Voordat je verder leest, is het handig om het begin te lezen.
Deel 1: Yes, bij onze laatste poging was ik zwanger!
Het is 19 december, wat later op de avond, als ik aan de monitor lig. Deze monitor doet het niet. Huppakee, op de sokken door de gang. Terwijl ik door die ruimte loop, ligt er een andere vrouw helemaal op haar gemak en ik kan me nog een kleine (geheel onterechte) steek van jaloezie herinneren. Ik mag weer aan de monitor en als alles goed blijkt, voelt de arts of alles in orde is om het ballonnetje te plaatsen. Het schijnt dat ik een kleine baarmoedermond heb. Ik schiet in de stress. De pijn van haar hand is niet te doen. Het woord “ontspan” is dan ook niet op zijn plek en ik maak me een heel klein beetje zorgen over het echte werk. Wanneer ik dat uit, stelt ze me gerust en loopt ze de kamer uit. Ik heb mijn ballon, ik krijg een slaappil en ik val als een blok in slaap in de ziekenhuiskamer.
De weeënopwekkers worden gestart
De volgende ochtend hoop ik keihard dat het ballonnetje eruit valt, maar dat doet het niet. Toch heeft de arts goed nieuws: de boel is genoeg opgerekt om naar de verloskamer te gaan. Daar wordt een poging gedaan om het infuus in te brengen, iets dat glorieus mislukt. Een uur later probeert ze het nogmaals en het onding zit. De verpleegster vertelt over hoe de wee-opwekkers hun werk gaan doen en waar ze zullen starten. Ik herinner me nog dat ze zegt dat sommige vrouwen op een hoge dosering uitkomen. Ik lach dat grappend weg bij mijn man. Little did I know. Het vlies wordt gebroken, de opwekkers mogen hun werk doen en ik ben heel optimistisch over wat de dag gaat brengen.
Rond 9.00 zit ik met uitzicht over Den Haag, eerst nog in bed, later op de bal. De opwekkers gaan omhoog en dat voel ik wel. Die bal voelt prima, mijn eigen bubbel voelt ook comfortabel, ik own dit! “Mijn” gynaecoloog komt binnen, we geinen wat, een ander team komt binnen en er wordt gevoeld of de ontsluiting vordert. Ik heb een gynaecoloog in opleiding, durf geen ander te vragen en kan niet ontspannen. Als het vier uur in de middag is en ik nog steeds keihard mijn best zit te doen voor vier centimeter, ben ik klaar voor de volgende stap.
Ik wil geen pijn lijden
Ik heb altijd gezegd dat ik niet in het boek van dappere bevallingsverhalen hoef. Dat is niets voor mij. Als het niet nodig is, wil ik geen pijn lijden. Natuurlijk weet ik dat de kans op fluitend een kind op de wereld zetten erg klein is, maar de opwekkers zitten al best hoog en ik voel de werking ervan heel erg goed. Ik vraag om een ruggenprik en dat mag van de verpleging. Er wordt een belletje naar beneden gepleegd en even later bevind ik me op de uitslaapkamer tussen de ‘echte’ patiënten. Ik mag overeind zitten aan de zijkant van het bed. Ik heb drie mensen voor me en de anesthesist achter me. En daar is het woord weer: “ontspan!”. Ik moet het aangeven als een wee voorbij is, mijn rug krommen en mijn handen in de schouders van mijn man begraven. De prik wordt gezet op de plek wat verdoofd zou moeten zijn.
Het zetten van de ruggenprik mislukt 4 keer…
Mis. “Hij zit niet”, zegt de arts. Ik schrik, want de pijn van de naald is erger dan ik had gedacht en het moet nóg een keer. Ik vraag me af hoe ik dit zo kan voelen. “Het was toch verdoofd?”, maar die gedachte krijgt weinig kans, want het is tijd voor poging twee. “Ontspan!”, een wee is voorbij en weer voel ik pijn van de spuit. “Hoe dan?” Ik geef dit met tranen in mijn ogen aan. De anesthesist vraagt wat ik dan voel en hij lijkt met het antwoord weinig te kunnen, want hij probeert het nog een keer. Ik kijk mijn publiek voor me met wanhoop aan, mijn man straalt machteloosheid uit, de arts in opleiding moedigt me aan en de assistente komt voor me staan en fluistert dat ik me vast mag klampen aan haar als het zeer doet. Ook de derde keer mislukt. Ik schreeuw het uit. Na de vierde mislukte poging slaat de paniek bij me toe.
