Ik raak langzaam op
Na het telefoontje bel ik opgelucht mijn vriend op. Na mijn werk rijd ik meteen naar de apotheek om de medicijnen op te halen. Opnieuw probeer ik ze. De bijkomende klachten vallen mee. Echter merk ik dat ik er maar maximaal twee per dag kan verdragen, omdat ze er anders uitspuug. Als ik precies plan, kom ik de dagen redelijk door. De nachten zijn nog wel echt afschuwelijk. Ik zit bijna iedere nacht in bad. Het werk als wondverpleegkundige in de thuiszorg valt me zwaar. Hoe hard mijn baas ook haar best doet om me minder in te plannen, het gaat niet. Ik merk dat mijn energie op begint te raken en ik weet niet meer goed hoe ik de ballen hoog moet houden, ondanks het plannen van de medicatie. Hoe groter mijn buik wordt, hoe hoger de pijn gaat zitten en hoe meer pijn ik krijg. Thuis als ik in bad zit, bedenk ik me hoe ik deze weken nog door moet komen. Ik mag bijna weer naar de gynaecoloog dan wil ik wel al voor mezelf bedacht hebben wat ik wil en wat ik niet wil. Ik wil met 35 weken ingeleid worden. Hier zitten grote risico’s aan, dat weet ik, maar zo kan ik ook niet verder tot de 40 eventueel 38 weken. Dan maar een paar weken in het ziekenhuis met een kindje in mijn armen en geen pijn meer in mijn buik. Ik word steeds zieker van alle medicatie en kan deze dus steeds minder verdragen. Dat betekent dus ook dat ze niets anders meer hebben, zoals eerder verteld.
Mijn kindje is te klein
Met precies 28 weken zwangerschap mag ik op controle komen bij de gynaecoloog. Ze vraagt hoe het met me gaat. “Het is niet niks zo lang al oxcycodon slikken tijdens een zwangerschap. We zien namelijk ook dat je kindje te klein is ten opzichte van je weken zwangerschap”, zegt ze. Ik zit met een brok in mijn keel en zegt dat ik eigenlijk al twee maanden op ben. “Ik kan echt niet meer. Ik weet niet meer hoe ik het moet doen. Kan ik niet met de 35 weken bevallen en dat we dan hier in het ziekenhuis verblijven”, vraag ik. “Nee, dat is echt geen optie, maar acht weken met die pijn rondlopen is dat ook niet. We hebben nog maar één optie, maar dan moet ik wel dingen uitsluiten”, zegt ze. Opnieuw gaat ze mijn buik onderzoeken en vraagt waar de pijn zit. “Links, aan de zijkant, tegen de onderkant van mijn ribben, daar voel ik de pijn”, geef ik aan. “We gaan bloedprikken en bekijken of de ontstekingswaarde niet te hoog zijn. Als dit niet het geval is, dan is er nog maar één optie en dat is opereren”, zegt de arts. Ik schrik en de tranen beginnen te lopen. Dit had ik absoluut niet zien aankomen, omdat ze in het begin hadden gezegd we gaan u in uw zwangerschap niet opereren. Ze begrijpt dat ik schrik. Ze zegt dat er risico’s aan de operatie verbonden zijn en daarom wil ze eerst met haar collega’s overleggen. Ze belt me vanmiddag. Huilend loop ik naar het bloedprikken en bel mijn vriend op met het nieuws. Mijn tranen zijn ondertussen weg. Ik houd me groot voor hem.
Die middag belt de gynaecoloog en zegt dat mijn ontstekingswaarde goed is
Opereren is de enige optie. “Je moet vanmiddag nog met spoed naar het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven. Er bestaat een kans dat tijdens de operatie de bevalling gaat beginnen en dan ben je daar goed. Je kindje kan dan meteen naar de NICU als dit nodig is”, legt de arts uit. Ik bel mijn vriend en regel een oppas voor mijn dochtertje. Eenmaal aangekomen in het MMC word ik zenuwachtig. “Wat staat ons te wachten?”, denk ik. De risico’s die de gynaecoloog eerder die dag heeft genoemd blijven zich maar herhalen in mijn gedachten. De gynaecoloog komt ons halen. Ze vertelt dat ik meteen moet blijven. Ik krijg longrijping ingespoten voor het geval de kleine geboren wordt. Ze kunnen alleen opereren tussen de 24 en 28 weken zwangerschap, want dat geeft het minste risico voor de baby. We gaan eerst een echo maken. Tijdens de echo kijkt ze eerst naar het kindje en ziet dat het een achterstand heeft in de groei, dit was al bij ons bekent. Dan gaat ze kijken naar de cyste. Ik zie haar twijfelen. Ze kijkt nog eens en nog eens, dan gaat ze bellen. “Kan je even komen kijken. Ik twijfel…”, vang ik op. We moeten naar een andere kamer waar een andere gynaecoloog mee komt kijken. Opnieuw twijfelen ze of het niet een verstopte eileider is en geen cyste. Ik krijg tranen in mijn ogen en probeer deze nog te bedwingen. “We gaan de plannen veranderen. Morgen krijg je een gespecialiseerde echo. Als het een verstopte eileider is, dan wordt het een hele andere operatie met veel meer risico’s. We moeten dit zeker weten. Het weekend kom je hier voor longrijping en dan word je waarschijnlijk maandag geopereerd”, zegt de arts. Ze vraagt aan me wat ik wil. “Gaat het met de pijn? Kan je naar huis gaan of wil je hier blijven?”, vraagt ze. Ik houd me opnieuw groot en zeg dat het wel gaat en dat ik naar huis wil. De gynaecoloog zegt dat ze niet aan mij ziet dat ik veel pijn heb. Mijn vriend zegt dat hij wel begrijpt als ik wil blijven, maar dat ik dit dan zelf aan moet geven, want hij voelt niet wat ik voel. Ik besluit om naar huis te gaan, vooral na de opmerking van de gynaecoloog. Daarnaast vind ik het nog fijn om een weekend met z’n drieën te hebben. De week erop kan het zomaar anders zijn en dan hebben we ook niet alle tijd meer met onze dochter. In de auto voel ik me rot. “Had ik toch niet moeten blijven? Ik heb wel echt veel pijn”, twijfel ik. “Waarom zeg je dat dan niet?”, reageert mijn vriend. “Ik durfde niet meer na de opmerking van de arts”, huil ik, “Ik voelde me niet serieus genomen.”
