“Ik aan de antidepressiva?”

|

Als ik terugkijk op mijn 29-jarige leven heb ik zo lang ik mij kan herinneren een knagend gevoel gehad. Ik weet nog goed dat ik mij vanaf de start op de middelbare school constant zorgen maakte. Zou ik wel goede cijfers halen? Vonden vriendinnen mij wel leuk? Zou ik wel een vriendje krijgen? Zouden mijn ouders toch gaan scheiden? Ik lag ’s nachts wakker, uren lang. Heel soms was het in mijn hoofd rustig. De zorgen leken even weg. En dan, dan ging ik juist zoeken naar iets waar ik mij zorgen om kon maken. Want ja “geen zorgen maken”, dat was ik niet gewend.

In belandde in een depressie

Uiteindelijk was de zorg over mijn ouders niet onterecht. Zij gingen scheiden toen ik 14 jaar was. Het werd een vechtscheiding. Constante ruzies, heftige ruzies. Ouders die de ander zwart maakten bij hun kinderen. Ik ervaarde een groot loyaliteitsconflict en zo kwam ik op mijn 15e in een depressie. Ik werd via school doorverwezen naar de jeugd GGZ en kreeg enkele handvatten om (mijn) negatieve gedachten te leren kennen. Na een wisseling van behandelaar stopte de behandeling na drie maanden abrupt. Mijn behandelaar bleek langdurig ziek, maar ik zou worden terug gebeld door een nieuwe behandelaar. Behandelaar nummer drie. Helaas is dat nooit gebeurd…

Een vlucht uit de thuissituatie

Kort hierna kreeg ik mijn eerste vriendje. Een vlucht om minder in de thuissituatie te hoeven zijn. Even leek het beter te gaan, maar al snel nam het knagende gevoel weer toe. Ik had enorme zorgen, over vrijwel alles. Na lang twijfelen hield ik mij vast aan de gedachte dat ik mijn vriendje niet leuk genoeg vond. Als ik een nieuw vriendje zou hebben, zou het beter gaan. En zo stapte ik over naar mijn tweede vriendje. Ik was even in de wolken. Maar helaas, hij stond er anders in. Hij zag mij eigenlijk niet echt staan en ik voelde mij steeds naarder. De zorgen en donkere gedachten namen weer toe.

Controlegevoel

Uiteindelijk maakte hij het uit wat voor een dieptepunt zorgde. Ik kon niet meer eten, geen hap door mijn keel. Ik viel af en zat binnen no time op een veel te laag gewicht. Hoewel ik al in de categorie dun viel, en na het verliezen van de kilo’s al helemaal, voelde het lage gewicht toch ook fijn. Ongekend fijn. Ik had eindelijk iets onder controle. Een controlegevoel waar ik al jaren naar snakte. Mijn omgeving zag ook dat ik afviel, maar relateerde dat aan de lastige thuissituatie en alle stress die daarmee gepaard ging. Ik vond het eigenlijk wel best dat het anders werd gelabeld. De regels die ik mijzelf oplegde rondom eten werden steeds strenger. Ik begon calorielijstjes bij te houden en mijn doel van de dag werd het uitkomen op een steeds lager calorieaantal.

Ik legde mijzelf een enorme druk op

Ik kreeg wat nieuwe vriendinnen en we gingen uit. We dronken veel alcohol en aten slecht. Dit was natuurlijk totaal tegen mijn eetregels in, maar toch slaagde ik erin deze regels wat los te laten. Ik wilde immers met deze vriendinnen om blijven gaan en hield mijzelf opnieuw voor: als dit mij lukt, dan wordt het beter. Uiteindelijk werd deze leefstijl mijn redding qua gewicht, want verder at ik weinig maar zo bleef ik op (mijn lage) gewicht. Snel daarna startte de periode van de eindexamens wat eveneens gepaard ging met enorme zorgen. Zou ik het wel halen? En zo niet, in wat voor klas zou ik dan komen? Ik legde mijzelf een enorme druk op. Ondanks alle stress haalde ik mijn eindexamen en enkele maanden later startte ik aan een studie.

