Linda: “Ik weet zeker dat wonderen bestaan, ik heb een heel bijzonder verhaal”

| ,

Met 24 weken begon mijn bevalling

Ik was 24 weken en 4 dagen zwanger toen ik met weeën en 2 cm ontsluiting werd opgenomen in het ziekenhuis. De echoscopist had ons 5 minuten geleden nog gerust had gesteld dat alles goed was. Ze wilde voor de zekerheid ook een inwendige echo maken. Ze veegde de vloer onder onze voeten vandaan: “Het ziet er verontrustend uit. Ik haal een collega erbij.” De gynaecoloog bevestigde dat mijn bevalling was begonnen. Tijd om te realiseren wat dat betekende hadden we niet, want binnen een kwartier waren er vier artsen opgetrommeld om met ons het zwaarste gesprek van ons leven te voeren. We moesten een keuze maken voor actieve of passieve opvang. Passief betekende dat we de natuur haar ging lieten gaan en dat onze kindjes de bevalling niet zouden overleven. Actief betekende alle medische middelen, toeters en bellen uit de kast halen om de bevalling te remmen en de kinderen proberen te redden. Wat voor kwaliteit van leven onze kindjes zouden hebben, kon niemand ons vertellen.

Een onmenselijke keuze

Een onmogelijke en onmenselijke keuze waarvan ik niet wist of ik het met mijn gevoel of mijn verstand moet maken. Mijn partner huilde en keek me angstig aan. Hij neigde naar passieve opvang, omdat hij ontzettend bang was voor de gevolgen van de vroeggeboorte van de meisjes. De artsen waren eerlijk tegen ons, wat goed van ze was, maar ze konden ons niet geruststellen of helpen bij het maken van de juiste keuze. Zelf dacht ik alleen maar: “We zijn al zover gekomen en de meisjes zijn zo sterk (puur een gevoel). Ze verdienen de kans om te leven”.

De weg naar zwanger worden, was ook al moeilijk

Mijn zwangerschap was er niet bepaald één om over op te scheppen. Ik was dolblij dat ik zwanger was na een traject van ruim 1.5 jaar, waarin ik geopereerd werd aan endometriose en een hormoonkuur van 3 maanden onderging waarbij ik kunstmatig in de overgang werd gebracht. Wonder boven wonder was ik twee maanden na die kuur spontaan zwanger, en ook nog van een eeneiige tweeling. De eerste 10 weken lag ik voornamelijk op bed. Ik was zo slap, misselijk en beroerd dat douchen me al te veel energie kostte. We kregen elke twee weken een echo, omdat een eeneiige tweelingzwangerschap risicovol is. We leefden van echo naar echo. Stiekem leefde ik erg toe naar de termijn van 24 weken, omdat ik wist dat de kindjes dan in ieder geval levensvatbaar waren.

Het moment dat ik brak

Een half uurtje na het gesprek met de artsen, kreeg ik de eerste longrijpingsprik voor de baby’s en werd ik aan het infuus met weeënremmers gelegd. Het ziekenhuis waar ik was opgenomen had helaas geen plek om me op te nemen. Een paar uur later was ik per ambulance aangekomen in een ziekenhuis in het noorden van het land. De betrokken en professionele verpleging en artsen daar hadden het beste met ons voor. Ze vertelden ons de waarheid en lieten ons foto’s zien van hoe klein onze baby’s zouden zijn als ze geboren werden. Iedereen wist dat het geen weken meer ging duren en probeerde ons mentaal voor te bereiden. We kregen zelfs, ik liggend in mijn ziekenhuisbed want ik had uiteraard volledige bedrust, een rondleiding op de NICU-afdeling van dat ziekenhuis. Dat was het moment dat ik brak… Ik dacht: “Dat kan niet. Zo klein en kwetsbaar”. Eerlijk gezegd vond ik de baby’s er een beetje griezelig uitzien.

Ik vocht tegen de natuur

Twee weken lang werd ik twee keer per dagen uren aan de CTG gelegd. Ik had dagelijks tussen de 6 en 8 uur lang heftige weeën. Ik was aan het vechten tegen de natuur. Vechten om de meisjes binnen te houden. Er werd ons verteld: “Elke dag is er één”. Na twee weken waren mijn vliezen gebroken en werd de kans op infectie groter. De weeënremmers werden gestopt. Op medisch gebied hadden we het hoogst haalbare gehaald. We hebben twee keer een longrijpingskuur gehad en de meisjes zaten nog in mijn buik. Diezelfde dag werd er een drieling geboren in het ziekenhuis en daarom zou er geen plek meer zijn voor onze meisjes als de bevalling door zou zetten. Opnieuw werd ik vervoerd, per ambulance, naar een ander ziekenhuis in het land.

Met 26 weken kwamen de meisjes ter wereld

Compleet overrompeld, beduusd van wat er gebeurde en tegelijkertijd bang voor wat komen ging, zette mijn ontsluiting door. Die avond en nacht, inmiddels 26 weken en 5 dagen zwanger, heb ik 14 uur aan de CTG gelegen totdat ik op was. Ik kon niet meer. Ik had talloze weeën weggepuft en mijn ontsluiting zette door. De dienstdoende arts gaf me een magnesiumkuur via het infuus om de hersenen van de baby’s een boost te geven en te beschermen tegen een hersenbloeding. Kort na die kuur zwakten de weeën weer af, maar de ontsluiting zette door. Er werd gesproken over een spoedkeizersnede. Een aantal dagen hiervoor was al duidelijk geworden dat ik via een keizersnede moest bevallen omdat de baby’s alsnog gedraaid waren. De OK werd klaargemaakt en ik werd erheen gereden. Ik voelde me angstig en sterk tegelijk.

