Ik word gebeld door Mirjam, een verloskundige uit de eerste lijn. Ik sta net een kindje na te kijken dat twee uurtjes daarvoor is geboren. Ze hoort het huilende meisje op de achtergrond. ‘Stoor ik?’, vraagt ze. ‘Momentje,’ zeg ik. Ik trek mijn handschoenen uit en dek het meisje met een warme doek toe. Ik klem de telefoon tussen mijn schouder en oor en vis mijn pen uit mijn borstzak. ‘Vertel’, zeg ik. ‘Ik wil graag komen met een poliklinische partus. Ze moet medium risk bevallen omdat ze de vorige keer een fluxus heeft gehad.’ Ik vraag: ‘Hoeveel heeft ze toen gevloeid?’. ‘1200 Milliliter’, antwoordt Mirjam, ‘het gaat om mevrouw Jongejans en het is haar tweede kindje. Ze heeft net weeën en drie centimeter ontsluiting, maar het ging de eerste keer vlot, dus ik wil gelijk naar jullie toe komen.’ Het lijkt mij een goed idee. ‘Prima, zien we jullie zometeen.’ Ik kijk het kindje verder na en laat vervolgens papa het meisje aankleden.
Bevallen in het ziekenhuis door vroegere fluxus
Een poliklinische bevalling is een bevalling waarbij je zelf een verloskamer ‘huurt’ in het ziekenhuis samen met je eigen verloskundige. Als je medium risk bevalt, is dat omdat er een grotere kans is op complicaties rondom de bevalling of als je specifieke nazorg uit het ziekenhuis nodig hebt. Bijvoorbeeld als je de vorige keer teveel bloed hebt verloren (een fluxus) of als je medicatie gebruikt waarvoor het kindje na de bevalling moet worden geobserveerd. Ik loop naar verloskamer drie en bel ondertussen Suzan, de verpleegkundige die de bevallingen vandaag begeleidt en vertel haar wie er komt. Omdat de verloskundige uit de eerste lijn meekomt, begeleidt Suzan met haar de bevalling.
Ik maak een verloskamer gereed
Ik gooi de deuren van verloskamer drie open. Ik check de opvangtafel die er staat. Ik druk de zuurstof- en de luchtslang in de aansluiting in de muur en check of er via het kapje op de tafel lucht binnenkomt als ik het masker dichtdruk. Ook check ik de uitzuiger en voel aan het matras of deze op temperatuur is. Het is altijd fijn dat iemand in noodsituaties niet nog eens hoeft te checken of de kar naar behoren werkt. Vervolgens loop ik naar het bed, ik sla de lakens vast open en ik leg wat matjes neer voor het eventuele vruchtwater. Ik doe een klein lampje aan voor wat sfeerlicht. Ik kijk naar de klok en zie dat het nog niet eens elf uur in de ochtend is. Ik zet de kar met spullen voor de bevalling recht en trek de bovenste la open. Ik pak alvast een partus-set (een set met instrumenten voor de bevalling), gaasjes en een navelklemmetje die ik vervolgens boven op de kar klaarleg. Ik loop de kamer weer uit en kijk nog even achterom. Altijd fijn om in een kant en klare verloskamer te komen.
Ik loop naar de voorraadkast, naast ons kantoor, waar alle infuuspompen, kruiken en CTG-apparaten staan en vis een doptone (waarmee je naar het hartje van de baby kan luisteren) van het plankje af. Soms neemt de verloskundige haar eigen apparaatje mee de verloskamer in, maar ik kan me ook indenken dat het net zo makkelijk is die van ons te lenen. Ik loop terug naar verloskamer drie en leg het tasje klaar naast de partus-set. Ik ga met een kopje thee achter mijn bureau zitten. Ik verwerk de administratie van de bevalling van eerder deze ochtend en werp af en toe een blik op het overzichtsscherm met het CTG van de barende op verloskamer vier. Die ziet er normaal uit. Eén minuut later gaat mijn telefoon. Ik zie op mijn scherm dat het secretaresse Jenny is. ‘Lisa, nu naar verloskamer drie!’ Hoor ik Jenny door de telefoon roepen. ‘Ik kom eraan,’ zeg ik, terwijl ik opsta. Op een holletje loop ik naar verloskamer drie. Mezelf verwonderend over het feit dat de secretaresse mij belde. Normaal is zij van de logistieke en administratieve zaken op de afdeling en staat ze niet op de verloskamer.
Wat kan er in hemelsnaam aan de hand zijn?!, vraag ik me af
Ik kom aan bij verloskamer drie. “Ze kwam medium risk, is er net, beginnend in partu (net aan het bevallen) mogelijk een complicatie?” In mijn hoofd loop ik langs een aantal mogelijke diagnoses die ik zou kunnen aantreffen. De deur is al open en door het schemerlichtje is er een gezellig sfeertje. In de deuropening staat Jenny met haar klappertje in haar ene hand en haar leesbril en de deurknop in haar andere. ‘Kan ik wat doen?’ roept ze de kamer in, duidelijk uit haar comfortzone. In de verloskamer staat verpleegkundige Suzan naast mevrouw Jongejans. Haar sjaaltje keurig rond haar hals. Mevrouw Jongejans is ergens midden dertig. Haar beige colbertje is van Ralph Lauren, ik herken het paardenembleempje op haar linkerborstzak. Haar gezicht is keurig in de plooi en het enige wat ze zegt is: ‘Hij komt, hij komt. Oh, God, hij komt!’. Haar partner, de beveiliger, al in een even gestileerd setje kleren heeft zijn jas nog aan. Zijn handen houdt hij op zijn kale hoofd en ijsbeert van links naar rechts.
