‘Met Claudine, verloskundige’, weet ik slaperig uit te brengen nog voordat mijn telefoon mijn oor heeft bereikt
Net op tijd bedenk ik me dat mijn oordopjes nog uit mijn oren moeten. Meer slapend dan wakker luister ik naar wat er komen gaat. Ik heb geen idee hoe laat het is. Te vroeg voor de normale mens om te ontwaken in ieder geval. ‘Hallo’, tettert een bekende, buitenlandse vrouwenstem in mijn oor. ‘Iek haap viel baukpijn’, luidt haar mededeling. Binnen drie seconden is de dichte mist uit mijn hersenen opgetrokken.
‘Ha, Faya!’, hoor ik mezelf verrast zeggen
Ik ben direct klaarwakker. Gelukkig maar, want hoe zeer ik Faya’s inspanning voor het spreken van de Nederlandse taal ook waardeer, het blijft een uitdaging om door haar zwaar Somalische accent heen te begrijpen wat ze zegt. ‘Is het eindelijk zo ver Faya, is de bevalling begonnen?’. Al ruim een week gaan mijn collega’s en ik de dienst in in de veronderstelling dat Faya gaat bellen met weeën. Met haar 41+5 weken zwangerschap en dus een uitgerekende datum die ze al bijna 2 weken geleden gepasseerd is, staat Faya op knappen.
‘Iek denk baby komt’, zegt Faya, ‘baukpijn’
Faya is wat je noemt een grande mult. Ze is zwanger van haar 10e kind en heeft dit hele proces al 9 keer eerder meegemaakt. Aan een vrouw die zwanger is van haar 10e kind hoef je niet te vragen wanneer de weeën begonnen zijn, hoe vaak ze komen en hoe lang ze duren. Je hoeft zelf niet de inschatting te maken of de bevalling al begonnen is en of je er heen moet gaan. Je gaat gewoon.
Dus sta ik een halfuur later bij Faya voor de deur
Het is 6 uur ’s ochtends, toch een iets minder onmenselijk tijdstip dan ik dacht. Haar dochter (lees: één van de 5 dochters) doet open en neemt me mee naar het kleine slaapkamertje rechts van de voordeur. Faya ligt halfzittend op het matras van het eenpersoonsbed en oogt redelijk ontspannen. Ik klets een tijdje met haar, in mijn beste Somalisch natuurlijk, om een indruk te krijgen van de weeën.
Er gebeurd eerlijk gezegd niet zoveel, dus besluit ik na 15 minuten een inwendig onderzoek te doen.
Hmm, ik toucheer een verstreken 2 cm. De baarmoedermond voelt hetzelfde aan als mijn collega beschreef toen ze Faya gisteren op het spreekuur gestript had. Dit is niet helemaal wat we beiden gehoopt hadden. ‘Faya, de opening is nog hetzelfde als gisteren. Op dit moment komt de baby nog niet.’ Ik pijl even haar reactie. Ze fronst haar voorhoofd. ‘Iek denk baby komt, iek wil bevaalen in ziekenhaus.’
‘Dat weet ik Faya, jij gaat ook bevallen in het ziekenhuis’, vervolg ik mijn verhaal
‘Maar nu moeten we afwachten. Soms stopt de buikpijn en komt de baby niet vandaag, soms wordt de buikpijn meer. Als de buikpijn meer wordt (ik puf een paar keer overdreven), moet je bellen. Dan kom ik weer langs.’ Faya knikt, al betwijfel ik of ze echt doorheeft wanneer ze dan wel moet bellen. ‘Kijk’, zeg ik tegen haar, en ik laat mijn horloge zien. ‘Je zet de wekker om 7 uur en gaat nu lekker douchen. Als de pijn om 7 uur erger is dan nu, dan bel je weer.’
Op deze manier hoop ik te voorkomen dat ze me direct weer belt wanneer ik de deur achter me dichttrek
De tijd is nodig om erachter te komen of de weeën doorzetten of afzwakken. Faya lijkt nu enigszins opgelucht, blij een concreet ‘plan’ te hebben. Ik raap mijn spullen bij elkaar, wens haar succes en hopelijk tot snel. Net voordat de deur achter me in het slot valt, krijgt Faya een wee en hoor ik haar zuchten. Even aarzel ik, moet ik toch blijven? “Nee, het is goed zo. Er is nu nog niks aan de hand en dat kind valt er niet zomaar uit. Ze belt echt wel als het nodig is.”
En zo zit ik een halfuur later rustig te ontbijten in mijn studiootje
Ik neem de visites voor de dag door. Ik ben de hele casus alweer bijna vergeten en sta op het punt de douche in te stappen, als om stipt 7 uur de telefoon gaat. Me bewust zijnde van een vreemd soort onderbuikgevoel neem ik op: ‘Met Claudine, verlosk…’
‘Viel pijn! Baby komt!’
Shit. Ik hoef je niet uit te leggen wie dit is. Een luid zuchtende Faya hijgt zo hard in mijn oor dat ik het idee heb de speekseldruppels te kunnen voelen. Snel raap ik mijn spullen bijeen en sprint ik naar de auto. ‘Ik kom eraan, rustig aan en blijven zuchten’, zeg ik Faya en ik verbreek de verbinding.
