Je hebt omaโs en je hebt omaโs. Ik behoor duidelijk tot de tweede categorie: de rennende, bakkende, alles-ins-doekjes-wrijvende variant die denkt dat ze op haar 68e nog moeiteloos twee kleinkinderen van vijf en zeven kan entertainen. Spoiler: dat is een illusie.
Mijn zoon en schoondochter gingen een avond samen op stap. Even โquality timeโ. Zonder kinderen. En wie mag dan opdraven? Precies. Ik dus, maar dat doe ik al te graag.
De strijd begint bij binnenkomst
Het begon al goed. Toen ik binnenkwam, hing er een verdachte geur in de gang. Iets tussen natte sok en chocomelk die al drie dagen in een beker staat. โZe zijn net nog naar buiten geweest,โ zei mijn schoondochter, haar tas al in de hand. โZe waren slakken aan het zoeken.โ
Na het zwaaien, knuffelen, lijstje-doornemen en vijf waarschuwingen over bedtijd (โEcht, oma, om acht uur gaan ze slapen!โ), sloot de voordeur. En daar stond ik. Twee kinderen die me tegelijk aan mijn armen trokken. โOMA! MAG IK EEN FILM?!โ โOMA, IK WIL KOEKJE!โ “OMA SPELLETJE”
Ik dacht dat ik vroeger multitaskte
De dag verliep met de gebruikelijke chaos. Koekjes bakken (lees: beslag overal behalve in de vormpjes), knutselen (waarom smeren kinderen lijm af aan hun kleding?!), buitenspelen (waar ik een half uur met een emmertje met lieveheersbeestjes zat die echt niet mochten ontsnappen) en ruzie om wie het grootste plakbandstuk had.
Maar ik moet toegeven: ergens tussen de plakhanden en het duizend keer horen van hetzelfde kinderliedje genoot ik nog steeds. Mijn kleindochter pakte zelfs even mijn hand en zei: โOma, jij bent zo gezellig.โ En toen kwam er nog zoโn opmerking die ik pas later รฉcht begreep: “Ik heb een verrassing voor je gedaan. In je tas. Dan ben je niet meer zo eenzaam thuis.โ
Ik dacht aan een getekend hartje. Of een koekje. Misschien zelfs een steentje โ dat doen kinderen toch?
Eindelijk thuis, eindelijk rustโฆ dacht ik
Tegen de avond had ik de kinderen (min of meer) op tijd in bed. Mijn rug deed zeer, mijn haar stond rechtop van denk ik toch wat glitterlijm die ik zelf niet goed had afgeveegd en ik had na twee keer wassen alsnog enorme plakhanden
Ik stapte in de auto, reed naar huis, sjouwde mijn tas naar binnen, struikelde onderweg bijna over mijn eigen pantoffels en plofte neer. Tijd voor thee. Tijd om mijn tas uit te pakken.
En toenโฆ zag ik het.
Een slijmspoor. In mijn tas.
Mijn eerste reactie: โNee.โ
Mijn tweede: โNEEEEEE.โ
Daar, tussen mijn portemonnee en mijn flesje handgel, zat eenโฆ slak. Een รฉchte. Met huisje. En voelsprieten. En hij keek me aan alsof hij zich had geรฏnstalleerd voor een lang verblijf.
Ik gilde. Alleen. In mijn keuken.
Wat volgde was een mix van gegiechel (ja, van mij), gegraai naar keukenpapier, en een poging tot een diervriendelijke reddingsactie waarbij ik per ongeluk mijn sleutels op de grond liet vallen en mezelf bijna over de kattenbak heensloeg. Uiteindelijk heb ik de slak โ โHermanโ, besloot ik โ voorzichtig op een blaadje gelegd en buiten gezet in de tuin.
De nasleep van een liefdevol gebaar
Toen ik later op de bank zat, dacht ik aan dat stemmetje van mijn kleindochter: โDan ben je niet meer zo eenzaam.โ
En weet je? Ze had het lief bedoeld. In haar hoofd was het logisch: slakken zijn traag, stil, nemen weinig plek in, en gaan niet zo maar ergens heen. Het perfecte gezelschap voor eenzame oma’s.