23 weken en 5 dagen zwanger
Ik word wakker en loop naar de badkamer, plas, veeg af en sta op. Ik draai om, om door te trekken maar zie wat roods in de pot. Meteen word ik duizelig van wat ik zie, want iedereen weet dat dit niet hoort tijdens een zwangerschap. Meteen de verloskundige gebeld en die kwam meteen langs. Het was gelukkig ook alweer gestopt, dus na het hartje te hebben geluisterd en wat gevoeld te hebben vertrekt de verloskundige weer met de mededeling: “Als het weer gebeurt of als het erger wordt meteen aan de bel te trekken!” Die avond zit ik in de auto en ik voel iets lopen. KAK! Nou ja, geen kak natuurlijk, maar wel bloed. En best wel veel. Meteen moesten we naar het ziekenhuis komen. Een echo, een eendenbek en een inwendig onderzoek rijker.”Mevrouw, u moet blijven, want je hebt een voorliggende placenta en bij iedere bloeding mag je naar huis als je 48 uur geen bloed hebt verloren.” Daar lig je dan… zonder man, zonder peuter. Er schiet van alles door mijn hoofd en ik Google voorliggende placenta. De kans op vroeggeboorte is er, de kans dat de placenta loslaat ook … Er zijn allerlei risico’s.
Gelukkig mag ik na een week weer naar huis
Maar na twee weken word ik wakker van iets wat tussen mijn benen loopt. Meteen doe ik het licht aan en zie weer bloed! Fuck!! Ik maak mijn man wakker en meteen valt er iets op het laminaat. Hij heeft dan ook meteen in de gaten dat we naar het ziekenhuis moeten. Het bleek een flink bloedstolsel te zijn. We hebben oma gebeld die meteen kwam om op te passen op onze peuter. Wij naar het ziekenhuis en uiteindelijk stopte het bloeden gelukkig weer. Ik moet wel weer blijven, nu voor drie weken, omdat ik steeds weer bloed verlies.
30 weken zwanger en het is weer zover
Nu besluit mijn man, de dokter en ik dat het veiliger is dat ik in het ziekenhuis blijf. Ik mis mijn peuter enorm, maar gelukkig hebben we veel hulp van onze ouders. Het is even niet anders. De hele dag lig je te piekeren, maar elke dag is er een. Met 37 weken wordt er toch besloten om een keizersnede te doen, omdat mijn HB veel te laag is. Dit omdat ik de avond van te voren weer veel bloed heb verloren. Op 17 september om 14:38 komt ons mooie meisje Noa ter wereld. Eindelijk genieten! Zou je denken… Meteen zien we een meisje wat heel veel moeite heeft en niet echt een aangename kleur heeft. Dus meteen wordt ze meegenomen door de artsen. Paniek en zweet breekt me uit, Hoe kan dit? Mijn man gaat met haar mee en ik word gehecht. Daar lig je dan te wachten tot je iets meer weet en naar je kindje toe mag. Dit lijkt uren te duren. Uiteindelijk word ik er met mijn bed heer gereden. Daar ligt ze dan, onze hulpeloze meisje. De arts zegt dat we ons geen zorgen moeten maken. Ze heeft gewoon wat meer hulp nodig en krijgt CPAP om haar ademhaling te ondersteunen. “Maar vanavond of morgen ligt ze bij jou op de kamer.”
De volgende ochtend lijkt het iets beter te gaan, maar is ze toch nog zwak
Ik mag haar voor de eerste keer heel even vasthouden. Maar al heel snel gaat het slechter. Weer honderdduizend spoken door je hoofd. Moet ze niet naar een academisch ziekenhuis? Maar weer worden we gerustgesteld. Een paar uur later komt de kinderarts vertellen, dat ze toch foto’s gemaakt hebben, omdat het echt niet goed gaat. Al snel blijkt ze aan de linkerkant een klaplong te hebben. We schrikken en weer denken we: “hoe kan dit?” Ze hebben hier nog geen verklaring voor. Noa krijgt een drain en ze knapt weer een beetje op. ’s Avonds bel ik naar haar afdeling en dan wordt er al snel gezegd, dat het weer echt niet goed gaat. Ik durf mijn man niet te bellen, die eindelijk een avondje met ons oudste dochtertje thuis slaapt. Achteraf blijkt dat hij ook gebeld had naar de afdeling, maar mij niet ongerust wilde maken. Ik mag niet naar haar toe, omdat het te vermoeiend voor haar is. Ik kan ook nog niet zelf uit bed. Ik huil mezelf in slaap.
De volgende ochtend om 8 uur is mijn man bij mij en ik zeg dat ik het echt niet vertrouw
Ik sta erop dat ik nu meteen naar Noa wil. Mijn man en ik gaan er heen en je hoewel ik haar nog maar zo kort ken, voel ik dat er iets echt niet goed zit. Toch wordt er ons beloofd dat we haar ’s middags voor de eerste keer een beetje melk mogen geven. Ik ben opgelucht en denk: “Misschien maak ik mezelf wel gek.” Om 14:00 gaan we weer terug, maar de lamellen worden meteen dichtgedaan en er wordt gezegd dat ze weer een dip heeft. We moeten terug naar mijn kamer en de kinderarts zal zo langskomen. We komen terug op mijn kamer en ik ben flink overstuur. Wat is er in hemelsnaam met haar aan de hand? Om 17:00 (!) komt de kinderarts met de verpleegkundige om te vertellen dat er een neonatoloog onderweg is vanuit Utrecht om haar te komen halen. Dus toch… Ze vertellen ons dat het heel slecht met haar gaat en dat het verstandig is om nog even naar haar toe te gaan om haar een dikke knuffel te geven. Want…. “Want wat?”, denk ik. Bij de deur zegt de kinderarts dat ze niet weet of ze het gaat halen, want eigenlijk is ze voor de rit met de ambulance te zwak. Ze vertrekken. Ik kijk naar mijn man, die altijd optimistisch is. Hij zakt in elkaar en begint hard te huilen. Ik word juist heel boos en had het liefst de hele kamer verbouwd. We bellen onze ouders en die komen meteen. Die steun heb je dan heel hard nodig. Mijn man zegt meteen dat hij geen afscheid wil nemen. Ik ga met mijn moeder. Ik kan niet omschrijven hoe ik me op dat moment voelde. Angst, paniek, hoop.
