Ik moet moeite doen om mijn ogen open te houden. Het voorslapen dat ik altijd doe voordat ik de nachtdienst in ga, lukte vanavond niet echt. Dat zorgt altijd voor een lichtelijke dip, helemaal als het rustig is. Deze nacht liggen er drie mensen te bevallen die alledrie een ruggenprik hebben, ze zijn nog beginnend aan het bevallen en hebben tot nu toe nog weinig zorg van ons nodig. Twee van hen liggen zelfs te slapen, enigszins jaloers ben ik wel.
Koffietijd
Het is even na één uur en dat betekent altijd: koffie. Ik bel onderweg mijn collega of zij er ook al aan toe is en laat de telefoon weer in mijn borstzak glijden. Het is druk in het hok, van alle drie de units op de afdeling hebben de verpleegkundigen en kraamverzorgenden zich verzameld. We kletsen wat over werk en privé als plots de telefoon van de coördinator overgaat. Alle collega’s zijn geconditioneerd op de beltoon van de afdelingstelefoon en automatisch verstomd het gekakel om de zorgcoördinator de gelegenheid te geven de beller te kunnen verstaan. Als ze ophangt gaat in no time het geluid weer naar volume kippenhok. Ik kijk de coördinator aan en trek mijn wenkbrauwen op als teken dat ik nieuwsgierig ben wie het was. ‘Niets bijzonders, een poliklinische bevalling met eigen kraamverzorgster. Derde kindje en vier centimeter thuis, dat zal wel loslopen’, zegt ze. Een collega vertelt nog een leuk verhaal over een bijzondere bevalling die ze die week heeft gehad waarbij we allemaal aan haar lippen hangen. Ik kijk naar de klok en zie dat ik over een half uurtje heb afgesproken om kamer zes te beoordelen. Vervolgens werp ik een blik op de monitoren die in de hoek aan de muur hangen waar hartfilmpjes op draaien van de vrouwen die liggen te baren. In één oogopslag zie ik dat ze er allemaal goed uitzien en ik focus me weer op het gesprek met een collega.
‘Persdrang, in de lift!’, roept de verloskundige
Geleidelijk stroomt het hok van de coördinator leeg. Iedereen gaat aan het werk. We zitten nog met een handjevol collega’s als met een ruk de deur van het hok opengaat. Het is net even rustig qua volume, dus iedereen kijkt verbaasd naar de persoon met haast. ‘Persdrang, in de lift!’, roept een bekende verloskundige uit de regio. En ze draait zich weer om, om de gang uit te rennen. Ik begin te lachen en sta gelijk op. ‘Lekker! Daar houd ik van.’ Iedereen staat al en we kijken elkaar met een twinkeling in de ogen aan. Een bevalling op de parkeerplaats is leuk, maar de lift heeft ook zo zijn charme. Zonder overleg gaan we uiteen en verzamelen we spullen om de barende in nood te kunnen helpen. Ik gris van boven het keukentje op de eerste verloskamer een doos met handschoenen mee en deel onderweg naar de lift aan het begin van de afdeling wat setjes uit. Achter me hoor ik gebonk en gestommel en ik zie dat twee collega’s met een verlosbed aan komen hollen. Dit gebeurt ook alleen maar in de nacht.
Eenmaal bij de lift aangekomen staat al één collega in de deuropening
We blokkeren de sensor tussen de liftdeuren met een tas van de verloskundige zodat deze open blijven. De barende in kwestie zit met haar rug naar de opening van de lift toe en heeft geen idee van alle commotie achter haar. Ze probeert heftig zuchtend de weeën de baas te blijven. Haar broek is al uit en ze zit zeer oncomfortabel in de rolstoel. Ze heeft een lange zwarte jas aan die aan de achterkant van de rolstoel op de grond hangt. Haar benen staan wijd uit elkaar. Eén van de verpleegkundigen komt aanlopen met een lading matjes en drapeert deze rondom de rolstoel van de barende. De partner van de barende staat met grote ogen in het hoekje van de lift. Hij ziet er keurig uit met een nette pantalon en een blauw-gestreept en gestreken overhemd. Zijn voeten zijn gehuld in bruine bootschoenen. Zijn handen gaan nog net niet door zijn haren. Ik glimlach in mezelf, arme man.
