Ik had me maandenlang voorbereid op de bevalling
Ik had boeken gelezen, ademhalingsoefeningen gedaan, en ik dacht dat ik wel een beetje wist wat me te wachten stond. Natuurlijk wist ik ook dat het anders kon lopen, maar niemand had me voorbereid op de horror die ik uiteindelijk zou meemaken.
Het begon op een zondagavond
Weekend. Eindelijk. Ik zat op de bank met een kom soep toen ik een scherpe steek voelde. Geen voorwee, dat wist ik meteen. Dit was het echte werk. Mijn man, Maarten, zat naast me en keek me vragend aan. “Is het begonnen?” vroeg hij. Ik knikte. Het voelde alsof iemand met een mes in mijn onderbuik stak.
“Bel de verloskundige maar,” zei ik
Mijn stem trilde al een beetje. Dit was pijnlijker dan ik had verwacht, en we waren pas net begonnen. De verloskundige kwam langs en controleerde hoe ver ik was. “Twee centimeter,” zei ze. “Je hebt nog een lange weg te gaan. Probeer wat te rusten.” Rusten? Ik kon niet eens stilzitten. De weeën kwamen snel en waren overweldigend. Ik liep heen en weer door de woonkamer, Maarten achter me aan met een glas water en een bezorgde blik.
Uren verstreken, en de pijn werd alleen maar erger
Ik kon niet meer praten, alleen kreunen en huilen. Tegen de ochtend zat ik op vier centimeter. Vier! Na een hele nacht. De verloskundige besloot dat het tijd was om naar het ziekenhuis te gaan, omdat ik totaal uitgeput was. Ik had nog geen oog dichtgedaan.
In het ziekenhuis ging het van kwaad tot erger
De weeën kwamen om de twee minuten, maar er gebeurde vrijwel niets. Mijn lichaam werkte niet mee. Ik smeekte om een ruggenprik, maar de anesthesist was bezig op de OK. “Het kan even duren,” zei een verpleegkundige. Even? Ik wilde schreeuwen, maar ik had daar de kracht niet meer voor. Na wat voelde als een eeuwigheid kwam de anesthesist eindelijk binnen. De ruggenprik was een hele opluchting, al duurde het even voordat hij werkte. Voor het eerst in uren kon ik even ademhalen. Maar toen kwamen de complicaties.
Mijn hartslag begon te dalen, en die van de baby ook
Ik hoorde de monitor piepen en zag de gezichten van de artsen veranderen. “We moeten ingrijpen,” zei iemand. Voor ik het wist, werd ik naar een andere kamer gereden. Een spoedkeizersnede. Ik lag daar, half verdoofd en volledig in paniek. Maarten stond naast me, zijn gezicht wit van de schrik. “Het komt goed,” fluisterde hij, maar ik zag aan zijn ogen dat hij dat zelf ook niet geloofde.
De operatie voelde als een nachtmerrie
Ik voelde geen pijn, maar ik voelde wel alles. Het trekken, het duwen, het gerommel in mijn buik. En toen hoorde ik geen babygehuil. Alleen stilte. Mijn hart stond stil. “Waarom huilt hij niet? Wat is er aan de hand?” riep ik. Niemand gaf antwoord. De artsen waren druk bezig, en ik kon alleen maar liggen en wachten. Uiteindelijk hoorde ik een zwak gehuil, maar het klonk alsof het van heel ver weg kwam. Ze namen de baby mee zonder me hem te laten zien.
“Wat is er aan de hand?” vroeg ik opnieuw
Een verpleegkundige legde haar hand op mijn arm. “Hij heeft het moeilijk, maar we doen er alles aan om hem te helpen. Probeer rustig te blijven.” Rustig blijven? Mijn kind lag ergens aan machines, en ik moest rustig blijven? Maarten ging met de baby mee, terwijl ik daar lag, alleen en bang. De artsen maakten mijn buik dicht, maar het voelde alsof mijn hart open lag. Ik had geen idee wat er met mijn zoon aan de hand was.
Toen ik eindelijk naar de uitslaapkamer werd gebracht, kwam Maarten binnen
Hij zag er uitgeput uit, maar hij had een kleine glimlach op zijn gezicht. “Hij is sterk,” zei hij. “Ze hebben hem op de NICU gelegd, maar hij doet het goed.”
De dagen daarna waren een waas
Ik kon amper bewegen door de operatie, maar alles wat ik wilde was naar mijn baby. Toen ik hem eindelijk mocht zien, brak ik. Hij lag in een couveuse, omringd door kabels en piepende apparaten. Hij was zo klein, zo kwetsbaar. Maar hij leefde, en dat was alles wat telde.
Ik weet nog dat ik mijn hand tegen de glazen wand van de couveuse legde, alsof ik hem daarmee kon voelen
Zijn kleine borstkas ging op en neer, zo snel dat het bijna niet menselijk leek. De verpleegkundige legde me uit wat al die kabels deden, maar ik hoorde haar nauwelijks. Mijn hele aandacht was bij hem. Zijn miniatuurhandjes, zijn piepkleine teentjes. Hij was perfect, ondanks alles.
Maarten stond naast me, zijn arm om mijn schouder
“Hij is een vechter, net als zijn moeder,” fluisterde hij. Dat was het moment waarop ik voor het eerst echt moest huilen. Niet van angst, maar van opluchting, van liefde, van alles wat ik die afgelopen dagen had opgekropt.
Elke dag op de NICU was een gevecht
Niet alleen voor mijn zoon, maar ook voor ons. Ik voelde me verscheurd tussen het verlangen om bij hem te zijn en de fysieke pijn van mijn eigen herstel. Elke keer als ik opstond uit bed, voelde het alsof mijn buik uit elkaar zou scheuren. Maar ik moest, want ik wilde bij hem zijn.
De artsen waren positief, maar ook voorzichtig
“Hij doet het goed, maar de komende dagen zijn cruciaal,” zeiden ze steeds. Die zin bleef door mijn hoofd spoken, dag en nacht. Wat als het misging? Wat als hij het niet zou redden? Ik durfde die gedachte niet eens af te maken.
Er was een moment, een week na de geboorte, dat ik hem voor het eerst mocht vasthouden
De verpleegkundige hielp me in een comfortabele stoel en legde hem voorzichtig in mijn armen. Hij was zo licht, zo breekbaar. Ik durfde bijna niet te bewegen, bang dat ik hem pijn zou doen. Maar toen voelde ik het. Zijn kleine handje dat zich om mijn vinger klemde. Een reflex misschien, maar voor mij was het alles.
“Hij herkent je,” zei de verpleegkundige met een glimlach
“Baby’s weten precies wie hun mama is.” Die woorden gaven me zoveel kracht. Hij was niet alleen aan het vechten, hij vocht voor ons. Voor ons samen. Langzaam maar zeker ging het beter met hem. De kabels werden minder, de piepende machines stonden niet meer constant aan. En op een dag, na bijna drie weken, kregen we het nieuws waar we zo op hadden gehoopt. “Jullie mogen naar huis.”
Ik wist niet of ik moest lachen of huilen
We moesten het zelf doen. Zonder hulp van artsen en hulpmiddelen. We pakten zijn kleine tas in, legden hem in het autostoeltje, en reden weg uit het ziekenhuis. Het voelde alsof we een marathon hadden gelopen en eindelijk de finish hadden bereikt. Maar ik wist ook dat dit nog maar het begin was. Het begin van ons leven samen, als gezin.
ELLEN