Kraamverzorgster Annelien: “Moeder vroeg: ‘Wat vind je van de naam?’, ik wilde eigenlijk niet liegen…”

| ,

Het was dag vier van de kraamtijd, en ik kende inmiddels de routine van dit gezin

Moeder Dewi lag nog steeds veel op bed, wat volkomen normaal was, en haar vriend Ryan was overduidelijk nerveus over zijn nieuwe rol als vader. En dan was er Carl. De kleine Carl. Of, nou ja, Carl…

Dewi twijfelde nog steeds over de naam

Dat had ze al laten doorschemeren op de eerste dag. Ze had de geboorteaangifte nog even uitgesteld, omdat ze er nog niet helemaal uit was’. “Misschien past het toch niet,” had ze zachtjes gemompeld toen ik de eerste nacht de kleine uit haar armen haalde om hem in zijn wiegje te leggen. Ik knikte, want dat gebeurt vaker. Sommige ouders kiezen een naam en dan voelt het in de praktijk tóch niet goed. Maar inmiddels was het al dag vier en ik had het gevoel dat Dewi steeds verder in de knoop kwam te zitten.

Carl was een rustige baby

Sliep veel, dronk goed, en als hij huilde, was hij makkelijk te sussen. Ik zag hoe Dewi verliefd naar hem keek, hoe ze over zijn kleine handjes streek als hij aan haar borst lag. Maar elke keer als iemand ‘Carl’ zei, zag ik een lichte frons tussen haar wenkbrauwen verschijnen. Het was rond de middag, nadat ik Dewi had geholpen met douchen en een schone pyjama had aangetrokken, dat ze plotseling vroeg: “Annelien, wat vind jij eigenlijk van de naam Carl?”

Ik voelde mijn maag een beetje samenknijpen

Hier had ik geen zin in. Dit soort vragen waren gevaarlijk terrein. Wat moest ik zeggen? Dat ik het een ouderwetse, stijve naam vond? Dat ik er een bejaarde man met een wandelstok bij voor me zag? Dat ik persoonlijk nooit een kind Carl zou noemen? Dat kon ik natuurlijk niet maken.

Ik deed alsof ik mijn aandacht volledig richtte op het opvouwen van hydrofiele doeken

“Nou…” begon ik voorzichtig. Dewi keek me met grote ogen aan. “Eerlijk,” drong ze aan. “Ik wil echt weten wat je denkt.” Ik zuchtte inwendig. Ik wilde niet liegen, maar de waarheid zeggen zou haar alleen maar onzeker maken. “Het is geen naam voor mij,” zei ik uiteindelijk. “Maar namen zijn heel persoonlijk. Als het voor jullie goed voelt, is dat het enige wat telt.”

Ze staarde naar me

“Dus je vindt het een stomme naam.” Shit. Dat was niet precies wat ik had gezegd. Maar ik kon ook niet terugkrabbelen. “Ik vind het geen stomme naam, maar het is gewoon niet iets wat ik zelf zou kiezen,” probeerde ik. Ze trok een gezicht. “Dat zegt eigenlijk alles.” Ik lachte ongemakkelijk en haalde mijn schouders op. “Iedereen heeft een andere smaak.”

Dewi zuchtte en zakte achterover in haar kussens

“Dat is het ‘m nou juist. Ik voel het gewoon niet. Maar Ryan wel. Hij is helemaal verkocht. Hij zegt dat hij hem al als Carl ziet.” Ik knikte. “En jij?” Ze keek met vertwijfeld aan. “Ik weet het niet. Ik blijf maar denken dat ik spijt ga krijgen. Maar als ik het nu verander, breek ik Ryan zijn hart.”

Daar had ze een punt

Mannen raken soms verrassend gehecht aan een naam. Alsof ze zich een heel leven voorstellen bij die paar letters. Ik wist dat het niet mijn plek was om hier een advies in te geven. Dus ik hield me op de vlakte. “Je moet doen wat voor jou goed voelt,” zei ik. “Je hebt nog even.” “Tot morgen,” mompelde ze. “Dan moet ik de aangifte echt gaan doen.”

De rest van de middag leek ze in gedachten verzonken

Ik zag hoe ze Carl vasthield, hoe ze steeds zachtjes zijn naam mompelde alsof ze hem wilde testen. Alsof ze probeerde te voelen of het klopte. Ryan kwam binnen met een grote grijns. “Hé, hoe is mijn kleine Carl?” vroeg hij opgewekt. Dewi keek op en glimlachte, maar haar ogen verrieden haar twijfel. Ik zag het, maar Ryan niet. Hij was zo trots. Zo overtuigd. Ik wist zeker dat hij geen idee had van de tweestrijd die zich in Dewi’s hoofd afspeelde.

Toen ik die avond mijn spullen inpakte om naar huis te gaan, keek Dewi me nog een laatste keer aan

“Dank je,” zei ze zacht. “Voor je eerlijkheid.” Ik glimlachte. “Jij komt er wel uit.” Of dat waar was, wist ik niet. Maar ik wist wel dat ze vannacht weer wakker zou liggen, starend naar haar kleine jongen. Carl. Of misschien toch niet Carl.

De volgende ochtend kwam ik binnen en zag ik een vermoeide Dewi

“Niet geslapen?” vroeg ik terwijl ik mijn jas uittrok. Ze schudde haar hoofd. “Ik heb de hele nacht liggen malen. Ik weet gewoon niet wat ik moet doen.” Ik ging naast haar zitten. “Heb je er met Ryan over gesproken?” Ze knikte. “Een beetje. Maar hij begrijpt het niet. Hij zegt dat ik me aanstel, dat het wennen is. Maar ik weet gewoon niet of ik ooit ga wennen.”

Ik dacht even na

“Misschien moet je hem vertellen hoe sterk je gevoel is. Dat het niet een kleine twijfel is, maar echt iets wat je dwarszit.” Dewi beet op haar lip en keek naar Carl. “Ik weet niet of ik dat durf.” Ik kneep even in haar hand. “Je hebt nog een paar uur.” Die middag belde ze de gemeente. En toen ik haar de volgende dag weer zag, zag ze er opgelucht uit. “Hij heet geen Carl meer,” zei ze zacht.

Ik glimlachte

“Hoe heet hij dan?” Ze keek naar haar zoon. “Floris.” Ik knikte goedkeurend. “Dat past.” Ze knuffelde haar baby en keek me aan. “Dank je, Annelien.”

KRAAMVERZORGSTER ANNELIEN

Plaats een reactie