Daar ligt ons meisje heel hard te vechten voor haar nog zo korte leventje
Wat zeg je tegen je kindje wat je nog maar zo kort kent, die je nooit wil kwijtraken?! Godverdomme, wat heftig… Nu ik dit typ rollen de tranen weer over mijn wangen. Ik kom terug op mijn kamer waar alle slingers, jurkjes, bloemen en cadeautjes al zijn opgeruimd. Je denkt echt alleen maar: “Was dit het dan? Zou ze echt doodgaan? Waarom?” Mijn man besluit toch om nog even te gaan op aandringen van mij. Op het moment dat hij daar aan komt, stopt Noa met ademen. Mijn man wordt weggestuurd. Hij durft mij dit daarna niet te vertellen. Na een uur horen we dat ze onderweg zijn naar het WKZ. Wij worden ook opgehaald door een ambulance. Onze ouders rijden achter ons aan. De hele rit kijken we voor ons uit en praten we niet. We zijn allebei zo bang. Om 20:30 zijn we eindelijk in Utrecht, waar we meteen heel liefdevol worden opgevangen door een verpleegster. Ze maakt een tosti voor ons, maar eten kan ik niet. We wachten en weten dat ze ergens bij ons in de buurt moet zijn. Maar hoe het met haar gaat, dat kan niemand ons nog vertellen.
Om 00:15 komt de arts naar ons toe
Ze hebben haar gestabiliseerd, maar ze is nog wel kritiek. We mogen eindelijk bij haar. We komen op de NICU, de intensive care voor pasgeborenen. Een grote kamer met acht bedjes. Allemaal liggen ze te vechten voor hun leven. Maar ons kindje ligt hier nu ook. Het komt zo hard binnen! Ik kan alleen maar huilen. De neonatoloog vertelt ons dat ze door het oog van de naald is gekropen. Noa ligt aan de beademing, heeft twee infuuslijnen in haar navel, een sonde, plakkertjes en aan twee kanten een drain. Want ze blijkt aan twee kanten een klaplong te hebben. Ook heeft ze een bloedtransfusie nodig. En veel medicatie voor de pijn. De arts vertelt ons dat hij niet weet hoe het gaat verlopen. Die nacht slaap ik niet. Mijn man mocht niet bij mij slapen, omdat er al een kraamvrouw bij mij op de kamer lag. Gelukkig kon hij ergens anders in het ziekenhuis slapen. Gelukkig heeft Noa een rustige nacht gehad. Op aanraden van de verpleging kopen we een schrift, waar zij, maar ook wij wat in kunnen schrijven voor later. Zou er dan toch een later zijn?
We horen dat er in het Ronald Mc Donaldhuis geen plaats is
Dus maken we de beslissing om in een hotel heel dichtbij de slapen. Overdag zijn we constant bij Noa en moet mijn man moeite doen om mij ’s avonds weer mee te nemen naar het hotel. Ondertussen missen we ons oudste dochtertje enorm, onze ouders zorgen voor haar. Ze komen elke dag naar Utrecht, zo kunnen we ook knuffelen met haar. Ze snapt er niks van en mag ook niet bij haar zusje komen. Noa gaat ondertussen twee stappen vooruit, maar ook steeds een achteruit. Je ziet en hoort daar zoveel ellende. Maar iedereen heeft ook genoeg aan zijn eigen ellende.
Na anderhalve week mag Noa terug naar het ziekenhuis in de buurt
Heel fijn, maar ook weer eng. We weten ondertussen dat Noa het gered heeft, omdat zij zo goed gehandeld hebben. Alles is zo spannend. Aangekomen in het ziekenhuis, krijgt ze kleertjes aan. Voor de eerste keer is ze een ‘normale’ baby. Eindelijk mag Noa ook kennis maken met haar grote zus. Alles gaat nu zoals het hoort. Na een week aansterken mogen we Noa mee naar huis nemen. Heel veel geluk wordt er gezegd. Maar ik denk alleen maar…. “Hoe kan ik ooit van haar genieten?” Dit heeft ook echt anderhalf jaar geduurd. Ik was zo bang en overbezorgd. Bij elk kuchje, rare beweging, te lang staren, te lang slapen of juist niet slapen, denk je dat haar iets mankeert. Achteraf bleek dat ik een Post Traumatisch Stress Syndroom had. Niet heel gek natuurlijk.
De huisarts, kinderarts en consultatiebureau hebben me keer op keer serieus genomen
Ik was echt de weg kwijt. Steeds bang om Noa alsnog te moeten verliezen. Uiteindelijk ben ik bij een psycholoog terecht gekomen en heb ik veel gesprekken en behandelingen gehad. Dit heeft mij ook heel goed geholpen. Nu, zes jaar later kan ik zeggen dat ik met volle teugen geniet van mijn meiden. Noa heeft hier godzijdank helemaal niks aan over gehouden. En ze is een heel gelukkig meisje. Mijn man en ik zijn er nog sterker uitgekomen en ik ben nog meer gaan genieten van het leven.
KIM