Arwen schrijft al een lange tijd een reeks op Kids en Kurken. Lees de eerdere delen (wel 29 stuks!) over de start van Jayme en Jonna HIER. Wil je alleen het het vorige deel lezen? Klik dan HIER.
Jij, papa en ik, we zijn een goed team
Het is dinsdag 14 juni en we zijn al vroeg wakker. Je zegt dat je de hoestmachine wilt doen. “Hoestmachine. Vernevelen”. Papa en ik zorgen ervoor dat alles klaar staat. Zo kan ik tijdens het vernevelen meteen je haren kammen, je gezicht wassen en crème opsmeren. We zijn een goed team, jij, papa en ik. We weten precies wat we moeten doen en hoe we jou het beste kunnen helpen.
Dit is niet goed
Tijdens het vernevelen zakt je saturatie. We doen snel een ronde hoestmachine maar je blijft maar zakken. “Kap op! Kap op!”, hoor ik je zeggen en dat is precies wat we doen. We zetten de kap op en zorgen dat het zuurstof ook aan staat. Dit is niet goed. Dit is helemaal niet goed! Ik krijg meteen even flashback naar vorig jaar. Toen was er een moment dat we het thuis niet meer konden en de ambulance moesten bellen. Ik kijk je aan en zie dat het echt niet goed gaat. Je kijkt anders uit je ogen en lijkt wel een twinkeltje te missen. Papa en ik kijken elkaar aan. Sh*tzooi. Dit willen we niet. Dit gaat niet zoals we willen. Niet voor jou en ook niet voor ons. We beginnen eerst met de “gewone” dingen. Je krijgt een schone luier en ik maak je PEG sonde schoon. We meten je temperatuur ook op. Niets bijzonders.
Het is kiezen uit twee kwaden
Papa en ik praten met elkaar. Over een uur staat Jessica voor de deur en dan moeten wij een plan hebben. Als wij het niet weten, wordt er sowieso een ambulance gebeld. Dat begrijpen we heel goed. We kijken je aan en voelen dat het deze keer anders is dan alle keren hiervoor. Je bent ineens zo moe. Je bent echt op. Hoe kan dat nou ineens? Hoe kan dat nou lieve Jayme? We besluiten om je even te laten rusten en dan over een uurtje nog een keer te vernevelen en te hoesten. Ik ga naar beneden, naar oma en Jonna. Papa blijft bij jou liggen. We beseffen allebei wat de mogelijkheden zijn waar we uit kunnen kiezen. En dus ook de gevolgen van die keuzes. Thuisblijven en het uitzitten heeft een groot risico. Naar het ziekenhuis gaan een ander groot risico. Het is kiezen uit twee kwaden. We willen dit niet. We willen dit echt niet.
Zonder de kap zakt de saturatie gigantisch
Om acht uur is Jessica er. Ik vertel haar dat het niet zo goed met je gaat en dat we nu eerst nog een keer gaan vernevelen en hoesten. Zij blijft beneden bij Jonna en ik kom weer naar boven. Papa en ik zijn een goed team. We leggen weer alles klaar en doen daarna de kap af. Meteen zakt je saturatie gigantisch. We krijgen niet eens de kans om een hele ronde te hoesten. De kap moet op. Het zuurstof moet aan. Het is nu echt duidelijk. Het gaat echt heel slecht met je. Ik kan wel janken.
Een rit in de ambulance lijkt zelfs teveel
Ik vraag papa wat hij wil. Jij hoort ons praten over het ziekenhuis en begint heel hard “nee” te schudden. Je wil het niet. Je wilt in bed blijven met de kap op. Je wilt niet anders. Ik begrijp je zo lief ventje. Ik wil ook niets anders. Ik wil ook gewoon jou hier in ons bed. Op de plek waar jij je het veiligst voelt. Papa is bang dat je nu de rit in de ambulance niet eens aankan. Ik ben het helemaal met hem eens. Je blijft voor nu gewoon waar je bent. Thuis. In je bed. Bij ons. Met tranen in mijn ogen loop ik naar beneden. Als we je thuis houden, wil ik wel dat we dat doen op een verantwoorde manier. Gelukkig is Jessica er vandaag en kan ik met haar overleggen. Samen besluiten we de huisarts en het ziekenhuis in Rotterdam te bellen. Iedereen is zo begripvol en meedenkend. Ze snappen allemaal dat het echt niet goed gaat, maar ook dat we je graag thuis houden.
