Wil jij ook niets missen van deze verhalen en artikelen?! Klik HIER om Kids&Kurken op Instagram en HIER om ons op Facebook te volgen
Waar moest mijn dochter heen?
Toen mijn dochter huilend voor mijn deur stond met haar drie kinderen, was er voor mij geen twijfel mogelijk. “Kom maar hier wonen,” zei ik direct. Waar moest ze anders heen? Haar huwelijk was voorbij. Ze kon niet voldoende hypotheek krijgen voor een koopwoning hier in de randstad, particuliere huur is te duur en sociale huur is achteraan aansluiten. Ze krijgt geen urgentie. Haar ex-man had een woning en kon de kinderen opvangen, dus volgens de regels was er geen noodzaak. Belachelijk, als je het mij vraagt. Alsof ze vrijwillig met drie kinderen op de bank bij haar moeder zou bivakkeren.
Ik heb een slaapkamer en een studeerkamer over, dus het kón. Maar nu, negen maanden later, vraag ik me steeds vaker af: hoelang houd ik dit nog vol? En ga ik een grens trekken?
Mijn rustige leven is voorbij
Voordat mijn dochter en haar kinderen hier kwamen wonen, had ik een fijn, rustig leven. Mijn dagen waren overzichtelijk. Ik werkte, genoot van mijn vrije tijd, las een boek in stilte of keek ‘s avonds op mijn gemak een serie. Dat voelt inmiddels als een ver verleden. Nu word ik wakker met het geluid van gillende kinderen, discussies over ontbijtgranen en gehaast zoeken naar schooltassen. De badkamer is nooit vrij wanneer ik die nodig heb en als ik even wil zitten met een kop koffie, struikel ik over speelgoed. Mijn woonkamer is geen plek van rust meer, maar een permanente speeltuin.
Als de kinderen slapen is er nog geen rust
’s Avonds, wanneer de kinderen eindelijk slapen, hoop ik op een moment van stilte. Maar dan begint mijn dochter over haar zorgen. Over de geldstress, de onmogelijkheid om iets te vinden, de frustratie dat haar ex zo makkelijk verder lijkt te gaan. Ik snap haar verdriet, echt. Maar soms… soms wil ik gewoon niets horen. Stilte, alleen het woord klinkt al zo aantrekkelijk.
De spanning is om te snijden
We houden van elkaar, daar twijfel ik niet aan. Maar we zitten elkaar in de weg. Ze voelt zich schuldig omdat ze hier nog steeds is, en ik voel me schuldig omdat ik af en toe wens dat ze weg was. Die spanning hangt constant in de lucht.
Kleine irritaties stapelen zich op
De vaat die blijft staan, de was die zich opstapelt, kinderen die ruziën. Ik probeer me in te houden, maar soms ontplof ik. “Kun je niet íets meer opruimen?” zeg ik dan. Of: “Dit kan zo niet langer.” Waarop zij dan in tranen uitbarst, omdat ze wéét dat het zo niet langer kan, maar geen oplossing heeft. Ik haat het om zo te doen. Maar ik haat het ook om me thuis een vreemde te voelen.
Wat nu?
Soms vraag ik me af: wat als ik gewoon zou zeggen dat het niet meer gaat? Wat als ik de deur dicht zou doen? Zou de gemeente dan wél iets doen? Zouden ze haar dan eindelijk helpen? Maar dat doe ik niet, nog niet op dit moment. Want hoe kan ik mijn eigen dochter en kleinkinderen op straat zetten? Hoe kan ik mijn huis, mijn rust, mijn leven terugkrijgen zonder haar kapot te maken?
Ik weet het niet meer. Wat wel duidelijk is, is dat dit niet langer vol te houden is. Voor niemand. Dus blijf ik bellen, zoeken, hopen. En ondertussen tel ik de dagen af, in stilte.
ANNEMIEK