Ik voelde me ander dan bij de eerste zwangerschap
Als echte Brabander moest er carnaval gevierd worden. Na carnaval voelde ik me niet goed. Mijn vriend zei: “Ben je niet zwanger?”. Ik antwoordde: “Nee, dat kan niet, en als ik het ben, dan is er iets mis”. Bij mijn eerste zwangerschap wist ik meteen dat ik zwanger was. Ik voelde het aan alles en begon meteen te stralen. Nu is het anders. Er klopt iets niet. We besloten samen om toch een zwangerschapstest te doen. Voor ik het wist stond er zwanger op mijn stickje. We waren blij, gelukkig en genoten van het nieuws. Samen met mijn vriend en dochtertje vierden we het. Het was ons weer gegund, een broertje of een zusje erbij. Ik maakte een afspraak bij de verloskundige voor de eerste echo.
Ik ben zenuwachtig voor de eerste echo
Eindelijk is het zo ver: tijd voor de echo. Tijdens het wachten op de echo word ik zenuwachtig. Mijn gevoel dat het niet goed is, wordt alleen maar sterker. Ik weet niet of het niet goed is met het kindje of dat het mijn eigen lichaam is. Ik besluit om er niets van te zeggen tegen mijn vriend en verloskundige. Misschien heeft mijn gevoel het mis. Tijdens de echo zien we als eerste een klein minimensje met een kloppend hartje. Dan zie ik het gezicht van de verloskundige veranderen. Ze kijkt. En ze kijkt nog een keer. Ze vraagt of ik buikpijn heb of eerder ooit gehad. “Ja”, antwoorde ik, “maar hoeveel vrouwen hebben dat nou niet tijdens een zwangerschap.” Opnieuw keek ze. “Ik zie hier een afwijking bij je eierstok een cyste. Ik twijfel of ik je door moet sturen naar de gynaecoloog”. Mijn vriend en ik gaven meteen aan: bij twijfel doen. De verloskundige zei nog: “Maak je niet druk. Een cyste kan geen kwaad. Dat zien we vaker en trekt na een aantal weken weg. Ik ga meteen een afspraak laten plannen, zodat ze je nog beter kunnen onderzoeken.”
De cyste groeit snel
Op de terugweg in de auto hebben mijn vriend en ik het erover. Mijn gevoel klopte toch, ook al is het niet erg. We besluiten ervoor te gaan en af te wachten wat de gynaecoloog zegt. Een week later mag ik erheen. Ik ben nu 9 weken zwanger. Tijdens de echo zien ze opnieuw de cyste zitten. Het is ongeveer 5 cm. Ze roept de gynaecoloog erbij. Hij vertelt dat het geen kwaad kan zolang ik niet ineens helse pijn en koorts krijg. Als dit zo is, moet ik meteen bellen, dan is de kans groot dat de cyste gedraaid is. De weken gaan voorbij. Ik merk dat ik steeds meer pijn krijg. Ik voel iets bewegen in mijn buik: een klein balletje dat rond zweeft. Met de 13-wekenecho geef ik dit aan. De verloskundige kijkt en meet opnieuw de cyste. Het is 8,3 cm. Ik schrik. “3 cm gegroeid”, zeg ik, “3 cm in 4 weken tijd”. “De cyste kan nog weggaan”, bedenk ik me dan. “Maak je maar geen zorgen. We houden het in de gaten. Het komt goed. Met het kleine mensje in jouw buik gaat het gelukkig heel goed”, zegt de verloskundige.
