Uit mijn dagboek
Het is vandaag maandag 23 juli 2018. Het is 15 dagen geleden dat ik een knobbeltje voelde, 14 dagen geleden dat de huisarts een knobbeltje voelde, 11 dagen geleden dat ik onderzoeken kreeg die met 95% zekerheid aangaven dat ik een kwaadaardige tumor heb. Het is 5 dagen geleden dat ik ik de diagnose kreeg: een triple negatieve tumor met twee uitzaaiingen in lymfe in mijn oksel. Af en toe kan ik nog steeds niet bevatten wat er nu allemaal gebeurt met me.
Ik voel me niet eens ziek
Ik heb me voorheen wel eens afgevraagd, als je akelige verhalen hoorde van een ander, dat moet toch niet te verkroppen zijn, zou je dan echt niets aan voelen komen voor je dit nieuws krijgt? Ik kan nu met zekerheid zeggen….’nee’….je voelt het niet aan komen. Van het één op andere moment is al je zekerheid weg is. Ik was leuke dingen aan het plannen op werkgebied, ik was volop aan het leren en ontwikkelen, mooie momenten aan het beleven en aan het plannen met mijn gezin (Sem 2 jaar, Rhys 10 maanden en mijn man Kristian). Mijn leven is best tof! Of was tof….. Ik voel me niet eens ziek. Ik voel me hetzelfde als 15 dagen geleden, lichamelijk dan. Ik voel me niet ziek en moet beseffen dat ik, in het allerbeste scenario, maar een jaar van mijn leven een gruwelijk zware strijd aan moet. En daarna moet herstellen en hopen dat ik er niet teveel blijvende schade aan overhoudt. En begrijp me niet verkeerd, die strijd ga ik 100% aan en ik ben heel dankbaar als het dit scenario gaat worden. Maar bizar en onwerkelijk is het ook.
Hoe ik de knobbel ontdekte
Ik kom thuis na een weekend Parijs met een vriendin. We zijn naar het concert van Ed Sheeran geweest en wat hebben we genoten! ‘Waarom doen we dit niet vaker?’ Het gekke is dat we het dit weekend gehad hebben over voelen aan je borsten. Ik zei letterlijk; ‘Ik voel wel eens, maar dan voel ik hetzelfde aan de andere kant, dus dan zal het wel goed zijn…’ Gek toeval toch? Maar goed, ik kom thuis, ik knuffel mijn jongens, ik vertel mijn man over het weekend, leg de kleine jongens in bed en besluit zelf op tijd naar bed te gaan. Ik zit op bed, kleed me om en voel aan mijn borst. Een knobbel. Aan de zijkant van mijn linkerborst… Mijn man komt op de kamer en vraagt me waarom ik zo vreemd op bed zit. Ik vertel hem dat ik iets geks voel, en dat mijn buik zojuist is omgedraaid. Dit moet hier niet zitten, niet in mijn lijf. Mijn man voelt het ook… ‘Jij belt morgenvroeg de huisarts!’, zegt hij. En dat doe ik, stipt om 8 uur. Ik kan dezelfde middag terecht, bij de arts in opleiding. Ik ben al blij dat het meteen kan, want het voelt niet goed. Helemaal niet goed. Ik ben er erg mee bezig en dat verbaast en beangstigt me. Ik rijd op het einde van mijn werkdag naar de huisarts. Hij voelt het knobbeltje ook. Hij voelt ook in mijn hals en oksel en zegt dat hij alleen die knobbel voelt. Dat stelt me gerust. Over borstknobbels heb ik ook veel verhalen gehoord waarin het uiteindelijk niets kwaadaardigs blijkt te zijn. “Mijn jongste zoontje is 10 maanden, omg. Nee, dit kan van alles zijn”, roep ik mezelf tot de orde.
De arts ziet donker en grillige weefsel en weet meteen dat het kwaadaardig is
Donderdag mag ik maar het ziekenhuis voor een mammografie. Mijn man vroeg nog of hij mee moest gaan. In de veronderstelling dat ik de uitslag een aantal dagen later via mijn huisarts zou krijgen, vond ik het niet nodig dat er iemand meeging. Erg vreemd hoe je borst tussen twee platen geperst wordt, maar ik doe gewoon wat ze zeggen. Op de mammografie is niets te zien, maar ze voelen wel iets. Er wordt een echo gemaakt. Er wordt gemeten. Er wordt in mijn oksel gekeken en ook daar wordt op twee plekken knobbels gemeten… “SHIT!”, denk ik wanhopig. ‘We gaan direct een biopt nemen. Het ziet er niet goed uit. We willen graag dat u zometeen even langs de poli loopt’, zegt de arts. En dan schiet ik vol. Het is teveel. Veel te veel. Daar loop ik, met tranen over mijn wangen, naar de ‘poli’. Het is route 217, oncologie. “Oncologie is toch…”, mijn oog valt op een poster met het woord ‘kanker’. “Ja, oncologie is kanker”. Huilend geef ik mijn ponsplaatje af, praten lukt me niet door het snikken heen. En ik wacht op een arts. De afdeling is leeg. Het is na 17. 00 uur. Ik ben blij dat ik niet in een drukke wachtruimte hoef te zitten. De arts roept me binnen. ‘Ik heb slecht nieuws, want dit ziet er niet goed uit’ , begint ze. Ik vraag haar nog hoe ze dat zo zeker weet. “Ze hebben toch pas net cellen weggenomen? Er is geen enkel onderzoek geweest. Er is alleen gekeken…”, vraag ik me af. Doordat hetgeen dat ze zien, donker en grillig is, weet ze al dat het waarschijnlijk kwaadaardig is. ‘Wilt u iemand bellen?’, vraagt de arts. Ik vertel dit liever persoonlijk, dan via de telefoon. Ik overtuig de arts dat ik kan rijden en sta dan even later met lood in mijn schoenen voor mijn eigen voordeur. De jongens zijn binnen, hoe ga ik dit in hemelsnaam vertellen?!
Lees HIER het vervolg
YVONNE