Jolanda schrijft een minireeks over haar zwangerschapwens. Het is handig als je het eerste deel leest, voordat je dit deel afleest.
Deel 1: Ik voelde dat er iets niet klopte in mijn lijf, maar dit had ik nooit verwacht
We dachten dat we zouden beginnen aan IVF
Gelukkig waren we die dag vroeg aan de beurt. Mijn partner had met zijn werk geregeld dat hij die dag wat later kon beginnen, zodat hij mee kon naar het ziekenhuis. We werden al snel opgehaald door Dr. Vink. Mijn hart kloptte letterlijk in mijn keel, want ik wist dat ons leven zou gaan veranderen. IVF is niet zomaar even iets wat je doet. Ik wist dat je dan ook hormonen zou moeten spuiten en een punctie moest ondergaan. IVF biedt geen garantie op een kindje. Ik voelde me toch sterk. Wij gingen dit varkentje wel even wassen. Wij konden dit aan.
De arts vroeg eerst of wij nog vragen hadden. De grote vraag voor ons was: “Waaruit bleek uit het hormoononderzoek dat mijn eicelvoorraad laag was?” De arts maakte een prachtige tekening en legde het in Jip en Janneke taal uit. Zo wist ik tenminste hoe het allemaal werkte.
Hoe hormonen normaal werken
De hypofyse maakt het stofje FSH aan (het follikel stimulerend hormoon) en LH (luteïniserend hormoon). Tijdens de menstruatie gaan de follikels groeien door het FSH. Aan het begin is deze waarde laag en wordt gedurende de cyclus hoger. De follikels die hierdoor groeien, maken oestrogenen aan. Die komen in het bloed en zorgt dat het baarmoederslijmvlies dikker wordt. Als de oestrogeenspiegel gaat stijgen, wordt weer een seintje teruggegeven aan je hersenen, waardoor de afgifte van FSH afneemt. Daarna zorgt LH voor de verdere rijping van de eicel en de eisprong.
Ik had totaal verkeerde homoonwaardes
Mijn FSH-waarde bleek een stuk hoger dan normaal en mijn oestrogenen een stuk lager. Dat gaf bij de artsen het vermoeden dat de hypofyse geen seintje terug krijgt vanuit het bloed, om te stoppen met de aanmaak van FSH. Hierdoor ging deze gewoon door met produceren van dit hormoon waardoor de waarde steeds hoger en hoger werd. Wij waren blij met de uitleg van de arts en hadden verder geen vragen meer.
Extreem laag AMH
De arts begon uit te leggen over het AMH-onderzoek wat bij mij was gebeurd. Hij draaide zijn beeldscherm naar ons toe. Ik zag allemaal cijfertjes, maar ik was vooral gefocusd op de AMH-waarde. Ook al wist ik nog niet wat dat inhield. Al heel snel zag ik dat er 2 keer AMH stond; zowel van de eerste keer prikken als de tweede keer. Ik zag meteen dat beide uitslagen hetzelfde waren: <0,1ng/ml. “Ow shit, dit is niet goed”, dacht ik gelijk. Er stond zelfs een “lager dan” teken bij. De arts legde uit dat ze het onderzoek een tweede keer wilden doen, omdat het laboratorium niet kon geloven dat deze lage waarde bij een vrouw van 31 jaar hoorde. Ze hadden de conclusie getrokken dat het aan hun apparatuur lag. Toen de tweede uitslag dezelfde waarde liet zien, was het duidelijk dat het toch ècht aan mij lag.
Wat?! Ik in de overgang?!
Meteen ging de arts door met wat dit inhield: ”U zit in de vervroegde overgang. Als je een kindje wil, zul je op zoek moeten naar een eiceldonor”. Op dat moment klapte ik dicht. Ik sloeg mijn handen voor mijn gezicht en kon alleen maar huilen. Mijn partner vroeg nog aan de arts of we niet konden stimuleren. Terwijl de arts alles nog een keer rustig aan mijn partner uitlegde, dacht ik alleen maar: “Nee, dat kan dus niet meer!”. Waar ik eerst dacht dat IVF het slechts mogelijke scenario was, was er dus een nóg slechtere uitkomst. Ineens klonk IVF niet meer zo slecht. Helaas lag dit nu niet meer binnen handbereik. We waren uitbehandeld in Nederland, terwijl we nog geeneens écht begonnen waren aan onze kinderwens. Nu was een behandeling voor een kindje volledig voorbij. Een paar weken geleden leek er nog niks aan de hand en was ik gezond en nu ben ik ineens onvruchtbaar?! De afdeling waarvan ik eerst dacht er niet thuis te horen en later realiseerde dat ik er misschien wel thuis hoorde, was nu ook al weer een gesloten deur. Ze konden niks meer voor mij betekenen. Niet voor een kindje met mijn genen.