Ik was volledig uitgeput

Er startte vier jaar vol met nare gedachtes en somberheid. Ik kon de druk van mijn opleiding niet aan, maar desondanks zette ik door. Hoe ik ondanks alle stress nog heb kunnen functioneren, kan ik mij nu niet meer voorstellen. En weer dacht ik: als ik mijn studie heb afgerond en lekker kan gaan werken, geld verdienen, dan wordt het echt beter. Ik had snel een baan. Een mooie uitdagende baan, ondanks een lastige arbeidsmarkt. Ik was (opnieuw) even in de wolken, alles leek voor de wind te gaan. Maar na een half jaar was ik op, volledig uitgeput.

Mijn tweede GGZ ervaring

Ik kreeg lichamelijke klachten die wellicht als een burn out gelabeld konden worden. Mijn eetregels kwamen terug en ik ging over op een heel streng eetregiem. Ik viel af, kilo’s en bereikte mijn laagste gewicht ooit. Maar stoppen met werken? Nee, want wat als ik een gat in mijn CV zou hebben? Zou iemand mij dan nog wel aan willen nemen? Ik ging door en door. Wel ging ik voor de tweede keer in mijn leven een GGZ behandeling aan. Ik had een klik met deze dame en zij had een hele oplossingsgerichte aanpak. Achteraf wellicht te oplossingsgericht en was meer diepgang meer op zijn plek. We kwamen er samen op uit dat ik een nieuwe baan zou moeten zoeken. Opnieuw dacht ik: als ik een nieuwe baan heb, dan wordt het beter. De huisarts opperde om antidepressiva te gaan proberen. Ik, antidepressiva? Ik vond het heel lastig en met tegenzin haalde ik de pillen op.

Verminderd vruchtbaar

De nieuwe baan vond ik. Maar ging het beter? Er was iets verbetering, ik kon de controle op het eten wat loslaten en kwam langzaam iets aan. Maar de zorgen en sombere gedachten bleven. De antidepressiva liet ik liggen, ik moest dit zonder kunnen. Inmiddels had ik al drie jaar een vriend en per toeval kwamen we er met onderzoeken in het ziekenhuis achter dat ik verminderd vruchtbaar was. Een kinderwens had ik altijd gehad en we besloten ervoor te gaan. Mijn zorgen en somberheid namen in reactie op alle onzekerheid in ongekende mate toe. Uiteindelijk duurde het drie jaar met wekelijkse afspraken bij een fertiliteitskliniek voordat onze zoon Luuk werd geboren. Mijn kraamweek beleefde ik op een roze (blauwe) wolk, maar snel daarna werd ik opnieuw ontzettend somber. Ik kreeg een diagnose: een postnatale depressie.

Toch medicatie

Ik volgde een enkele sessies bij een nieuwe behandelaar en opnieuw kwam de optie medicatie naar voren. Mijn eerste gedachte was meteen: “Medicatie? Ik?”. Maar nu ik een kindje had, voelde ik een grotere druk om het nu echt anders te doen. Ik startte toch met medicatie. Ik werd gewaarschuwd voor de eerste twee weken, de ervaring was immers dat de klachten dan erger zouden worden. Ik zag er enorm tegenop en ook tegen de mogelijke bijwerkingen. Maar wat bleek: na een week werd het beter. En na twee maanden was het weer wat beter. Het sombere gevoel zwakte af in intensiteit. Zorgen maken deed ik minder. En als er zorgen waren, kon ik dit onverwacht toch na een tijdje weer loslaten. Waarom had ik dit niet eerder gedaan? Waarom? Ik had er zo ontzettend tegenop gezien. Ik zag het nemen van medicatie in eerste instantie als een gevoel van falen. Maar waarom? Dat vraag ik mij nog steeds af. Had ik maar eerder geweten wat ik nu heb ervaren.

Het altijd knagende gevoel is minder

De komst van mijn zoontje heeft ook duidelijk hieraan aan bijgedragen. Ik leef nu meer met de dag, in het nu. In plaats van zorgen maken over de dag hierna en de toekomst. Door mijn ervaring als moeder heb ik geleerd om meer van de kleine dingen te genieten. Mijn zoontje is grotendeels mijn doel van de dag. Hoe fijn kan het leven zijn. Ik ben intern gelukkiger, iets wat mij eerder nooit is gelukt. Ik zocht het meer in externe factoren. Telkens kwamen de “als.. dan…-redeneringen” weer terug. Het altijd knagende gevoel is, na al die jaren, beduidend minder. Komt het door de therapie? Of door de medicatie? Of door de komst van mijn zoontje? Ik denk vooral een combinatie van de laatste twee.

ANNE

Plaats een reactie