Het is kwart over 7, het begin van mijn dagdienst en ik kom haar kamer op. Sophie heeft de hele nacht niet geslapen en rechtop in bed gezeten. Ze vroeg aan mijn collega bijna elk halfuur of papa al kwam. Mijn collega heeft bij haar gezeten, maar toch viel ze niet in slaap. Aan het einde van haar dienst valt Sophie toch eventjes in slaap . Bij elkaar heeft ze zo’n 3 uur geslapen. Wanneer ik binnen kom, kijkt ze me aan en ze vraagt me direct naar haar papa.
Ik vind het moeilijk om met haar te communiceren. Ze is een 12-jarig meisje, maar functioneert, doordat ze het syndroom van Down heeft, op 4-jarig niveau. Ze kan moeilijk verstaanbaar praten en niet goed uitleggen wat ze nu eigenlijk wil. Ze is positief getest op Covid. Ze heeft het benauwd en een zuurstofbrilletje in haar neus. Sophie ligt daar heel alleen op een isolatiekamer. Mijn hart breekt en ik vind het moeilijk om goed voor haar te kunnen zorgen. Ik weet namelijk dat ik haar op dit moment niet kan geven wat ze nu écht nodig heeft: haar vader.
Ze kijkt me aan en toont nauwelijks tot geen emotie. Ze vraagt telkens of ze naar huis mag en waar papa is. Op beide vragen kan ik antwoord geven, maar dat is niet het antwoord wat ze wil horen. Ik geef Sophie haar medicatie met wat vla en ik fris haar wat op in de badkamer. Na driekwartier moet ik alweer door naar een ander kindje. Ze kijkt me hulpeloos aan en ik beloof om “straks” weer terug te komen. Ik vraag de MPZ (medisch pedagogisch zorgverlener) om wat spulletjes te halen waarmee Sophie zich kan vermaken. Ze pakt wat boekjes, kleurpotloden en een kleurplaat en gaat naar Sophie. Zij kijkt ernaar en begint met kleuren. Ook nu toont ze nauwelijks emotie.
Nadat ik bij een ander kindje ben langs geweest, bel ik de EVV’er (eerst verantwoordelijke verpleegkundige van ons moeder en kind centrum). Ik vraag wat het beleid is rondom bezoek en Covid en of ze al wat gehoord hebben van Sophies vader. Het blijkt dat Sophies moeder niet in beeld is en dat haar vader ook corona positief is, net zoals haar broer. Sophies vader kan hierdoor geen kant op en moest Sophie in het ziekenhuis ‘achterlaten’. Ook mag hij doordat hij covid positief is niet telkens in en uit het ziekenhuis gaan. Ik vind dit zo erg en vraag aan de EVV’er of haar vader écht niet mag komen. Ze vertelt dat dit het beleid is en dat ze hier niet veel aan kan doen. Ik houd vol en geef aan dat ik dit écht niet vind kunnen en dat ik vind dat haar vader écht naar het ziekenhuis moet komen. Ze pleegt een paar telefoontjes en uiteindelijk krijgen we toestemming.
Ik bel de vader van Sophie op en vertel hem dat we hebben kunnen regelen dat hij bij Sophie op bezoek mag komen. Ik leg hem uit dat hier wel een paar voorwaarden aan zitten. Sophies vader moet zich melden bij de triage en zich in de ambulancesluis van het ziekenhuis omkleden. Ik moet hem in een isolatiepak ophalen en hem meenemen naar de afdeling. Ik ben hier heel blij om en ga hem snel beneden halen, als hij aankomt. Nadat we Sophies vader hebben omgekleed, lopen we samen naar boven. Ik praat hem bij over hoe het met Sophie gaat.
Wanneer we haar kamer binnenkomen roept ze hard: “Papa!” Ze roept het met zoveel emotie, dat ik er een brok van in mijn keel krijg. Ze geeft haarvader een dikke knuffel en roept nog een aantal keer “papa”. Ook vraagt ze direct of ze al naar huis mag. Haar vader vertelt dat dit nog niet kan en dat we op de dokter moeten wachten. Zij komt voor een gesprek en geeft aan dat Sophie nog niet naar huis kan en dat dit op zijn vroegst morgen zal zijn. Mijn dienst zit er weer op en ik zwaai nog één keer achter een dikke sluisdeur naar Sophie. Ze zwaait vrolijk terug. Met papa naast haar is het zo veel fijner.
De volgende dag mag ik weer voor haar zorgen. Ik zie wat herkenning in haar ogen en ze zwaait achter het raam wanneer ik mij omkleed om weer in isolatie te gaan. Ook vandaag zorg ik er voor dat haar vader langskomt en is ze weer zo ontzettend blij! In de middag mag ze naar huis. Sophie staat op en ik vertel aan haar dat ik het heel fijn vond om voor haar te zorgen. Ze stapt op me af, ze spreidt haar armen en geeft me een hele dikke knuffel. Ik krijg alweer een brok in mijn keel. Wat een bijzondere twee dagen waren dit en wat is mijn werk toch fijn!