Toen onze dochter Liva werd geboren, met een termijn van 39 weken, leek alles op zijn plek te vallen. Ze was perfect, met die kleine handjes en zachte donshaartjes op haar hoofdje. We keken elkaar aan terwijl ze op mijn borst lag en ik voelde een geluk dat ik nog nooit eerder had ervaren. “Wat een dropje,” fluisterde Peter, en ik kon alleen maar knikken, mijn ogen vol tranen. Dit was waar we zo lang naar hadden uitgekeken.
De kraamperiode voelde als een droom. Liva dronk goed, sliep redelijk voor een pasgeborene, en wij zaten op die bekende roze wolk. Het leek allemaal vanzelf te gaan. Maar, zoals dat gaat met wolken, verdwijnen ze op een gegeven moment. En voor ons kwam die omslag sneller dan we ooit hadden verwacht.
Een eindeloze stroom van krijsen
Na een week of zes begon het. Het huilen. Eerst waren het van die onschuldige huilbuien, zoals iedere baby die wel heeft. Maar al snel veranderde het in een eindeloze stroom van krijsen. Liva’s gezichtje liep rood aan, haar kleine vuistjes gebald. We probeerden alles. Peter en ik wiegden haar eindeloos rond door de woonkamer. Gingen naar de chiropractor, deden oefeningen voor krampjes. Niets hielp.
Het enige wat soms werkte, was met haar rondlopen. Peter en ik wisselden elkaar af, uur na uur, totdat ze eindelijk in slaap viel. Maar die slaap duurde nooit lang. Zodra we haar in haar bedje legden, begonnen de sirenes weer. Het ging door merg en been. Op een gegeven moment hoorde ik haar zelfs in mijn hoofd huilen, terwijl ze stil was. Ik werd er gek van.
We raakten elkaar kwijt in de chaos
De nachten werden steeds zwaarder. Het voelde alsof we in een constante waakstand stonden. Ik sliep amper nog, en als ik even mijn ogen sloot, werd ik wakker van het idee dat ze weer begon. Peter probeerde het ook, maar hij moest overdag werken, dus uiteindelijk kwam het toch vaak op mij neer. Het maakte me boos. Niet op hem, maar op de situatie. Ik wilde dit samen doen, maar we raakten elkaar kwijt in de chaos.
Overdag probeerde ik mezelf bij elkaar te rapen. Ik gaf haar een badje, ging wandelen, deed wat boodschappen. Maar het leek alsof alles een soort mist was. Ik deed wat ik moest doen, maar voelde niets. En Liva bleef maar huilen. Soms keek ik naar haar en voelde ik alleen frustratie. Waarom was ze zo ongelukkig? Wat deed ik fout? Ik begon aan alles te twijfelen. Mijn moederschap, mijn relatie, mezelf.
“Ik kan dit niet meer”
Peter en ik leefden langs elkaar heen. We waren zo uitgeput dat we nauwelijks meer met elkaar praatten. Als we al woorden wisselden, waren het vaak irritaties. Waarom had hij niet beter zijn best gedaan om haar stil te krijgen? Waarom begreep hij niet hoe zwaar het voor mij was? Waarom moest hij zo nodig gaan sporten terwijl ik hier vastzat?
“Ik kan dit niet meer,” zei ik op een avond. Liva lag eindelijk te slapen, maar het voelde alsof mijn lichaam niet meer kon ontspannen. Peter keek me aan, zijn ogen rood van de vermoeidheid. “Ik ook niet,” gaf hij toe. Het was de eerste keer dat we echt uitspraken hoe zwaar het was. Maar wat konden we doen? We waren gevangen in een vicieuze cirkel.
We werden doorgestuurd naar het ziekenhuis
Op een dag, toen Liva ongeveer vier maanden oud was, wist ik het zeker: we hadden hulp nodig. Ik belde de huisarts, mijn stem trillend van de opgekropte emoties. Tot mijn opluchting nam hij me serieus. We werden doorgestuurd naar het ziekenhuis, waar een kinderarts ons ontving. “Dit klinkt als een huilbaby,” zei ze. Ik wist niet of ik moest huilen of opgelucht moest zijn. Het had een naam. We verzonnen dit niet.
We kregen begeleiding van een gespecialiseerd team. Ze bekeken alles: haar voeding, haar slaappatroon, onze aanpak. Het was intensief, maar het voelde eindelijk alsof we niet meer alleen waren. We leerden beter omgaan met haar huilbuien en kregen tools om zelf ook wat meer rust te pakken. Het was geen wondermiddel, maar het hielp.
Het voelde alsof we eindelijk adem konden halen
Toen Liva een jaar oud werd, leek er een knop om te gaan. Ze huilde minder, begon te brabbelen en zelfs te lachen. Echte, uitbundige lachjes die ons deden smelten. Het voelde alsof we eindelijk adem konden halen. Peter en ik vonden elkaar langzaam weer terug. We gingen weer samen wandelen, praatten over meer dan alleen de baby, en ik begon me zelfs voor te stellen dat we ooit weer op vakantie konden.
Nu, als ik naar Liva kijk, zie ik niet meer alleen de baby die zo ongelukkig leek. Ik zie een peuter vol leven, nieuwsgierig en eigenwijs. Het was de zwaarste periode van mijn leven, maar ik ben zo trots dat we het hebben doorstaan. Soms vraag ik me af hoe we het hebben gered. Ik droomde altijd van een groot gezin, maar ik denk dat we ons moeten afvragen of dat wel verstandig is.
SARAH