilijk vond om Hannah steeds te moeten achterlaten. Nee, dit vond ik dus niet moeilijk. Voor mij kwam het moeilijke moment pas toen Hannah 11 weken was. De laatste twee weken van de periode in Nijmegen. Hannah was toen van de meeste apparatuur af. Ze had bijna geen slangetjes meer. Ze was zoveel sterker, dat we haar vaker dan één keer per dag vast mochten houden. Ik had een gesprek met de arts en ik gaf aan dat ik het moeilijk vond om haar achter te laten. Toen mistte ik haar echt als ik in het Ronald McDonald Huis was. Ik verlangde naar haar als ik ’s morgens wakker werd, naast me keek en er geen wiegje stond. De arts gaf aan dat hij dit goed kon begrijpen. Hij zei heel terecht: “Het is niet voor niets dat we aangeven dat de laatste loodjes het zwaarst wegen.”
JOANNE