Een dag later heb ik de echo en daar wordt toch bevestigd dat het een cyste is
Ik bel mijn vriend op. “Ik geloof het pas als ze binnenin zijn geweest”, zeg ik, “ze veranderen elke keer van verhaal.” Het weekend krijg ik de longrijping. De spuiten zijn niet prettig, maar het lukt me wel. We horen die zondag dat ik dinsdag geholpen ga worden. De dag van de operatie ben ik bloednerveus. We melden ons aan de balie. Om 15.00 uur wordt ik geopereerd. De operatie kan heel kort duren als ze niets bijzonders zien, maar het kan ook zomaar twee uur duren, als ze er meer mee moeten doen. Ik word heel goed begeleid door de verpleegkundige. Ik ben op van de zenuwen en als mijn vriend eventjes weg is, moet ik toch even huilen. Ik wil niet dat hij dat ziet, omdat hij er heel slecht tegen kan. Hij weet dat ik verdriet heb en het spannend vind. Ook weet ik dat ik me niet groot hoef te houden, maar op dat moment voelt dit het beste. Mijn vriend wordt gebeld dat de operatie goed is verlopen. Ondertussen word ik wakker, terwijl ik naar de uitslaapkamer wordt gereden.
“Weeën, ik heb weeën”, zeg ik in paniek
De verpleegkundige spreekt me aan. “Doe maar rustig mevrouw, alles komt goed”, sust ze. “Nee”, zeg ik, “ik heb echt weeën. Ik weet het zeker! Dit voelt het zelfde als bij mijn dochter. Ik weet het zeker!”. Ondertussen kijk ik naar de klok en zie ik dat ze twee uur met me bezig zijn geweest. In een seconde bedenk ik me: “Oh, er was dus wel wat aan de hand, waardoor ik zo veel pijn had”. Op de afdeling bel ik mijn vriend. Hij haalt mijn dochter op. Hij zegt: “Waarom bel je me nu al? Ik ben 5 minuten geleden gebeld dat je operatie goed is verlopen en dat je nu naar de uitslaapkamer wordt gereden”. Het enige wat ik kan schreeuwen is: “Ik heb weeën!” De ene verpleegkundige na de andere verpleegkundige komt binnen. Ze controleren of ik ontsluiting heb. Gelukkig is dit nog niet het geval. Ze willen me in het ziekenhuis houden, omdat ik een lage bloeddruk heb en de weeën nog niet wegzakken.
Zelf begin ik al te klokken, om de 5 minuten heb ik weeën
Ik lig onrustig in mijn bed. Mijn buik is aan het rommelen. Het doet pijn om in een fijne houding te gaan liggen, dus ik moet zo blijven liggen. Ondertussen krijg ik nog een extra zak vocht om mijn bloeddruk wat omhoog te krijgen. Ze denken dat door mijn lage bloeddruk de baby het ook moeilijk had, dit was te zien op de CTG. Toen mijn bloeddruk omhoog ging werd de hartslag van de baby ook beter. Ik voel me niet goed en ben extreem moe. Ik kan en mag nu nog niet bevallen. “Blijf alsjeblieft nog even in mijn buik klein lief kindje”, zeg ik in mezelf. De weeën beginnen na een uur minder te worden. Na elk volgend uur wordt het minder. Zodra ik ga staan voel ik ze weer, dus moet echt rusten. Die avond komen mijn vriend en dochter op bezoek. Het geeft me een veilig gevoel samen te zijn. “Het komt goed”, zeggen we tegen elkaar, “We kunnen dit samen!” Ook komen mijn ouders nog even langs. De dag daarna mag ik weer naar huis. De leefregels zijn: niets tillen en heel veel rust nemen. Ik ga ook afbouwen met de oxycodon, want dat mag over twee weken echt niet meer in de zwangerschap!
Eenmaal thuis aangekomen, zorgt mijn vriend goed voor me
Toch is het voor hem lastig. Hij is vrachtwagenchauffeur en is niet altijd ’s avonds thuis. Op die dagen eet ik alleen met mijn dochter. Ik doe haar in bad en volg ons avondritueel. Mijn dochter begrijpt dat er iets is gebeurd, waardoor ik haar niet kan optillen. Ze is heel lief voor me. Ze geeft me heel veel knuffels, maar toch voel ik me erg eenzaam. Mijn vriend heeft nog gewoon zijn dingen staan en doet die dan ook. Ik ben dan alleen thuis. Ook het leventje van mijn vriendinnen en familie gaat gewoon door. Het voelt eenzaam. De weeën gaan op en af. Ik moet echt voldoende rusten, anders komen ze met regelmaat terug.
Lees HIER het vervolg