Vroeger wist ik het zeker: ik wilde twee kinderen. En als er per ongeluk een derde geboren zou worden, dan wilde ik ook een vierde. Dat zou beter zijn voor de balans in het gezin. Nu denk ik: “How little did I know back then”.
Past het in ons gezin?
Toen mijn zoon twee jaar was, begonnen de twijfels te komen. “Wil ik opnieuw zwanger worden. Wil ik weer een bevalling meemaken?”, vroeg ik me af. Ik vond zwanger zijn immers niet leuk. Ik voelde mij erg kwetsbaar en labiel. Tevens was mijn bevalling ook geen pretje en had ik een heftige kraamweek. “Wil ik dit echt nog een keer beleven?” Ook speelde de gezondheidsproblemen van mijn zoon mee. Wat brengt dit een hoop stress en zorgen met zich mee voor een ouder. En je hebt natuurlijk geen garantie dat een tweede gezond is. Ik vroeg mij dan ook af of we het wel aankonden, een tweede kind.
Ik wenste een brusje voor mijn zoon
Mijn man en ik hadden het goed voor elkaar en een tweede kind gaf weer een heleboel verschuiving in het gezin. Het kon soepel verlopen, maar ook helemaal niet. Ik wenste wel een broertje of zusje voor mijn zoon. Ik heb namelijk een hele goede band met mijn zusje. Maar ook dat gaf geen garanties voor de toekomst. Ik heb destijds ook aan moeders gevraagd hoe zij tot een keuze kwamen tot meer kinderen of juist niet. Ik had veel behoefte om erover te praten, omdat ik er zelf niet uit kwam.
Fibromyalgie
Naast dit alles kreeg ik in 2020 de diagnose chronisch gegeneraliseerd pijnsyndroom, ook wel fibromyalgie. Een aandoening die gepaard gaat met pijnklachten en vermoeidheid. Met deze aandoening valt te leven, maar ik moet wel drastisch mijn leven aanpassen. De balans tussen inspanning en ontspanning is heel belangrijk. Waarschijnlijk heeft mijn zwangerschap ook verergering van klachten veroorzaakt. Mijn moeder en zus hebben deze aandoening ook en ik dacht altijd de dans ontsprongen te hebben. Hoe naïef kon ik zijn. Mijn aandoening remde mij ook in het opnieuw zwanger willen worden.
Vragen uit de omgeving
Het hielp niet mee als mensen in mijn omgeving vroegen: ‘En? Wanneer komt de tweede?’ of ‘Anders is je zoon maar alleen.’ No pressure at all. Mijn man werd af en toe helemaal gek van mij: wel, niet, wel, niet. Hij was meestal begripvol en zei altijd: Jij moet het doen, het is jouw lichaam en ik volg jou hierin”. Toch voelde dat niet goed. Hij heeft namelijk ook een keer uitgesproken heel graag een tweede te willen. Mijn zus zei: “Als jullie zoon vier jaar wordt en naar school gaat, dan kom je wellicht tot bezinning. Dan krijg je meer rust en kun je een beslissing maken”. Dat heb ik onthouden, ware het niet dat mijn leven in deze periode een andere wending kreeg.
Werken lukte niet meer
Sinds ik mijn diagnose heb gekregen, heb ik een aantal aanpassingen gedaan in mijn leven. Maar op werkgebied was er weinig veranderd. Totdat ik een keer naar mijn werk teed en in huilen uitbarstte. Ik kon niet meer. Ik was op. Ik had pijn en was oververmoeid. Wie hield ik nu eigenlijk voor de gek? Ik belde mijn leidinggevende op dat ik niet kon komen en dat ik rust nodig had. Vanaf toen werd alles anders. Ik zit nog steeds middenin een re-integratie traject en daar voorafgaand is een hoop gebeurd. Er zijn veel tranen gelaten en vele gesprekken gevoerd met allerlei mensen. Maar ik ben het ook gaan accepteren dat ik een aandoening heb die niet meer weggaat. Vervolgens ben ik tot inzichten gekomen hoe ik hiermee moet leven. Gelukkig hoefde ik het wiel hier niet in uit te vinden, want ik vond medestanders in mijn moeder en zus.
Nog een aandoening erbij?
In deze periode werd bij mijn vader de diagnose Alzheimer vast gesteld. Dit was heftig naast mijn eigen problemen. Ineens kreeg ik ook de gedachte: “Wat nou als ik beide aandoeningen van mijn ouders erf? Hoe moet dat dan met nog een kind?” Ik had nog steeds geen ruimte of rust om een beslissing te kunnen maken.
Er ontstond ruimte
Eind vorig jaar nam ik afscheid van mijn huidige werkplek. Dit zorgde weer voor tranen. Ik had het er zwaarder mee dan ik vooraf had bedacht. Het was immers niet mijn keuze om daar te stoppen, maar mijn gezondheid dwong mij daartoe. Toen ik dit eenmaal verwerkt had, was er ruimte in mijn hoofd ontstaan om een beslissing te maken of ik een tweede kind wilde of niet. Ineens was het helder: ik wilde geen tweede kind. Ik ben gelukkig met mijn twee mannen en het voelt alsof mijn gezin compleet is. Het is goed zo. Mijn zoon is niet alleen. Hij is bezig met het opbouwen van een sociaal netwerk. Hij heeft naast ons gezin een familie, een hele grote familie zelfs. En wat nog het belangrijkste is van alles: hij heeft ons. Zijn vader en moeder. Wij zullen er altijd voor hem zijn zolang hij ons nodig heeft.
DANIELLE