De dag dat Ann geboren werd, voelde als een waas
Alles om me heen was een blur van stemmen, felle lampen en pijn. Ik herinner me de bevalling als iets duisters, iets wat ik weg wilde duwen. Maar dat kon niet. Het was alsof ik opgesloten zat in mijn eigen lichaam, zonder enige controle. Ik hoorde Tjeerd nog wel, ergens op de achtergrond, die me aanmoedigde, maar zijn woorden bereikten me niet echt. Het was een muur van geluid, en ik zat daarachter vast.
Toen Ann eindelijk geboren was, was er geen opluchting
Geen vreugde. Alleen een lege, koude stilte vanbinnen. Ze legden haar op mijn borst, maar het voelde alsof ze een vreemd, koud gewicht op me hadden gelegd. Ik voelde geen connectie, geen liefde. Het was alsof ik naar een vreemde keek. Mijn eigen kind, maar het raakte me niet. Ik voelde niets. Niets.
De verpleegkundige vroeg of ik haar wilde vasthouden
Ik schudde mijn hoofd. “Nee, liever niet.” Tjeerd nam haar over. Ik wilde Ann niet nog dichterbij mij. Integendeel. Juist verder weg. Hij keek naar me, zijn ogen vol emotie. Maar ik kon het niet opbrengen om terug te kijken. Wat was er mis met me? Dit was het moment waar ik maanden naar had uitgekeken, maar ik voelde niets. Helemaal niets.
De dagen erna waren een waas van huilen, slaapgebrek en onrust
Iedereen zei dat het normaal was, dat ik tijd moest geven om te herstellen. Maar het ging dieper dan dat. Elke keer als Ann huilde, voelde ik een baksteen in mijn lijf. Niet omdat ik haar wilde troosten, maar omdat ik wilde dat het ophield. Dat iemand anders het van me overnam. Ik wilde dat Ann weg was. Tjeerd deed zijn best. Hij was de perfecte vader, altijd klaar om Ann op te pakken en te wiegen. Maar ik? Ik zat daar, gevangen in mijn eigen cocon. Ik wilde haar niet eens vast te houden. De gedachte alleen al maakte me bang. “Wat als ik haar laat vallen?” dacht ik steeds. “Wat als ik het niet goed doe?”. En ik wilde haar niet dichtbij.
Elke keer als ik haar zag, voelde het alsof ik naar iets keek dat van iemand anders was
Ik probeerde het wel. Ik probeerde mezelf te overtuigen dat dit normaal was, dat het vanzelf goed zou komen. Maar diep vanbinnen wist ik dat er iets niet klopte. Ik durfde het alleen aan niemand te zeggen. Zelfs tegen Tjeerd niet. Ik schaamde me. Want welke moeder voelt niets voor haar eigen kind? Welke moeder wil haar baby het liefst weggeven aan iemand anders? Ik gaf haar altijd aan Tjeerd, mijn ouders of vriendinnen. Indien dat niet kon legde ik haar in de box of in haar bedje. Ik wilde haar pertinent niet vasthouden. Zo bizar.
De maanden gingen voorbij, maar het gevoel bleef
Gek werd ik er van. Ik deed alles op de automatische piloot. Luiers verschonen, flesjes maken, haar in bad doen. Ik hield haar nooit echt bij me, uit liefde. Het voelde alsof ik een rol speelde in een toneelstuk waarin ik geen zin had. Ik wilde wegrennen. Zodra ik kon, duwde ik Ann in Tjeerds armen of vroeg ik mijn moeder om even op te passen. Alles om maar even te ontsnappen aan die donkere knoop. De duisternis.
Ik weet nog goed dat Tjeerd op een avond zei dat ik meer moest proberen, dat ik Ann zelf vaker moest vasthouden
Maar ik kon het niet. Ik voelde mijn lichaam verstijven bij de gedachte alleen al. Ik had een echte aversie van mijn eigen baby. Het was een verlammende angst. Alsof ik verlamd was door mijn eigen donkere gedachtes. Tjeerd probeerde me te overtuigen, maar ik bleef nee schudden. “Ik kan het niet,” zei ik steeds weer. “Ik kan het gewoon niet.” Ik was bang dat ze het gelijk zou voelen als ze op mijn schoot lag, dat alles nep was, dat ik niets voelde, dat ik toneel speelde.
Het ging maanden zo door
Elke dag hetzelfde gevoel van afstand. Iedereen zei dat het wel goed zou komen, dat het allemaal tijd nodig had. Maar elke keer als ik naar Ann keek, voelde ik alleen maar die afstand. Alsof ze er wel was, maar niet van mij. Ik werd er gek van. Vooral ’s nachts, wanneer ik haar gehuil door de babyfoon hoorde en het me tot in mijn botten raakte. Niet omdat ik haar wilde troosten, maar omdat ik voelde dat het moest ophouden. Het lawaai irriteerde me. Het deed me teveel denken aan Ann die ver weg voelde.
Tjeerd deed zijn best, dat zag ik wel
Hij was altijd degene die midden in de nacht opstond, die haar voedde, haar wiegde. En ik liet het maar gebeuren. Ik was blij dat hij het deed, dat hij de verantwoordelijkheid op zich nam. Maar tegelijkertijd groeide er een gevoel van schaamte. Het was míjn kind, en ik deed niets. Ik was toeschouwer in mijn eigen leven.
Na een maand of zes begon het langzaam iets beter te gaan
Ik voelde me iets lichter, alsof de zwarte wolken ietsjes optrokken. Er waren momenten dat ik naar Ann keek en een glimp van iets voelde. Een klein sprankje van wat misschien liefde kon zijn. Of iets anders. Iets positiefs. Het was broos en klein, maar het was er. Ik probeerde haar vaker vast te houden, haar fles te geven, haar in bad te doen. Kleine stappen. Maar het bleef moeilijk. Ik moest mezelf dwingen om niet meteen weg te rennen, om niet de hulp van anderen in te schakelen.
Soms waren er momenten waarop ik dacht dat het eindelijk beter zou gaan
Dan lachte Ann naar me en voelde ik iets warms in mijn borst. Maar die momenten waren zeldzaam, en ik wist dat het niet normaal was. Het voelde alsof ik nooit die connectie zou vinden die andere moeders vanzelf lijken te hebben. En dat was misschien wel het moeilijkste. Ik zag andere moeders met hun baby’s, vol liefde, vol warmte. En ik voelde alleen maar dat gemis.
Er waren dagen dat ik me afvroeg of het ooit goed zou komen
Of ik ooit écht de moeder zou worden die ik wilde zijn. Of dat het altijd zo zou blijven, alsof ik een vreemde was in mijn eigen leven. Ik wilde zo graag die connectie met Ann voelen, die onvoorwaardelijke liefde waar iedereen over praatte. Maar elke keer leek het alsof ik alleen maar verder wegzakte.
Het duurde lang, te lang, voordat ik besefte dat het niet helemaal goed zou komen
Niet zoals bij andere moeders. Er was iets gebroken in mij dat ik niet kon repareren. Maar ik leerde ermee leven. Hoe kon ik vroeger ooit denken dat ik een goede moeder zou worden. Ik ben dat helemaal niet…
GISELLE
zo jammer dat je geen hulp hebt ingeroepen, of je man had dit kunnen doen.
deze gevoelens kunnen ontstaan maar daar heb je wel hulp bij nodig, dit kan je niet zelf oplossen.
heel veel succes!
En toen verder? Vreemd einde. Maar ook heel apart dat haar man en naaste familie niet eerder hebben ingegrepen.