Suzan zegt: ‘Deze baby heeft enorme haast’
‘Nou en of,’ antwoord ik. Ik stel me voor aan mevrouw Jongejans die Mariëlle blijkt te heten. Haar partner is Jeroen. Mariëlle staat voorover gebogen met haar handen op het verlosbed. Op de hurken naast haar zit Suzan die probeert te helpen haar broek uit te trekken. Net op dat moment komt er een wee. Ik zie het gebeuren en grijp twee paar handschoenen uit het doosje die aan de muur hangt en geef er twee aan Suzan. Ze trekt ze aan. Ik heb ze al aan en neem het werk van Suzan even over. Ik ga achter Mariëlle zitten en probeer haar broek uit te trekken. Mariëlle maakt oergeluiden, een teken dat die baby op het punt staat geboren te worden. ‘Draai je maar om en laat je maar op het bed vallen, dan trekken we je broek uit’, zeg ik tegen Mariëlle. Ze doet wat ik zeg. Ik moet een beetje lachen als ik zie hoe hoog de hakken zijn die Mariëlle nog aan heeft. Ik zie de rode onderkant en bedenk me dat we daar een beetje voorzichtig mee moeten zijn, echte Louboutins. Ik geef ze aan Jeroen, die zichtbaar blij is een taak te krijgen. Net op het moment dat Mariëlle haar broek uit heeft, komt er een wee. Al spetterend breken de vliezen waardoor er een plas helder vruchtwater op de grond verspreid. Ik kijk naar mijn eigen broek en zie dat die het redelijk droog gehouden heeft.
Mariëlle moet zuchten
De deur van de verloskamer gaat weer open en collega Eslem komt binnen, ook zij is gebeld door Jenny. Jenny staat nog op dezelfde plek in de deuropening maar merkt nu dat er handen voldoende zijn. Zij loopt de verloskamer uit en trekt de deur achter zich dicht. Eslem stelt zich voor en bekommert zich om Jeroen. Een goed idee want niemand kan die boom van een vent opvangen als hij straks omvalt van de spanning. Ze pakt een stoel en schuift hem achter Jeroen. Jeroen is dankbaar voor de hulp. Eslem vraagt hem zijn telefoon te geven. Ze ziet dat wij het onder controle hebben en maakt foto’s van deze razendsnelle bevalling. ‘Komt ie weer,’ roept Mariëlle. Ze doet het knap en laat haar billen op het randje van het bed vallen. Op dat moment zie ik een bolletje met haren tussen haar benen tevoorschijn komen. ‘Zuchten’, roepen Suzan en ik in koor. Samen tillen we haar benen het bed op waardoor Mariëlle in een iets comfortabelere houding ligt. Al zuchtend wordt daar een klein jongetje geboren. Huilend komt hij ter wereld. We vegen hem snel een klein beetje droog en geven hem aan zijn moeder.
De vrouw ziet er niet uit als net-bevallen: geen zweet, blosjes of uitgelopen make-up
Mariëlle pakt het mannetje zichtbaar emotioneel aan en houdt het tegen zich aan. Eslem maakt foto’s en Jeroen komt erbij staan. Ik doe en stap achteruit en aanschouw het tafereel. Een heel mooi roze mannetje ligt op het beige colbertje van Mariëlle. Er is geen zweetdruppeltje of rode blos te bekennen en om haar hals zit nog altijd het stewardessen-sjaaltje. Als je enkel haar bovenkant zou zien, zou je niet doorhebben dat zij net is bevallen van dit mannetje. Hij huilt heel schattig en Mariëlle kan enkel naar hem kijken, nog in shock van wat er net gebeurd is. Jeroen staat op en omhelst zijn gezin. Eslem schiet foto’s en op dat moment gaat de deur van de verloskamer weer open. Mirjam stapt binnen, de verloskundige van de eerste lijn. Nietsvermoedend aanschouwt ze het tafereel. ‘Huh? Wat is hier gebeurd?’ Ze moet even een paar keer kijken. ‘Dit mannetje had een beetje haast’, zeg ik. We moeten allemaal lachen. Ik geef Mariëlle nog medicijnen om het bloedverlies binnen de perken te houden, trek me dan terug van de verloskamer en laat Mirjam en Suzan alleen. Ook Eslem loopt met mij de kamer af. Ik loop terug naar mijn kantoor en zie dat mijn bureaublad nog niet op screensaver is gegaan. Mijn kopje thee is nog warm. Ik ga verder waar ik even daarvoor geëindigd ben. Zo zie je maar weer. Geen dag is hier hetzelfde.
VERLOSKUNDIGE LISA