Een kind van ons samen, waarom was dat zoveel gevraagd? We waren vier jaar verder. Vier jaar van ovulatietesten, inwendige echo’s, hormonen spuiten, een IUI traject, hoopvolle wachtdagen en het altijd weer teleurstellende rood in mijn ondergoed. Maar nu zaten we in een situatie die nog veel zwaarder voelde dan alles wat we tot nu toe hadden doorstaan.
Zelfs de verpleegkundige was onder de indruk van de hoeveelheid eicellen
Twee weken geleden zaten we nog vol hoop. Na een periode van stimulerende injecties, gierende hormonen en talloze inwendige echo’s was het eindelijk tijd om te ‘oogsten’. De eerste punctie leverde twintig eicellen op. Twintig! Zelfs de verpleegkundige zei dat het een prachtige score was. Ik voelde me zowaar een beetje trots. Eindelijk deed mijn lichaam wat het moest doen.
Er raakt vast wel 50% bevrucht toch?
Het lab zou ons de komende dagen op de hoogte houden van de embryo ontwikkeling. De eerste ochtend was ik al om 05:00 klaarwakker. Hoe zou het met de embryo’s gaan? Hoeveel zijn er bevrucht? Vast wel 50% toch? Dat zijn er al 10! 10 kansen op een baby. Ik was een beetje naïef, denk ik nu. In mijn hoofd zag ik al een vriezer vol met embryo’s. Een toekomst waarin ons kindje – of misschien zelfs meerdere kinderen – binnen handbereik lag.
“Helaas moet ik je vertellen dat er geen eicellen zijn bevrucht”
De tijd tot het telefoontje leek een eeuwigheid te duren. Ze konden vanaf 09:00 bellen en gelukkig ging na 10 minuten mijn telefoon al. Hmm.. is dit niet te snel?, dacht ik nog. “Hallo Leila, met het lab,” zei de vriendelijke stem aan de andere kant. “Ik bel je met een update over de bevruchting.” Eindelijk duidelijkheid, dacht ik. “Ja, vertel!”, zei ik. Het bleef even stil. “Helaas moet ik je vertellen dat er geen eicellen zijn bevrucht. Het spijt me ontzettend.”
Een Total Fertilization Failure: compleet mislukt dus
Ik verstijfde. “Wat?”, dit kan toch niet waar zijn… “Het is wat we noemen een Total Fertilization Failure. We hebben alles gecontroleerd, maar helaas is er niets gebeurd.” Mijn hoofd tolde. “Maar… we hadden twintig eicellen.” “Dat klopt,” zei ze voorzichtig, “maar het is mogelijk dat er iets mis is gegaan tijdens de bevruchting. Soms komt dit voor, hoewel het zeldzaam is.”Ik weet niet meer wat ik daarna heb gezegd. Ik hing op en staarde wezenloos voor me uit. De woorden dreunden na in mijn hoofd. Geen bevruchting. Geen embryo’s. Niets. Het voelde alsof de grond onder me wegzakte.
Hadden we niet al genoeg ellende doorstaan?
Robert kwam naast me zitten. “Wat zeiden ze?” vroeg hij bezorgd. Ik keek hem aan, en de tranen begonnen meteen te stromen. “Niets,” snikte ik. “Er is helemaal niets gebeurd. Geen enkele eicel is bevrucht.” Hij sloeg zijn armen om me heen, maar ik voelde me ijskoud. Hoe kon dit? Hadden we niet al genoeg te verduren gehad? De rest van die dag was een waas. We belden met de kliniek, vroegen om uitleg, maar er waren geen antwoorden. Het kon aan mijn eicellen liggen. Of aan Roberts zaad. Of gewoon aan domme pech. Ik voelde me vernederd, boos, machteloos. Dit zou onze kans worden, onze eerste echte kans. En nu was alles weg. Ik wist niet eens dat dit kon gebeuren. Hoeveel pech kan een mens hebben?
Blij zijn voor iemand anders, ik kon het niet meer
Die avond kwamen de berichten binnen in de groepsapp. Een vriendin was bevallen van haar tweede kindje. Een prachtige dochter. De foto’s stroomden binnen. Kleine handjes, een roze mutsje, een gelukkige moeder in bed met haar baby op de borst. Iedereen reageerde enthousiast. “Gefeliciteerd! Wat een wondertje!” Ik kon het niet. Ik legde mijn telefoon weg en voelde me schuldig. Hoeveel pijn ik ook voelde, ik had het haar wel gegund. Maar het herinnerde me er ook aan wat wij niet hadden. Wat wij misschien nooit zouden hebben.
Dit voelde als een test waar niemand op voorbereid is
De dagen daarna voelde ik me leeg. Ik ging door de dagelijkse routines, maar alles kostte moeite. Ik zag hoe Robert worstelde, maar we wisten allebei niet meer hoe we elkaar konden troosten. Onze liefde was sterk, dat wist ik, maar dit voelde als een test waar niemand op voorbereid is.
“Soms weten we gewoon niet waarom dit gebeurt“
Twee weken later zaten we weer in de wachtkamer van de kliniek. De arts keek ons meelevend aan. Ze stelde voor om extra onderzoeken te doen, nog meer testen. Misschien lag het aan de kwaliteit van de eicellen, misschien aan iets anders. Maar garanties waren er niet. “Soms weten we gewoon niet waarom dit gebeurt,” zei ze zacht. Ik keek haar aan en dacht: hoe kun je dat zeggen? Hoe kun je niet weten waarom? Dit was ons leven, onze toekomst. We liepen hand in hand de kliniek uit, maar het voelde alsof we niets meer hadden om ons aan vast te houden. Toch stemden we in met de extra testen, elk beetje hoop op een kindje grijpen we aan. Maar het voelde verder weg dan ooit..
LEILA