Nu de eerst schok van het ongeneeslijk ziek zijn is geland, komen de vragen. Reële vragen zoals ‘Moet ik weer aan de chemo?’ en ‘Wat moet ik nalaten voor mijn kinderen?’ tot aan de welbekende wanhoop vraag ‘ Waarom toch ik?’. Alles passeert de revue, en alles is oké. Er zijn dagen dat we er bijna niet over kunnen praten, en alles wat we doen een extra lading lijkt te hebben. Op zo’n dag vloeien de tranen rijkelijk. Want: ‘Ach kijk nou wat Lotte doet’ of ‘Wat doet Olivier toch lief ’. Die kleine geluksmomentjes zijn het, waardoor ik mij besef dat ik niet meer beter ga worden en ik zo verdomd boos word, omdat mijn kinderen op gaan groeien zonder moeder en ik voel dat ik dat niet wil. Die pijn is rauw, alsof iemand met een botte lepel je hart uit je lijf probeert te schrapen. De meerderheid van de dagen zijn gelukkig nog gevuld met (zwarte) humor en berusting in het ziek zijn en de uiteindelijke dood. En die berusting en mijn pragmatisch instelling zorgen ervoor dat het leven gewoon doordraait. Er moeten nog steeds luiers verschoond, kinderen opgehaald van de opvang en spelletjes worden gespeeld. En dat dit alles gebeurd op 80% van mijn kunnen, omdat mijn energie niet meer dan dat toe laat, daar zullen de kinderen weinig van merken of door te kort komen.
Ik wil dingen regelen
Het pragmatische in mij wil ook dingen regelen voor later. Als ik er niet meer ben. Hoe fijn is het voor mijn man als hij straks een draaiboek voor mijn uitvaart van de plank kan trekken en aan een begrafenisondernemer kan geven met de boodschap ‘dit is wat mijn vrouw had bedacht en wil, veel succes ermee.’ Zodat hij zich vervolgens bezig kan gaan houden met dingen die er echt toe doen: er voor de kinderen kunnen zijn en ruimte hebben voor zijn eigen verdriet. Het lijstje met onafgevinkte zaken moet zo kort mogelijk worden, zodat ik ruimte over hou in mijn hoofd voor leuke dingen. Met het maken van herinneringsdozen voor mijn kinderen ben ik ook langzaamaan begonnen, al is dit behoorlijk pijnlijk. Dat dan weer wel. Het besef dat ik grote gebeurtenissen in hun leven ga missen, is bijna ondraaglijk. De vraag wie er, naast hun vader, voor ze zal zijn als ze verdriet hebben of bang zijn, breekt mijn hart in duizend stukjes. Niemand weet beter hoe hun kind werkt dan een moeder. En ik ben dan die moeder die schittert in haar afwezigheid.
Het blijft op z’n zachts uitgedrukt rot dat ik ziek ben, maar het zorgt er wel voor dat ik nu ineens exact weet wat ik wel en niet wil en durf ik hier (eindelijk na 40 jaar) ook voor uit te komen. Hoe de komende dagen, maanden of jaren er ook uit komen te zien: Ik neem elk moment in mij op als brandstof om verder en verder te komen. En die verdrietige dagen? Die moeten en mogen er ook zijn, want alles is oké.
SASCHA
Geen woorden , zo heftig vind ik het………