15 minuten later parkeer ik mijn auto op de oprit
Haar partner (die mij in de auto ook al een keer gebeld had om te vragen waar ik bleef) staat al in de deuropening. Vluchtig scan ik zijn gezicht. Geen grote ogen en geen zweetdruppeltjes, met een beetje geluk valt hetgeen ik aan ga treffen mee. Ik schiet hem voorbij het kleine kamertje in. Faya zit luidt puffend op bed met haar benen uit elkaar, alsof het kind ieder moment gelanceerd kan worden.
Normaal ben ik niet zo van de directe aanpak, praat ik eerst met mensen voor ik handelingen uitvoer
Maar nu, ik denk dat ik nog nooit zo vlot na binnenkomst mijn vingers heb ingebracht om te voelen hoe ver iemand is. Please, laat het meevallen. Ik weet dat Faya ab-so-luut níét thuis wil bevallen, dat ze het liefst zelfs nog pijnstilling zou willen. En eerlijk is eerlijk, ik wíl in dit kleine kamertje ook geen bevalling begeleiden. Geen ruimte, geen spullen en een taalbarrière. Om maar te zwijgen van de 9 andere kinderen die rond dit tijdstip wakker zullen worden. Kortom, verre van ideaal.
Nog voordat ik mijn vingers goed en wel ingebracht heb, stuit ik al op het hoofd van het kind
Met ingehouden adem voel ik naar de ontsluiting. “6 cm”, houd ik mezelf voor. Ik trek snel mijn vingers terug om te voorkomen dat ik goed door ga voelen. Waarschijnlijk is het een goede 7 cm en staan de vliezen op springen. Sommige dingen kun je beter niet weten, want dan durf ik al helemaal niet meer met haar in de auto te stappen.
Even voor de beeldvorming: míjn auto
Het zou precies passen: Faya naast me op de bijrijdersstoel en partner op de achterbank met hun tas op zijn schoot en de MaxiCosi naast hem. De andere plaats op de achterbank is namelijk in beslag genomen door mijn baarkruk en de kofferbak is gevuld met mijn verlosspullen. Dat oudste dochter ook mee zou gaan, had ik even niet ingecalculeerd.
Maar hé, wat doe je met een grande mult met minstens 6 cm en vermoedelijk uitpuilende vochtblaas?
Juist ja, niet lullen maar gaan. Daarom rijd ik nog geen minuut later met twee dubbelgevouwen mensen op de achterbank richting het ziekenhuis. De een met een tas onder haar billen en haar gezicht schuin tegen het dak gedrukt, de ander met een Maxicosi boven zijn hoofd. Faya zit naast me en begint steeds harder te zuchten. Met samengeknepen billen en een partusset tussen mijn knieën geklemd, zigzag ik tussen het verkeer door. In mijn gedachte vloek ik. Was het maar onmenselijk vroeg, dan was tenminste niet zo druk op de weg.
Net wanneer ik halverwege de rit iets meer vertrouwen krijg in het scenario dat we het ziekenhuis misschien wel gaan halen, weet Faya tussen de weeën door iets uit te brengen
Miesselijk’. ‘Wat zeg je Faya?’ vraag ik, vurig hopend dat ze niet zegt wat ik denk dat ze zegt. ‘Iek ben miesselijk’, zegt ze nu duidelijk. Kut Ik werp een blik in mijn achteruitkijkspiegel. Twee blauwe, licht paniekerige ogen kijken me aan. ‘Heeft er iemand een zakje?’ probeer ik. Ik merk op dat het bijna smekend klinkt. Geschuifel en gekraak. Haar partner biedt me een zakdoekje aan, dochterlief graait woest door de tas met spullen. Tevergeefs probeer ik aan het matje te trekken waar Faya op zit, misschien kan ze daarin overgeven?
Naast me hoor ik Faya kokhalzen
Shitshitshit, dit gaat fout! Ik moet nú beslissen, wat ga ik doen? Stoppen of doorrijden? Koortsig denk ik na. Argghhh ik weet het niet… Hoe kun je in godsnaam een keuze maken tussen kind in de berm of kots op het dashboard?! Op het moment dat ik me realiseer dat een kind in de berm waarschijnlijk ook de nodige troep met zich meebrengt in mijn auto en ik dus beter door kan rijden, gooit dochterlief een zakje naar voren. De babykleertjes liggen nu los verspreid over de achterbank maar Faya heeft een zakje. Thank god!
De rest van de rit, zo’n 10 minuten, verloopt tamelijk rustig
Op het spoedplein pak ik een rolstoel waarmee ik Faya naar de verloskamers race. Aldaar breken spontaan de vliezen en spoelt het kind erachteraan. Als ook de placenta geboren wordt en blijkt dat niks gehecht moet worden, kan ik weer opgelucht adem halen. Dit gezin is weer een mooi jochie rijker. Terwijl ik 2 uur later mijn auto instap en een paar babysokjes op de achterbank vindt, besef ik me weer dat ik één ding voor altijd in mijn oren moet knopen: Een grande mult moet je niet willen vertellen wanneer de bevalling begonnen is. Als ze naar het ziekenhuis wil, ga je gewoon.
CLAUDINE
Insta: claudinecompiet