Rita: “De uitvaartondernemer aarzelde: ‘Kunnen we starten..’.?, het deed me pijn, er waren slechts 6 personen op mijn vaders begrafenis”

| ,

De kist stond daar, kaal en simpel, in de kleine aula van het crematorium

Zes stoelen eromheen. Meer niet. En ze bleven leeg. Behalve de vijf die we bezet hielden: ik, Dick (mijn man), Maria (mijn dochter van 8), Daisy (mijn zus) en Gerard (de enige vriend van mijn vader die nog in leven was). Zes mensen. Dat was alles.

Ik had me voorbereid op een sobere uitvaart

Mijn vader was nooit een man van grote groepen geweest. Maar dit… Dit voelde als een leegte die pijn deed. Als een bevestiging dat hij niet genoeg mensen had gehad in zijn leven. Maria zat stil op haar stoel, haar handje in die van Dick. Ze begreep het niet helemaal, maar voelde de zwaarte. “Waarom zijn er zo weinig mensen?” had ze even daarvoor gefluisterd.

Ik had mijn keel geschraapt en gezegd dat opa gewoon niet zoveel vrienden had

Dat sommige mensen hun leven klein leefden. Ze had alleen maar geknikt, alsof ze het niet helemaal kon bevatten. Hoe kon ze ook? Ze kende alleen haar eigen wereld, waarin zelfs een verloren knuffel een hele klas aan meelevende kinderen opleverde. De uitvaartondernemer keek naar mij. “Kunnen we starten?”, “Ja “, antwoordde ik met een zwaar gevoel. “Wil je nog iets zeggen?”, zei hij vervolgens.

Ik voelde een brok en stond op

IMijn benen voelden zwaar. Ik keek naar de kist. ik zei: “Papa… Ik had gewild dat hier meer mensen waren. Niet omdat het dan mooier zou zijn, maar omdat je meer had verdiend. Meer leven, meer mensen om je heen. Maar we zijn hier. En we houden van je.” Ik slikte. Er viel een stilte die niemand durfde te doorbreken. Daisy veegde een traan van haar wang. Gerard knikte zwijgend.

Na de dienst gingen we naar huis

Geen koffietafel, geen grote groep mensen die herinneringen ophaalden. Gewoon wij, in de auto, op weg naar huis, met een stilte die zwaarder voelde dan ooit. Die lag ik in bed, staarde naar het plafond en voelde zo’n leegte. Mijn vader was weg, voorgoed. En wat bleef er achter? Een paar herinneringen, een stoffige oude jas die nog in zijn kast hing, en zes mensen die hem uitzwaaiden. Was dat genoeg? Had hij een goed leven gehad? Of had hij zich, zonder dat we het wisten, altijd eenzaam gevoeld?

Daisy belde me laat op de avond

“Ik blijf er maar over nadenken,” zei ze zacht. “Het was zo… klein.”

“Ik weet het,” fluisterde ik. “Ik weet het.”

“Denk je dat hij ongelukkig was?”

Die vraag had zich al uren in mijn hoofd genesteld. “Ik weet het niet. Hij klaagde nooit. Maar dat betekent niet dat hij gelukkig was.”

“Nee,” zuchtte Daisy. “Nee, dat betekent het niet.”

We zwegen even

“We moeten wat met zijn spullen,” zei Daisy uiteindelijk.

“Ja. Maar niet nu.”

“Nee, niet nu.”

Ik hing op en sloot mijn ogen, maar de slaap kwam niet

Mijn vader was weg, en het voelde alsof er een gat was dat niemand kon opvullen. De dagen erna voelde ik me alsof ik op de automatische piloot leefde. Ik bracht Maria naar school, deed boodschappen, kookte eten. Maar het voelde allemaal hol. Alsof ik naar mezelf keek in plaats van echt meedeed aan mijn eigen leven.

Op een ochtend, een week na de uitvaart, stond ik in zijn huis

Het rook nog naar hem. Een mengeling van koffie en oude boeken. Zijn stoel stond er nog precies zo bij als altijd, met zijn leesbril op de armleuning en een half gelezen krant ernaast. Gerard kwam langs. Hij was de enige vriend die mijn vader nog had. Een oude collega. Ze gingen nog elke woensdag samen kaarten, tot mijn vader te zwak werd om nog de deur uit te gaan.

“Het is raar, hè?” zei Gerard, terwijl hij in de woonkamer stond en om zich heen keek

“Alsof hij elk moment kan binnenlopen.” Ik zei: “Ja.” Gerard haalde een hand door zijn dunner wordende haar. “Hij sprak nooit veel over het verleden. Maar soms, als we samen zaten, zei hij ineens dingen die me raakten. Dat hij dacht dat hij niet veel had betekend voor mensen. Dat hij zich afvroeg of hij gemist zou worden als hij er niet meer was.”

Mijn ademhaling ging ineens sneller

“Dat heeft hij echt gezegd?” Gerard knikte. “Ja. Maar ik probeerde hem altijd op te beuren. Ik zei dan: ‘Je hebt je dochters. En je hebt mij. Dat is genoeg, toch?’ En dan lachte hij een beetje en haalde zijn schouders op.” Ik voelde tranen branden achter mijn ogen. “Hij had zoveel meer verdiend.”

Gerard keek naar de boekenplank, waar vergeelde paperbacks en een paar oude foto’s stonden

“We kunnen er niets aan veranderen. Maar we kunnen hem wel herinneren. Dat is iets.” Dat was iets, ja. Maar het voelde als te weinig. Toen ik die avond thuis was, vroeg Maria: “Mama, waar is opa nu?” Ik haalde diep adem. “Hij is ergens anders, lieverd. Zijn energie. Maar hij is ook een beetje hier, bij ons. In onze herinneringen.” Ze knikte. “Dan moeten we veel verhalen over hem vertellen. Zodat hij niet weggaat.” Ik voelde een brok in mijn keel. “Ja, dat moeten we doen.”

RITA

Plaats een reactie