Anderhalve week later voel ik een bult in mijn lies
De pijn wordt meer en meer. “Wat moet ik doen?! Het zou toch weg trekken, waarom voel ik dan die bult?”, denk ik wanhopig. Ik wacht een paar dagen en zeg tegen niemand iets, omdat ze anders ongerust worden. De bult verschuift als ik op mijn zij ga liggen. Ik slaap hierdoor steeds slechter. Ik besluit om mijn zorgen met mijn moeder te delen. Ze is verpleegkundige in het ziekenhuis en heeft zelf al veel gezien en meegemaakt. Ze maakt zich ook zorgen en ze vindt dat ik de verloskundige moet bellen. Zij geven aan dat ze niets voor me kunnen doen en dat ik opnieuw de gynaecoloog moet bellen. Aan de telefoon leg ik mijn verhaal uit aan de assistente. Ze begrijpt me, maar vindt het geen spoed. Ze maakt een afspraak over drie weken bij een andere gynaecoloog.
Een verstopte eileider
Opnieuw zit ik in de wachtkamer te wachten, en opnieuw zijn er twijfels. Twijfels of ik het echt wel zo voel of dat ik me aanstel. Waarom heb ik zo veel pijn en gaat het niet weg? Ik heb dezelfde verpleegkundige als de vorige keer. Nee, ik ben toch niet gek, er zit echt iets en het is opnieuw gegroeid. Ik zie het zelfs! Ze geeft aan dat ze even moet bellen en zegt allerlei moeilijke woorden. De gynaecoloog komt binnen gestormd en kijkt mee. Ze geven aan dat ik opnieuw moet wachten in de wachtkamer. Ze komen zo bij me terug. Met het kindje gaat het goed wordt er nog even tussen neus en lippen gezegd. Ik mag het kamertje bij de gynaecoloog binnen lopen. “Mevrouw we weten wat het is, dat verklaart ook uw pijn. Je hebt een verstopte eileider”. We kijken elkaar aan. “Oke, maar kunnen we er iets aan doen?”, vraag ik. “Nee, we gaan niets doen, omdat u zwanger bent. Dat is veel te gevaarlijk. Normaal gezien zouden we een kijkoperatie plannen”. “Logisch”, denk ik. “maar mijn pijn dan?” Ik mag het oplossen met paracetamol. Meer kunnen ze niet voor mij betekenen. De moed zakt in mijn schoenen. Ik bel mijn vriend en bespreek wat er net allemaal is gebeurd. Ik leg me er bij neer. Ik moet doorzetten voor mijn vriend en mijn dochtertje.
De pijn wordt weer erger
Tijdens mijn werk als wondverpleegkundige merk ik dat het me steeds meer moeite kost. De pijn word steeds meer en de nachten worden steeds korter. Doordat ik de bult voel bewegen in mijn buik, slaap ik nauwelijks. Het enige wat mij helpt is een warm bad. Hier verblijf ik dan ook halve nachten in. Ik moet door van mezelf, op het zelfde tempo het liefste. Niet alleen werk kost me moeite, ook het huishouden, en het doen van leuke activiteiten met mijn vrienden en familie en onze relatie is zwaar. Ik ben vlug afgeleid en kan moeilijk een gesprek volgen. Het frustreert me dat ik geen energie heb. Ik voel me schuldig naar iedereen toe en probeer daarom er nog meer uit te halen. Dit zorgt voor nog meer frustratie en verdriet.