Na de vijfde poging val ik opzij
Dikke tranen en een lichtelijk schuldgevoel naar James, dit was niet de bedoeling. De anesthesist haalt een collega en die gaat het voor een vijfde keer proberen. Deze man lijkt wat meer compassie te hebben en dat heb ik keihard nodig. Hij vertelt dat hij eerst nog wat meer gaat verdoven voor hij gaat prikken. En warempel, het werkt! Het doet geen helse pijn! Maar de ruggenprik zit nog stééds niet. Hij moet nog een poging doen, iets hoger in mijn rug. Ondanks dat het niet al te veel pijn doet, vind ik het toch benauwend dat het niet lukt. De mensen voor me blijven me lief aanmoedigen. Ook de arts in opleiding weet me enorm goed te kalmeren: ”Je doet het goed. Het ligt niet aan jou”, drukt hij me op het hart. Hij probeert het nog een keer en daar zijn de verlossende woorden: ”Hij zit!”. Terwijl iedereen euforisch lijkt, klap ik opzij en gaat het meteen niet goed…
Deze ruggenprik kan niet blijven zitten
Het is geen epiduraal, maar een spinaal geworden. Het duurt even voor ze daar achter zijn. Ondertussen heb ik geen idee wat me overkomt en probeer ik bij te blijven voor die kleine in mijn buik. De wereld lijkt weg te zakken, maar ik moet duidelijk maken wat ik voel en dat lukt. Ik krijg een ander middel toegediend. Het verhaal is dat deze “ruggenprik” niet kan blijven zitten. Dus ik krijg na een uur op die uitslaapkamer een “voorraadje” mee en niemand kan me zeggen hoelang ik daar op kan teren. Ik krijg wel mee dat ik maar moet proberen om die kleine er zo snel mogelijk uit te krijgen. Werkelijk. I kid you not. Ik krijg het tegenmiddeltje weer alvorens ik naar boven gereden word.
Ik kies met veel angst voor de keizersnede
Gespannen en klaar voor de strijd kom ik aan op de verloskamer. De opwekkers bereiken het punt waar ik eerder op de dag over grapte, maar lang leve de verdoving, ik voel de weeën niet! Dit had het moeten zijn, zo was het prima te doen. De ontsluiting blijft echter hangen, komt niet verder dan vijf centimeter en ondertussen is het half negen in de avond. Mijn eigen gynaecoloog heeft zijn dienst er op zitten, de verpleegster heeft gewisseld met een ander en de anesthesist komt nog even langs. Je weet wel, de anesthesist van 4 keer misprikken. Ik heb geen idee wat hij wil bereiken, maar ik krijg een acute hekel aan hem als hij me vertelt dat het hem verbaast dat ik het nog zo lang vol hou op “dat voorraadje”. De paniek slaat me echt om mijn hart, want ik voel ook dat de verdoving minder wordt. Tegelijkertijd zien we aan de hartslag van James dat hij het wat zwaarder krijgt en ik weet niet meer wat ik moet doen. Van de arts mogen mijn man en ik even overleggen en na een blik weten we al genoeg. Het is tien uur, er ontsluit zich helemaal niks meer. Ik wil het niet, maar voor James kies ik voor een keizersnee.
Onder volledige narcose of niet?
Met tranen in mijn ogen kies ik voor de laatste optie, want eigenlijk durf ik het niet. We hebben namelijk ook gehoord dat die ene anesthesist de ruggenprik zal plaatsen. “Maar de ruggenprik voor de keizersnede is heel anders dan die ene die je hiervoor zou krijgen.”, zegt hij. Ik wil die vent niet meer aan het prutsen aan mijn rug. Ik wil die stress niet meer. Ik kijk mijn man aan, terwijl we alleen zijn. De tranen biggelen over mijn wangen. Ik ga er niet bij zijn als James wordt geboren. Mijn man krijgt de eerste ontmoeting, en hij spreekt uit dat hij het moeilijk vindt om dat zonder mij te moeten doen. De keuze is verdrietig, maar hij is wel gemaakt. Ik ga onder narcose als dat mag. Als de arts onze kamer binnen komt, vertellen we haar onze keuze. Ik vertel haar ook waarom ik die keuze heb gemaakt en zij geeft aan dat de arts later bepaalt of het geen risico oplevert om onder narcose te gaan. Ik voel me ernstig in paniek. “Risico? Welk risico?”, denk ik. Ik twijfel of ik er goed aan doe en ik probeer wat warme goedkeuring van de verpleegster te krijgen. “Onder narcose? Je weet dat dat heel risicovol kan zijn voor je baby?”, zegt ze. Ze ‘adviseert’ me om het niet te doen. Het brengt me nog meer aan het twijfelen. Ik wil dit kindje niet in een risicovolle situatie brengen. Ik weet het niet meer en met die gedachte word ik naar beneden gerold. Daar staan de arts en de anesthesist me op te wachten. Ik voel me heel klein als ik aangeef dat ik niet meer een ruggenprik wil. Ze overleggen, terwijl de verpleegster bij mijn voeteneind staat. Haar blik voelt als afkeurend. Ze schudt, voor mijn gevoel, nog nèt niet haar hoofd.
Ze leggen me uit hoe ze te werk gaan met volledige narcose. Ik laat het over me heen komen. Ik hou me voor dat ik de volgende dag lekker met die kleine naar huis ga, en dat we dit allemaal snel gaan vergeten.
Maar ik ga de volgende dag helemaal niet naar huis.
WORDT VERVOLG MORGEN…
REBECCA