‘Gekke’ mensen nam ik niet serieus
Een inrichting? Ver van mijn bed show… Dat is voor andere mensen. Daar lees je over in boeken en de krant. Nee hoor, ik ben hoog opgeleid (universiteit), ik heb veel vrienden, ik ga naar feesten en allerlei uitjes, ik woon middenin een drukke leuke stad, ik heb een toffe baan en een knappe man inclusief twee prachtige kinderen. De laatste was zojuist geboren. Ik genoot van de kraamtijd. I had it all, right? On top of the world?
Niemand had kunnen voorspellen wat er daarna met mij gebeurde…
Ik zeker ik niet. Ik neem je mee naar mijn plotselinge opname op een psychiatrische afdeling. Maar ik had net een klein baby’tje, hoe moest dat dan? Gelukkig hebben ze tegenwoordig een moeder-kind-poli. Dit noem je een moeder-baby-unit, ook wel MBU. Hier worden moeders en baby’s opgenomen met psychiatrische problemen. Ik bleef dus samen met mijn kleintje in het ziekenhuis. De MBU is een kindvriendelijke en huiselijk ingerichte afdeling, die plaats biedt aan vijf moeders en vijf baby’s. Het ziekenhuis geeft aan dat ze voornamelijk moeder met depressies en psychoses hebben, maar ik zat bijvoorbeeld ook met een moeder met ernstige borderline. Maar het klopt wel: de meeste hebben depressies en psychoses.
In deze instelling moet je aan jezelf werken, maar wordt er ook aan de band tussen jou en je kindje gewerkt
Je doet alles met de andere moeders: veel therapie, ontbijten, lunchen, sporten, avondeten en tv kijken. En puzzelen… god, wat heb ik veel gepuzzeld om de tijd te doden. De andere moeders zijn voor maanden je tweede familie. Samen huilen en samen lachen (ja zeker, soms). Vaders en kinderen mogen altijd langskomen. Weinig mensen weten hoe het er aan toe gaat in zo’n instelling; in die zin lees jij iets bijzonders.
Ben je er klaar voor? Ik neem je mee het gekkenhuis in…
Ik zat op de bank thuis en ik werd overvallen door een enorme paniek. Mijn lijf trilde. Nee, resoneerde. Het was alsof ik een paniekaanval had, maar het ging niet weg. Ik had het al uren en uren. Mijn ademhaling ging niet goed. Ik was heet en voelde tintelingen. Maar van die paniek, wilde ik het dak af springen. Na dagen en weken zoals deze, kwam ik op het eindpunt: ik wilde dood. Maar serieus. Dit was de hel. Deze allesopslorpende paniek, complete overweldigende angststaat, en leegte hield ik niet meer vol. Ik sprak het uit naar mijn man. “Ik trek het niet meer. Het moet minder worden”, wanhopig keek ik hem aan. “Ik wil dat er een einde aan komt. Ik moet dood”. Dat laatste bleef ik herhalen. Mijn man belde de crisisdienst. Ze merkten dat het spoed was en kwamen er meteen aan. Toen mijn man de deur open deed, sprongen de tranen in zijn ogen.
Een man en vrouw namen plaats naast mij
Ze gingen het gesprek aan. Ik was overtuigd: ik moest dood, wilde dit stoppen. Ze vroegen of ik al had bedacht hoe en wanneer. “Je hebt kindjes om voor te zorgen”, probeerden ze. Dat stond er los van. Mijn liefde voor hun stond hier los van. Deze staat van zijn kon ik (en niemand denk ik) aan. Mijn lichaam en geest waren op hol geslagen en niemand kon dit stoppen. Ik keek de crisisarts aan. Heel dichtbij en in de ogen. “Neem me alsjeblieft op, voordat ik iets doe wat niemand wil”. Hij las de ernst in mijn gebroken ogen, pakte zijn telefoon en vroeg of er ergens een plek was voor mij.
Ineens ontstond er lichte paniek in de kamer
De andere vrouw startte ook met bellen. Ze schudden hoofden naar elkaar. Belden opnieuw en opnieuw. Nergens was er een bed vrij. Ze namen pauze van het bellen. De arts probeerde: “Morgen is misschien een bed vrij en maken we meer kans”. Ik keek hem angstig aan. “Als ik dat haal…. Meneer ik móet nu opgenomen worden. Nu”. Hij begreep het en startte weer met bellen….
JANE DOE