Lieve Abel,
Ik praat zo graag over jou, maar elke keer word ik ontzettend emotioneel. Dat blijft zo. Op 24 december 2020 kwam je ter wereld. Eindelijk vond ik de kracht, de moed. Dit is jouw verhaal.
Woensdag 28 oktober
De dag dat we vernamen dat het mogelijk niet goed ging met jou. Ik vertrok onbezorgd voor de 20 weken echo naar het ziekenhuis, samen met jouw zus. Terwijl de dokter grondig keek naar jouw kleine lichaampje, verdeelde ik mijn blik tussen je ondeugende zus en jou op het scherm.
Ik voelde het niet. Ik voelde niet dat het minder goed ging met jou. Je voelde zo goed.
Maar plots zei de dokter: “Ik maak me zorgen over de hersenen. Blijf rustig liggen. Er komt een collega bij”. Mijn wereld stortte in. Ons derde kindje. Ondertussen keken twee dokters mee naar jou. Ik staarde naar het plafond, verdoofd door angst en ongeloof. En zo belandden we plotseling samen in de medische mallemolen. Corpus Callosum Agenesie, dat was jouw diagnose. Het kon nog allemaal de goede kant op gaan. Er waren veel mensen die rondliepen met een ontbrekende hersenbalk en die functioneerden ook perfect normaal. Wij vertrouwden hierop. We wilden je er zo graag in ons gezin hebben. “Hooguit is Abel wat onhandiger, en leert hij wat later fietsen, dat is alles. Hij hoort erbij”, hoorde ik je papa hardop zeggen in de trappenhal van AZ Sint-Jan. We gingen ervoor.
Vrijdag 11 december
Samen gingen we onder de MRI-scan. Ik was niet zenuwachtig. In tegendeel: ik viel in slaap. Zo zeker en gerust was ik van jou, van mijn moedergevoel.
Maandag 14 december
Maandagmiddag vertrokken we opnieuw naar UZ Leuven. Eindelijk kregen we een “definitieve” diagnose. Je hersentjes hadden zich nu goed genoeg ontwikkeld.
Ondertussen zat je al 29 weken in mijn buik. Nu waren we wél zenuwachtig. Ik had je altijd zo gekoesterd in mijn buik. Nu gingen we antwoorden krijgen. Plotseling kwamen er drie specialisten het kleine kamertje zonder ramen binnengewandeld. Ze hadden samen naar de MRI-scan gekeken en jouw rechterhersenhelft zag er niet goed uit. Met z’n drieën probeerden ze jou om te draaien in mijn buik. Je wilde niet. Je vertikte het. Ik begreep je zo goed. Tranen rolden over onze wangen. Wij wisten hoe laat het was. Onze wereld stond stil. Jij zou er straks niet zijn. We werden naar een ander kamertje geleid. Daar vertelde de kinderneuroloog dat je er ernstig aan toe was. Het vocht bleef maar toenemen in je hersentjes en de structuur was niet mooi. De kans op epilepsie was zo groot. Je ging mogelijk een plantje zijn. Holle woorden. Een oorverdovende stilte. Tussen al het snikken door weerklonk de zin die we nooit hadden willen horen: “We geven jullie de kans om de zwangerschap af te breken.” Ons derde kindje, plotseling werd alles definitief. We zouden je nooit levend ontmoeten. Ik voelde niets meer. Een stekende pijn, druk, in mijn hart. Op 14 december om 15 uur werd er voor altijd een stuk van ons hart gebroken.
LAURA