Ik ben altijd wel netjes geweest, hoor. Mijn handtas is zo georganiseerd dat je er een timemanagementcursus op kunt baseren. Mijn aanrecht glimt standaard alsof ik er zojuist een reclame voor glansmiddel in heb opgenomen. En mijn schoenen zet ik thuis op een rijtje neer alsof ze op de catwalk staan. Maar sinds Filou er is… ja, toen sloeg het een beetje door. Oké. Heel erg door. Ik heb zo langzamerhand de stempel ‘moeder met smetvrees’ gekregen.
Ze zit overal met d’r handjes aan
Filou is net één geworden. Een heerlijke, ondeugende, super energieke dreumes die werkelijk álles interessant vindt. Alles moet aangeraakt, bevoeld, opgepakt, en – jawel – in d’r mond gestopt worden. En dat is dus precies mijn grootste nachtmerrie. Die kleine vingertjes, overal aan. De bank van de huisarts. De zijkant van de kinderstoel bij een restaurant. De reling in de tram. De glijbaan in het speeltuintje achter ons huis. Heb je die dingen weleens écht bekeken? Al die vettige afdrukken. Snotvegen. Kauwgomrestjes. En die mond van haar, die volgt altijd als een magneet. Ik krijg er rillingen van.
Schoonmaakdoekjes zijn mijn beste vriend
Ik heb standaard van die antibacteriële schoonmaakdoekjes in m’n tas. En in m’n jaszak. En in de buggy. En in het dashboardkastje van de auto. Oh, en boven op de commode. Filou raakt iets aan, ik veeg het na. Of ik veeg het vóóraf. Of ik veeg het áf en daarna haar handjes ook nog even met een vochtig doekje. Het is niet dat ik haar in een glazen bol wil opvoeden. Maar ik moet er gewoon niet aan denken dat ze straks weer met een buikvirus op bed ligt omdat ze aan een schommel heeft gelikt.
Andere moeders kijken me soms aan alsof ik gek ben
Van de week was ik met Filou bij zo’n overdekte speelhal. Dat was op zich al een overwinning, want daar krioelen die virussen dus letterlijk in het rond. Kinderen met snot tot op hun kin, kruipend door dezelfde ballenbak als mijn dochter. Ik wilde het proberen, voor haar. Ze is dol op glijden en klimmen. Maar ik had na drie minuten al spijt. Ze dook headfirst in een zwembad van plastic ballen die roken naar zweet en chips. Ik stond ernaast met mijn doekjes in de aanslag, veegde d’r handjes af zodra ze eruit kwam. Een andere moeder keek me aan, trok haar wenkbrauw op en fluisterde iets tegen haar vriendin. Ze lachten. Ik deed alsof ik het niet zag, maar het kwam keihard binnen.
“Laat het los,” zeggen ze dan. Maar hoe dan?
Mijn schoonzus zegt het ook altijd: “Joh, laat het los. Ze moeten juist vies worden. Dat is goed voor hun immuunsysteem.” En misschien heeft ze wel gelijk. Maar mijn hoofd werkt gewoon niet zo. Ik zie overal risico. Elk winkelwagentje, elke trapleuning, elk tafeltje op een terras is een potentiële bacteriebom. Ik zou willen dat ik het los kon laten. Echt. Het lijkt me heerlijk, zo’n moeder te zijn die haar kind lekker met blote voeten in het zand laat spelen. Die niet meteen denkt aan wormen, hondendrollen en glassplinters.
Soms zit ik mezelf ook echt in de weg
Gisteren was zo’n dag. We waren op visite bij vrienden. Hun kindje van anderhalf speelde vrolijk op de vloer. Filou ook, maar ik kon het niet laten steeds haar handjes van de vloer te trekken, want er lagen kruimels, een plakkerige rozijn, en op een gegeven moment vond ze een verdwaald knoopje. Ik voelde hoe ik de sfeer verpestte. “Ze mag dat best even onderzoeken hoor,” zei de vriendin. Ik lachte nep en zei: “Ja, haha, ik ben gewoon een beetje smetvrezer.” Maar ik meende het niet als grap. Ik ben het echt. En het ergste is: ik wéét dat het niet gezond is. Dat dit niet relaxed opvoeden is. Maar het gevoel wint het steeds van de ratio. Alsof mijn hoofd constant op standje ‘ALARM’ staat.