Rond de 19 weken zwangerschap moet ik opnieuw op controle bij de verloskundige
Ik vraag of mijn moeder mee gaat, zodat ze mee kan luisteren. De verloskundige controleert alles. Bij de vraag hoe het gaat schieten de tranen in mijn ogen. Mijn moeder neemt het woord en geeft aan dat het eigenlijk echt niet meer gaat. Ik vraag of ze de overdacht van de gynaecoloog hebben ontvangen. Dit blijkt niet zo te zijn, dus moet ik opnieuw mijn verhaal doen. Ze schrikt. “Alleen maar paracetamol en je zo slecht voelen. Je moet alle ballen hoog houden. Ik ga met de gynaecoloog bellen. Je moet er opnieuw heen, want dit gaat zo niet langer.”, zegt ze. Met deze opmerking valt er een last van mijn schouder af. Even kan ik mijn gevoel uiten en hoef ik me niet groot te houden. Een week later zit ik opnieuw bij de gynaecoloog. Ik krijg een echo. Opnieuw heb ik dezelfde verpleegkundige, dus zij kent de hele situatie. “Prettig”, denk ik, maar dat blijkt anders. Ze gaat in mijn liezen en schaamstreek op zoek naar mijn eierstok. Meteen geef ik aan dat ik daar geen pijn heb, maar hoger aan de zijkant in mijn buik. “Daar zitten de eierstokken niet, dus dat gaat niet”, zegt ze. In mijn linkerlies kan ze mijn eierstok niet vinden. Ze kijkt hoger in mijn buik en dan ziet ze de eierstok met de cyste. Ze schrikt. “Dit kan niet. Ik ga overleggen met de gynaecoloog”, zegt ze. Opnieuw lig ik daar te wachten. Ik denk: “Kan er niet altijd een gynaecoloog mee kijken in zo’n situatie als deze?”. Ik merk aan mezelf dat ik er onzeker van wordt, elke keer dat gebel. Ze geeft aan dat ik opnieuw kan wachten in de wachtkamer tot de gynaecoloog me binnen roept voor de afspraak.
Kort hierna stap ik bij de gynaecoloog binnen en hij begint meteen over een behandelplan
“Het is een cyste en ik wil zeker weten dat er geen ontsteking is. Zonder ontsteking krijg je pijnstillers. De ibuprofen en diclofinac zijn gevaarlijk voor het kindje, dus je komt dan uit bij morfine. Ik bel je vanmiddag nog met de uitslagen en welk medicijn je krijgt”. Ik kijk hem aan. “Is het wel zeker een cyste? Wil je nog een keer in mijn buik kijken?”, vraag ik. Dit wil hij zeker doen, vooral ook omdat hij merkt dat ik op een “rare” plaats pijn heb. Als hij aan mijn buik voelt, twijfelt hij of het echt wel vanuit de eierstok komt en besluit ook een echo te laten maken van al mijn organen. Die middag belt hij op met het nieuws dat er geen ontsteking zit en ik mag starten met Tramadol. We spreken af dat hij me over een paar dagen belt om te vragen hoe het gaat. Ook belt hij me op met de uitslag van de echo van de organen. Die middag rijd ik meteen naar de apotheek om de Tramadol op te halen. ’s Avonds neem ik een tabletje in en probeer te slapen. Na 30 minuten voel ik me duizelig en misselijk. Ik moet spugen en voel me rot. Dat spugen geeft me juist alleen maar meer pijn. Ook mijn ontlasting wordt dun en ik kan hele nachten niet slapen van deze ongemakken. Mijn vriend en ik gaan er vanuit dat dit niet van de Tramadol is. De dag daarna pak ik ’s ochtends nog een tabletje en opnieuw komen al die klachten. Ik reageer op de medicijnen. Wat nu? Dezelfde week heb ik de echo. Ik besluit om op het telefoontje te wachten met alle uitslagen. Die ene week volhouden dat lukt me wel.
Het telefoontje met de uitslag
“Goedemiddag mevrouw, uw echo van de organen ziet er goed uit. U heeft geen afwijkingen in de andere organen, dus het is echt de cyste waar u last van heeft. Hoe gaat het met de medicijnen, heeft u al minder pijn?” Ik zeg met een lach dat het niet gaat. Ik blijf spugen en aan de andere kant komt het er ook uit. “Dat is vervelend mevrouw. Ik heb nog een ander medicijn en dat is de Oxycodon. Deze mag je zo nodig vier keer op een dag nemen om de pijn onder controle te houden. Als dit niet helpt, hebben we helaas geen opties meer. Werkt u ook al minder?”. Ik zucht. “Fijn, laten we hopen dat dit wel werkt. Op het werk proberen ze me minder in te plannen, zodat ik meer rust kan houden.” “Dat is heel belangrijk mevrouw, want het kindje is al aan de kleine kant”, geeft de arts aan.
Lees HIER het vervolg