Er stonden acht artsen klaar voor de meisjes

Een anesthesist zette de ruggenprik. Die voelde ik niet, omdat ik compleet van de wereld was van alle pijn, indrukken, angst en adrenaline van de afgelopen 2 weken. Binnen 20 minuten werd Sam geboren met een apcarscore van 1-1-6. Op het moment dat ze haar wilde reanimeren begon ze, wonder boven wonder, toch te ademen. Drie minuten daarna is Beau geboren met een apcarscore van 1-6-8. De meiden werden meteen meegenomen naar een aparte ruimte waar acht artsen klaarstonden om ze op te vangen. Voor elk kindje vier artsen. Ze kregen zuurstof, een sonde, infuus, zuurstofmeter en hartslagmetertje. Deze minimensjes van slechts 750 gram hadden in de eerste minuten van hun leven al meer medische handelingen doorstaan dan anderen in hun leven.

Ik voelde me leeggeroofd

Mijn partner kon even naar de kindjes, maar was vooral met mij bezig. Hij voelde zich niet meteen papa. Ikzelf heb tijdens de bevalling geen seconde gedacht dat de kindjes het niet zouden overleven, terwijl dat wel een mogelijkheid was. Na de bevalling was ik 12 uur lang in een roes. Ik sliep, kreeg morfine en had geen idee hoe het met de kindjes ging. Zij waren naar de neonatologie en ik lag op verloskunde. Er werd beschuit met muisjes geserveerd op mijn kamer en ik kan me herinneren dat ik dacht: “Serieus? Wat valt er te vieren dan?” Ik wilde niks vieren. Ik voelde me vreselijk, alsof ik leeggeroofd was. Mijn kinderen waren meegenomen en ik kon ze niet zien, niet voelen, niet horen, niet ruiken. Mijn buik voelde leeg. Ondertussen werd er een kolfapparaat de kamer ingereden en werd de kolf met tape op mijn borsten vastgeplakt. Ik was te zwak om de kapjes vast te houden. Ik moest starten met kolven, in de hoop dat ik borstvoeding aan zou maken. Acht keer per dag kolfde ik en elke milliliter werd opgevangen om de meisjes een zo goed mogelijke start te geven.

Niks van dit plaatje leek op wat ik me had voorgesteld hoe een baby eruitziet

Ongeveer 14 uur na mijn bevalling werd ik met mijn bed tussen de twee couveuses ingereden waar Sam en Beau in lagen. Ik probeerde een glimp van ze op te vangen, maar zag eigenlijk niks. Twee piepkleine mensjes, waarvan men zei dat het mijn kindjes waren. Ik voelde me hopeloos en een slechte moeder dat ik niet eens zelf voor mijn kindjes kon zorgen op dat moment. De dagen erna sterkte ik langzaam een klein beetje aan en kwam ik een paar keer per dag met een bed of in een rolstoel op de NICU. Ik keek hoe de verpleegsters en artsen met de kindjes bezig waren en vond het prima dat zij dat deden. Ik durfde het niet. Ze waren zo klein. Ik was zo bang dat ik ze letterlijk dood zou drukken. Hun luiertjes waren nog kleiner dan mijn handpalm, hun armpjes zo groot als mijn pink en hun beentjes zo dun dat de aderen er dwars doorheen schenen. Hun gezichtjes waren bedekt met een veel te grote muts met daarin een zuurstofapparaatje wat met kleine buisjes in hun minineusgaten verdween. Boven hun mondje zat een grote pleister die de sonde op zijn plek hield. Niks van dit plaatje leek op wat ik me had voorgesteld hoe een baby eruitziet.

Er waren veel spannende momenten

Naarmate ik aansterkte, buidelden we steeds vaker en langer met de meisjes. Het huid op huidcontact zou de kans op overleving vergroten en bovendien zou het ervoor zorgen dat ik meer melk kon produceren. De knuffelmomenten waren fijn en tegelijkertijd doodeng. Continu die alarmpjes en piepjes, omdat mijn kindje stopte met ademen. Ik leefde binnen een soort tijdbom. Het voelde alsof het elk moment afgelopen kon zijn. Helaas was dit ook een paar keer bijna de waarheid. Sam moest op een gegeven moment geïntubeerd worden en Beau gereanimeerd. Dag na dag werden ze sterker en groter en gaven ze ons het vertrouwen hoe sterk ze waren en zo konden wij sterk zijn voor hen.

Het herstel van mijn keizersnede ging erg traag. Vijf weken heb ik in een rolstoel gezeten, waarschijnlijk omdat ik mentaal zoveel te verduren kreeg. Daarnaast was het kolven echt een hel, omdat de productie niet goed op gang kwam. Toch is het me gelukt om door te zetten. Het voelde alsof dat het enige was wat ik kon doen voor de kindjes. Uiteindelijk was ik pas een jaar later volledig hersteld van de keizersnede.

Na 6 weken op de NICU in het academische ziekenhuis werden we overgeplaatst naar een perifeer ziekenhuis in onze regio. Daar verbleven we nog 8 weken. Stap voor stap bouwden we de ondersteunde middelen af en uiteindelijk konden we de meisjes, allebei, na ruim 100 dagen mee naar huis nemen. Inmiddels zijn de kinderen bijna 3 jaar en doen ze het hartstikke goed. Waar ze in het eerste jaar nog wat achter liepen op cognitief en motorisch gebied, zijn ze nu helemaal bij. Wij weten het zeker: wonderen bestaan!

We zijn ontzettend dankbaar voor de zorg in Nederland en voor het bestaan van het Ronald MacDonald huis.

LINDA

Plaats een reactie