Het ziekenhuis denkt onwijs fijn mee
Aan het einde van de ochtend belt de kinderarts ons op. Ze vertelt wat we allemaal kunnen doen aan onderzoeken, zonder dat je opgenomen hoeft te worden. Zelfs als er iets uit de onderzoeken zou komen, kan je thuis behandeld worden. Ik vind het heel fijn dat het ziekenhuis zo met ons meedenkt en vertel de kinderarts dat ik met papa ga overleggen. Eigenlijk zijn we het al snel eens met elkaar. We gaan toch naar het ziekenhuis toe, maar je wordt niet opgenomen.
We gaan toch met de ambulance naar het ziekenhuis
Ik bel de ambulance op en leg de situatie uit. We hebben zuurstof nodig en voor de rest doen we alles zelf. We zijn niet anders gewend. Ik til je de trap af en de ambulance in. Ondertussen houdt papa de beademing vast en de verpleegkundige de fles met zuurstof. Je wilt echt niet en ik snap dat zo. Je wilt gewoon thuis blijven in je eigen bedje. Maar wij willen echt alles geprobeerd hebben, dus we gaan toch even naar het ziekenhuis. Even met de ambulance mee. “Kap op”, zeg je. Dat doen we lieverd, de kap blijft op. Papa gaat met jou mee met de ambulance en ik ga zelf met de auto. Jessica blijft thuis met Jonna totdat opa en oma er zijn. Alles is zo snel geregeld, we hebben het allemaal eerder gedaan. En toch voelt het vandaag heel anders. We gaan naar het ziekenhuis, maar we weten dat je vandaag ook weer terug naar huis komt. Tenminste, zeker weten doen we niets, maar dit is wat wij voor nu voor jou willen. Gewoon thuis zijn. Wat er ook gaat gebeuren. Gewoon samen met ons in je eigen huis. Thuis.
Zelfs met zuurstof blijft de saturatie laag
In het ziekenhuis krijg je een kamer op de spoedeisende hulp. Het gaat niet goed met je. Zelfs met het zuurstof aan blijft je saturatie rond de 85 hangen. We begrijpen heel goed dat er normaal gesproken andere maatregelen genomen zouden zijn. De ziekenhuisbeademing zou op gaan en er zou nog meer zuurstof worden gegeven. De vraag is alleen of dat jou nu überhaupt zou helpen. Het is allemaal anders dit keer. Ik voel het en papa voelt het ook. We willen het niet maar het is wel zo. In het ziekenhuis heb ik een knuffeltje voor je gekocht. Je houdt hem stevig vast terwijl je in slaap valt. Slaap maar kindje. Neem je rust maar. Je bent veilig. Papa en mama zijn bij je. Er is niets aan de hand. Alles komt goed. Het komt allemaal goed.
Ik zeg tegen onszelf: “alles komt goed”
De kinderarts komt met ons praten. Alle uitslagen zijn goed. Er is geen teken van een infectie. Papa en ik kijken elkaar aan. We dachten dit al. We weten wat we moeten doen. We willen het niet, maar we willen het ook wel. Hoe moeilijk het ook is. We nemen je mee naar huis toe. De kinderarts begrijpt onze keuze en gaat alles in gang zetten om ons vandaag met de juiste middelen naar huis te krijgen. Ondertussen bellen wij de familie op om te zorgen dat iedereen straks thuis is. We gaan voor comfort voor jou. Dat is het enige dat telt. Dat het met jou zo goed mogelijk gaat. Dat jij veilig thuis bent. En weet je? Je hebt ons eerder verbaasd. Twee jaar geleden gingen we ook op deze manier naar huis. En toen kwam alles goed. Alles komt goed. Het komt helemaal goed.
Lees HIER het volgende deel.
ARWEN