Peuterspeelzalen zijn mijn persoonlijke hel
We zijn net begonnen met de wenperiode op de peuterspeelzaal. Nou, dat is dus mijn persoonlijke hel. Filou vindt het fantastisch, en dat is precies waarom ik het doorzet. Maar ik zie al die andere kindjes… met hun natte neuzen, vlekken op hun shirtjes, vingers in elkaars bekers, met speelgoed dat over de vloer rolt en daarna linea recta in de mond verdwijnt. Ik zit erbij met klamme oksels. Zodra ik thuis ben, gaat alles in de was.
Mijn hart ging hier letterlijk sneller van kloppen
En ja hoor, vorige week was het raak. Krentenbaard. Niet bij Filou, maar bij drie kindjes uit haar groepje. De leidster had er een briefje over opgehangen bij de deur. Ik heb het drie keer gelezen. Mijn hart ging letterlijk sneller kloppen. Filou had niks, maar ik waste haar die avond toch een keer extra, voor de zekerheid.
Ik voel me vaak alleen hierin
Het lijkt wel alsof ik de enige ben die zich hier zó druk om maakt. Andere moeders lachen het weg, zeggen: “Ach, een beetje snot hoort erbij.” Of: “Ze moeten toch weerstand opbouwen.” Maar ik vind dat moeilijk. Ik voel me snel beoordeeld. En ik probeer echt niet de perfecte moeder te zijn, ik probeer gewoon mijn kind te beschermen. Maar dat wordt niet altijd begrepen. Sterker nog: ik voel me soms een beetje buitengesloten. Alsof mijn zorgen niet ‘cool’ genoeg zijn. Of overdreven.
Mijn man snapt het ook niet altijd
Mijn man is een stuk relaxter. Gelukkig. Maar soms dus ook irritant nuchter. Als hij ziet dat ik weer sta te poetsen aan het wipstoeltje voordat Filou erin mag, rolt hij met z’n ogen. “Ze moet ook een beetje viezigheid kunnen hebben, joh,” zegt hij dan. Maar ik voel me dan net alsof ik faal. Alsof ik het weer ‘te veel’ doe. En dat knaagt.
Mijn manier van moederen
Ik weet dat het niet altijd handig is, hoe ik ben. En dat ik misschien wat losser zou mogen worden. Maar ik wil ook niet tegen mezelf ingaan. Mijn gevoel is sterk. Mijn liefde voor Filou nog sterker. En misschien ziet het eruit alsof ik het overdrijf, maar ik zie het als zorg. Mijn manier van moederen.
Dus ik blijf poetsen. En vegen. En schoonmaken. En hopen dat er ooit een dag komt waarop ik het wat meer los durf te laten. Of dat ik in elk geval iemand tegenkom die me begrijpt. Die ook met doekjes paraat staat in de speeltuin. En me dan aankijkt en zegt: “Oh my god, ja, die glijbaan is zó vies.”
MARJOLEIN
ik gebruik ook veel doekjes, superhandig. Maar een kind moet gewoon kunnen spelen zonder steeds schoongepoetst te worden, tenzij dat echt nodig is. Zoek hulp voordat het echt problematisch is en je straks alleen maar in je huis blijft omdat je smetvrees hebt.
Een eerlijke mening? Wat doe jij jezelf, maar vooral je kind te kort. Dit gaat niet zomaar over hier heb je professionele hulp bij nodig! Het is geen normaal gedrag. Ik denk dat je echt met een obsessie te maken hebt en dat je hierbij geholpen moet worden. Ook voor jezelf hoe kan je op deze manier nou ontspannen? En ook voor je kind. Het is prima om een snotneus af te vegen of even een keer een doekje over de handen, maar dit klinkt als alles overheersend. Je schoonzus en andere hebben gelijk. Weerstand op bouwen is niks mis mee en ook een krentenbaard overleven ze gewoon he?! Straks geef je deze angst ook door aan je kind. Kinderen horen vies te worden, te ontdekken daar groeien ze alleen maar van. Ik hoop dat je gaat inzien dat dit niet iets is wat bij jou hoort, maar waar je hulp bij nodig hebt.
Er is niets mis met een georganiseerde handtas of een opgeruimd huishouden, zelfs niet met het voorhanden hebben natte doekjes op alle genoemde plekken. Het obsessieve gebruik ervan klinkt wél problematisch. Misschien tijd voor een bezoekje aan de huisarts?