Vorige week was het zover. Mijn jongste, Daan, vertrok met een overvolle kofferbak naar zijn studentenhuis in Utrecht. Zijn kamer hier nog half vol met dingen die niet mee konden, zijn bed onopgemaakt, en een halve zak was in een hoek gepropt. Typisch Daan. En ik… ik stond daar. Op de oprit. Met een hand die een beetje te enthousiast zwaaide. En een keel die dichtgeknepen werd.
Voor het eerst in 25 jaar is het stil in huis
“Nu lekker de boel weer voor julliezelf,” zeggen mensen. “Lekker rustig in huis.”
Ja, rustig. Veel te rustig. Ik lieg. Keihard. Ik lach en zeg: “Heerlijk, eindelijk tijd met z’n tweeën. Geen rondslingerende schoenen meer. Geen wasmand die altijd uitpuilt. Geen plannen die constant moeten worden aangepast.” Maar ik lieg. Want weet je? Ik mis die schoenen. Ik mis de chaos. De rommel. Het geluid. Voor het eerst in 25 jaar… is het stil in huis.
Het begon met Noor en Jesse
Noor was de eerste die ging. Logisch ook. Ze had altijd al grootse plannen. Ze wilde de wereld zien. Ging studeren in Groningen, meteen na haar eindexamen. Ze pakte haar koffers alsof ze dat al jaren deed. Geen traan. Alleen ik, snotterend in de gang terwijl zij nog even snel een cappuccino haalde op het station. Toen Jesse ging, een jaar later, was dat anders. Hij bleef dichterbij, studeerde in Rotterdam. Maar toch. Zijn kamer bleef leeg. De muziek die altijd net iets te hard stond, zijn eindeloze gesprekken over obscure films die ik nooit snapte… ineens weg.
En daar ging de laatste
En nu Daan dus. Mijn jongste. Mijn baby. De enige die nog elke ochtend beneden kwam met warrig haar en een hongerige blik: “Wat eten we vanavond?” Die zijn vrienden op vrijdagavond meebracht. Ze keken voetbal, zaten luidruchtig te gamen, aten m’n koelkast leeg. En daarna plofte er standaard iemand op de bank in slaap, vaak met zijn schoenen nog aan.
Ik mis zelfs de geur
Ik betrap mezelf erop dat ik hun kamers inloop. Niet om op te ruimen, maar gewoon… om te zitten. Ik kijk dan om me heen. Geen natte handdoeken op de vloer. Alleen frisse lucht en een vreemd soort leegte. Soms laat ik expres de deur openstaan. In de hoop dat het lijkt alsof er iemand thuis is. Het klinkt bijna triest als ik het zo zeg.
Gek genoeg mis ik deze dingen
De koelkast is ineens altijd vol. De vaatwasser draai ik nog maar één keer per dag. De wasmand? Die blijft akelig leeg. En gek genoeg… mis ik dat. Ik mis het gesleep met sporttassen, het gemopper over sokken die ‘mysterisch verdwijnen’, het gezeur over wie de badkamer te lang bezet hield.
Mijn man vindt het wel best
En mijn man? Die vindt het heerlijk. Die zegt: “Ein-de-lijk rust. En tijd voor ons.”
Voor ons. Maar het voelt ineens zo gek, alleen zijn – met z’n tweeën. Al die jaren draaide alles om de kinderen. We moeten echt onze draai weer vinden. Nu denk ik nog niet aan alle positieve dingen die dit lege nest met zich meebrengt en voelt het gewoon even heel erg leeg. Ik wil dat Daan thuiskomt en zegt: “Mam, ik moet nieuwe sokken.” Dat Noor binnenloopt en haar was neerpleurt. Dat Jesse vraagt of er nog lasagne over is. En ja, ik weet het. Ze zijn volwassen. Ze moeten de wereld in. Maar niemand vertelt je wat het met je doet. Als je kinderen uitvliegen, lijkt het alsof je hele huis z’n hartslag verliest.
Ik dacht dat ik zou juichen
Vroeger dacht ik: als ze straks allemaal het huis uit zijn, dan ga ik reizen, hobby’s oppakken, uitslapen. Ik had zelfs al plannen: yoga, Spaans leren, het huis herinrichten. Maar nu sta ik elke ochtend om half zeven naast mijn bed. Zonder reden. Zonder ontbijt voor hongerige pubers. Zonder rommelige broodtrommels. Zonder chaos. Ik heb nog geen yogamat aangeraakt. Soms pak ik mijn telefoon en app ik ze allemaal tegelijk. “Hoe is het?” Of: “Vergeet je niet te eten?” En meestal reageren ze pas uren later. Natuurlijk. Ze hebben een leven. En ik? Ik zit op de bank en kijk naar een wasmand die me niet nodig heeft.
De weekenden zijn het ergst
Zaterdagochtend was altijd gekkenhuis. Jesse ging trainen, Daan had werk, Noor wilde uitslapen maar zat tóch altijd om 10 uur met een bak yoghurt beneden. Iedereen praatte door elkaar, ruziede om de douche, en vergat altijd iets op het boodschappenlijstje. Nu hoor ik alleen de verwarming aanslaan. Ik maak koffie en kijk naar de lege stoelen.
En de stomme opmerkingen
“Móet heerlijk zijn, zo’n leeg huis!”
“Goh, eindelijk tijd voor jezelf hè?”
“Nog even en je wordt oma!”
Oma? Ik wil helemaal nog geen oma zijn. Ik wil mijn kinderen gewoon terug in huis. Ik wil Daan weer horen lachen in zijn kamer. Ik wil Jesse die m’n koelkast opent alsof hij nooit ergens anders heeft gewoond. Ik wil Noor met haar lange verhalen over vriendinnen en studieproblemen.
Ik wil weer even echt moeder zijn
Niet een moeder op afstand. Niet een moeder die moet wachten tot er eens een keer een appje komt. Niet een moeder die moet reserveren voor een koffietje met haar dochter, omdat die ‘druk’ is. Mijn rol lijkt ineens voorbij. Ik ben er nog wel, natuurlijk. Maar ze hebben me niet meer nodig zoals vroeger. En dat doet zeer. Meer dan ik had gedacht. En nee, ik wil ze niet tegenhouden. Ik ben trots. Echt. Ze doen het goed. Ze redden zich. Ze zijn zelfstandig, sociaal, lief. Alles wat ik had gehoopt. Maar ondertussen voelt het alsof ik zelf een beetje verdwijn.
Ik zeg het maar gewoon hardop
Het heeft denk ik tijd nodig voordat ik mijn draai vind. Misschien ga ik binnenkort écht yoga doen. Of leren schilderen. Of elke kamer een make-over geven. Maar voor nu… voor nu mis ik ze. Tot in m’n botten. En dat zeg ik dan maar gewoon hardop. Niet tegen iedereen. Maar tegen jou. Want misschien zit jij wel in hetzelfde lege huis. Met dezelfde stille muren. En dezelfde volle hart. En dan weet je: je bent niet de enige.
INEKE