De verloskundige zit op haar knieën voor de barende en pakt gretig een paar handschoenen aan die ik haar toegooi. Ook al staat de rolstoel met de rug naar de opening, vanuit de deur hebben we goed uitzicht op wat er gebeurt door de grote spiegel aan de achterzijde. Vanuit daar zie ik een bosje donkere haren tussen de benen van de barende verschijnen. ‘Naar het bed lukt niet meer denk ik hè?’, vraag ik tegen beter weten in aan de verloskundige die tussen de benen van de barende zit. ‘Ik denk het niet nee’, zegt ze zonder me aan te kijken.
Er komt weer een wee en de barende roept moord en brand
Op dat moment zien we via de spiegel een groter stuk van het hoofd tevoorschijn komen, terwijl de verloskundige instructies geeft aan de barende. Het kleine mensje wordt soepel geboren en tranen van blijdschap en opluchting stromen over haar wangen als ze haar pasgeboren zoon aanpakt van de verloskundige. Haar partner in de hoek kan nog steeds geen woord uitbrengen. Ik zie dat een collega naast me wat foto’s maakt met een telefoon en twee collega’s draaien zich om, om terug naar de afdeling te lopen.
De verloskundige van thuis kijkt me aan: ‘Zullen we verhuizen naar het bed?’
‘Lijkt me goed zeg ik.’ Ik leg een hand op de schouder van de barende en feliciteer haar met deze flitsende baring. ‘Knap gedaan zeg. Ik ga nu je rolstoel naar achteren rollen om je te verplaatsen naar het bed.’ De barende kijkt verbaasd achterom, niet wetende dat we daar met een clubje mensen staan om haar te helpen. Ze lacht wat beschamend en laat zich naar achteren rollen. Eén van de verpleegkundigen komt aanlopen met warme doeken en ruilt deze met de natte handdoeken die om het pasgeboren kindje heen liggen. Samen helpen we de kraamvrouw de overstap te maken naar het bed, de navelstreng nog vast aan de placenta in de baarmoeder. Als we haar met wat dekens hebben toegedekt en haar zo prettig mogelijk hebben neergelegd probeert de nog altijd overdonderde vader met grote stappen over de handdoeken en het vruchtwater uit de lift te stappen. Hij lijkt iets te ontdooien. ‘Wat een toestand’, roept hij uit en slaat vervolgens zijn armen om zijn vrouw en zoon heen. We aanschouwen het tafereel, vervolgens ontfermen ik en een collega ons om de smerige lift terwijl de kraamvrouw met verloskundige en vader achter de coördinator richting de verloskamer loopt.
We maken het zo goed als weer toonbaar en nog geen vijftien minuten later lijkt er niets gebeurt te zijn
We lopen langs de rest van de liften als ineens een van de liftdeuren opengaat. Een wat gezette grijze vrouw komt nietsvermoedend met witte rok en witte jas de lift uitgelopen. Een zwarte tas met het logo van een kraamzorgorganisatie onder haar arm. Ik kijk mijn collega aan en we beginnen wat te lachen. ‘Je hebt de verkeerde lift genomen ben ik bang,’ zegt mijn collega. De kraamverzorgster kijkt ons wat vervreemd aan. ‘Ik denk dat je voor mevrouw de Groot komt of niet?’, vraag ik de kraamverzorgster. ‘Klopt,’ zegt ze. ‘Ze is nog geen tien minuten geleden in de laatste lift bevallen’, zeg ik wijzend naar de lift in de hoek. De kraamverzorgster begint te lachen. ‘Heb ik dus net het spektakel gemist’, zegt ze. ‘Dat denk ik ook’, glimlach ik. ‘Volgens mij gingen ze naar kamer 18’, zegt mijn collega en gaat de kraamverzorgster voor richting de afdeling. Ik gris de vieze rolstoel mee en leg de natte handdoeken erop. Daarna loop ik op mijn gemak achter ze aan richting de afdeling. Ik kijk nog eens achterom naar de gesloten liftdeuren. Ik glimlach bij mezelf en schud een keer mijn hoofd. Wat hebben we toch een heerlijk vak.
VERLOSKUNDIGE LISA