Razende woede
Nadat ik iets rustiger werd, kwam er meteen een soort van woede over me. “Wat doe ik nog in deze kamer? Ik heb hier toch niks meer te zoeken? Ze kunnen me toch niet helpen”, schoot we door mijn hoofd. Er werd voor een paar later een telefonische afspraak ingepland, zodat we dan nog vragen konden stellen en hij ook even kon checken hoe het met ons ging. Ik wilde hier weg. Op een gegeven moment heb ik dit hardop uitgesproken: “We gaan. We hebben hier toch niks meer te zoeken”. Ik ben opgestaan en weggelopen. Ik heb volgens mij niets meer tegen de arts gezegd. Eenmaal zijn behandelkamer uit, kwamen de tranen opnieuw. Het kon me niet schelen dat mensen me zagen huilen. De fertiliteitsafdeling van het UMCG lag aan het einde van een lange gang. Met een papieren zakdoek gingen we weer op weg naar de auto.
Geen mini-mij
Mijn partner vroeg of ik liever wilde dat hij heel de dag vrij was, zodat hij bij me kon blijven. Dit vond ik fijn. Zijn leidinggevende was enigzins op de hoogte waarom we naar het ziekenhuis moesten, dus toen hij liet weten dat de uitslag heftiger was dan dat wij dachten, deed zijn leidinggevende absoluut niet moeilijk en kreeg hij de hele dag vrij. Die dag hebben we direct onze ouders, mijn oma, broers en zussen op de hoogte gebracht. Bij de meeste zijn we even persoonlijk langs geweest. Een enkeling hebben we het telefonisch verteld. Nu we wisten wat er aan de hand was, wilden we dit zo snel mogelijk vertellen, zodat we niet meer hoefden te liegen en ook geen vragen zouden krijgen of we misschien zwanger waren. Alleen al de gedachte eraan, deed me vreselijk veel pijn. Het enige wat ik kon denken was: “Ik word nooit moeder”. Ja, er was de mogelijkheid tot eiceldonatie, maar voor mij voelde dat heel anders. Ik ging er altijd vanuit dat ik mijn genen door kon geven. Ook al had ik vroeger een pesthekel aan mijn rode haren, nu vond ik het vreselijk dat ik dit niet door kon geven en dat er dus nooit een kindje zou komen met rood haar. Het deed me veel verdriet. Nu had ik niks liever gewild dan een klein meisje met rood haar. Een mini-mij.
Ik zat in diepe rauw
Ook mijn werk heb ik op de hoogte gebracht en ik wilde me ziek melden voor die week. Meteen werd toen hard duidelijk dat het voor mensen niet te begrijpen is om iets te verliezen dat nooit heeft bestaan. Ik moest 2 dagen na mijn diagnose weer werken. Mijn leidinggevende zei: “Ja, je hebt het ook pas net gehoord, dus misschien is het dan wel weer beter”. “Wat!?! Ik heb net gehoord dat ik zelf geen kinderen meer kan krijgen, en jij denkt dat ik me over 2 dagen wel weer oke voel?”, dacht ik. Dit heb ik uiteraard niet gezegd, maar het voelde wel zo. Mensen begrijpen niet dat ik na dat nieuws in een rouwproces kwam. Als er iemand overlijdt, is dat voor veel mensen een stuk makkelijker te begrijpen. Het is tastbaar. Dat van mij is niet tastbaar, want er is nooit een kindje geweest. Maar gevoelsmatig is het wel dat je afscheid moet nemen van een kindje.
Waren er andere opties in het buitenland?
Mijn partner begon al vrij snel over een second opinion. Mijn reactie was meteen: “Absoluut niet! Ik heb net het zwaarste nieuws uit mijn leven gehoord. Dat wil ik niet nog een tweede keer horen. Dat kan ik echt niet aan.” Ik sloot me aan bij facebook-pagina’s van Freya, de belangenorganisatie voor stellen met een onvervulde kinderwens. Ik wilde heel graag met lotgenoten praten. Ik kreeg veel tips om toch eens in het buitenland te kijken. Met name België en Duitsland kwamen hier naar voren. De protocollen die zij gebruikten waren compleet anders dan in Nederland. Ook deden zij veel meer onderzoeken dan in Nederland, waardoor veel stellen (die in Nederland uitbehandeld waren of geen ander protocol kregen na een uitblijvende zwangerschap) toch nog een kans of antwoorden kregen. Ik besloot me hier eens in te verdiepen en met mijn partner te bespreken. “Wat voelt goed, is dit te doen en hoe zit het verzekeringstechnisch”, waren vragen voor ons. De kosten zouden vergoed worden. Een week later hakten we de knoop door en besloten we voor Düsseldorf te gaan. Hier hoorden we goede verhalen over. Ook waren hier Nederlandse artsen, wat het toch een stukje fijner maakt. Waar ik eerst de diagnose niet nog een keer wilde horen, dacht ik nu: “Als we dan écht afscheid moeten nemen van een kindje met mijn genen, dan willen we dat het liefst 200% zeker weten”. In Nederland ging het zo snel allemaal, dat ik de uitslag niet goed kon verwerken en accepteren. Als er echt niks meer mogelijk was, dan hoorden we het toch liever nog een keer. We wilden niet achteraf denken: “Hadden we nou maar”.
In mijn volgende blog meer over ons kinderwens-avontuur in Düsseldorf. Lees HIER het vervolg.
JOLANDA