Ik ben Lisa Damman, klinisch verloskundige in één van de grootste geboorteklinieken van Nederland. Ik ben 29 jaar oud, getrouwd en ik woon in een prachtig dorp en kijk uit over de IJssel. Hier woon ik samen met mijn man en eeneiige meisjestweeling van 2 jaar oud. Schrijven is mijn hobby, maar mijn werk als verloskundige ook. Laat dat nou een prachtige combinatie zijn.
Ik wil net beginnen met het hechten van een perineum als ik word gebeld door Marianne, zij is verloskundige en werkt in de eerste lijn. Een verloskundige die in de eerste lijn werkt heeft een praktijk of werkt voor een praktijk. Bij die praktijk kan je je aanmelden als je zwanger bent. Zij kijken of er redenen zijn om in het ziekenhuis onder controle te gaan of dat ze je in hun praktijk kunnen begeleiden tijdens de zwangerschap, bevalling en kraamtijd. Marianne, de verloskundige die mij belde wil Sya Zhang overdragen. Sya heeft een ongecompliceerde zwangerschap gehad. De bevalling is nu net begonnen, maar ze wil graag wat voor de pijn, want ze trekt het thuis niet meer. Ze heeft drie centimeter ontsluiting. ‘Oja ook belangrijk,’ zegt Marianne, ‘ze spreekt niet tot nauwelijks Nederlands en haar man ook niet.’ Ik noteer haar gegevens en hang op. Ik bel de zorgcoördinator (ZOCO) van de afdeling om te vertellen dat ik een opname heb aangenomen. De ZOCO gaat zorgen dat er een verloskamer voor Sya vrij is en dat er een verpleegkundige komt die haar kan opvangen en opnemen.
Ik excuseer me bij de kraamvrouw, waar ik van plan was te starten met hechten, over de onrust door de telefoontjes. Het lijkt wat langs haar heen te gaan, want ze heeft alleen maar oog voor de prachtige kleine Willem op haar borst. Ik begin met het hechten van het ruptuur die toch wat complexer is dan het aanvankelijk leek. Als ik klaar ben, kijk ik Willem na bij mama op haar buik en feliciteer de nieuwbakken ouders met hun kersverse baby. Ik neem afscheid van het stel, want ik weet niet hoe het straks zal gaan als Sya er is.
Als ik de artsenkamer binnenloop heerst er een serene sfeer. Links op de grote overzichtsschermen op de muur zie ik meerdere hartfilmpjes (CTG’s) lopen. Mijn collega’s zijn nergens te bekennen dus ik ben alleen. Ze zijn waarschijnlijk druk met baringen, visites of kraamvrouwen. Ik pak een banaan uit mijn tas en loop naar één van de computers. Ik probeer snel wat administratie van de geboorte van Willem in te tikken voordat de volgende bevalling zich aandient. Ik ben bijna klaar als ik op het overzichtsscherm een knipperend nieuw hartfilmpje tevoorschijn zie komen. Zhang, S. zie ik boven in het beeldscherm staan. “Ah”, denk ik, “ze is gearriveerd”. Ik open het dossier van Sya en zie dat de verloskundige haar gegevens al heeft verzonden via de beveiligde digitale fax. Ik scroll door haar zwangerschapskaart als de deur opengaat. Marianne stapt naar binnen en vertelt. ‘Ze zijn hartstikke lief hoor,’ zegt Marianne, ‘maar ik kan geen normaal woord met ze communiceren. Ze spreken enkel Chinees en heel gebrekkig Engels. In de zwangerschap was er telkens een vriendin bij die voor tolk speelde, maar die zit op dit moment in China en is niet te bereiken. Met een beetje handen en voeten komen we een heel eind.’
Samen gaan we naar Sya. Ze ligt op het bed op haar zij en haar man Tao staat achter haar. Ze probeert een wee weg te zuchten die zo te horen net op zijn toppunt is. Ondertussen knijpt ze de hand van Tao samen die haar helpt met meepuffen. Aan het voeteneind, tegen het babybadje aangeleund staan twee wat oudere Chinese dames die me vriendelijk toeknikken. Ik knik terug en als de wee voorbij is stel ik me voor aan Sya en Tao. Twee paar even vriendelijke ogen kijken me aan en knikken me toe. Ik probeer te peilen op welke manier ik kan communiceren. Op mijn vraag of ze een jongetje of meisje krijgen, krijg ik enkel: ‘Ja, ja,’ terug. Ah, zoiets verwachtte ik al. Marijn, de verpleegkundige die ook voor Sya zorgt, kijkt me aan: ‘ik heb het één en ander geprobeerd, maar Nederlandse antwoorden kreeg ik niet terug. Jij spreekt toch wel een woordje Mandarijn, Lies?’ zegt Marijn lachend. Ik bedenk of ik de tolkentelefoon zal bellen. Maar krijg dan een idee. Ik heb net een nieuwe telefoon die heerlijk snel werkt. Ik tover hem uit mijn zak en open de vertaal-app. Ik klik op Mandarijn en tik wat in. Ineens wordt de ruimte gevuld met een monotone vrouwenstem: ‘Nì hâo nî hâo ma?’. Ik zie Sya opkijken en de dames aan het voeteneind kijk elkaar verbazend aan. Tao moet lachen en begint luid gebarend terug te praten. Ik geef hem mijn telefoon en wijs naar het stukje tekst wat mijn telefoon net ‘voorlas’. Hij knikt wild en laat weten dat ik door moet gaan.
Een half uur later, na heel wat heen en weer getik op mijn telefoon heb ik de meest belangrijke informatie kunnen geven over de mogelijkheden van pijnbestrijding. Sya ondergaat het gelaten en blijft alle weeën die elkaar vlot opvolgen dapper wegzuchten. Door achter elke zin: ‘Yìdàn zhângòle zhège, shù qî dà mûzhî’ te zetten, krijg ik meermaals duimpjes omhoog van Tao. Ik vraag hiermee of, als hij het begrepen heeft, hij zijn duim omhoog wil doen. Tao heeft inmiddels ook her en der wat vragen gesteld door ze in te toetsen op zijn eigen telefoon. In plaats van elkaar aankijken, kijken we allemaal hoopvol naar de telefoons tussen ons in als er wordt gesproken. Ik moet een beetje lachen van de situatie en ik merk dat ook de dames aan het voeteneinde van Sya het komisch vinden. Ik weet inmiddels dat die twee dames Sya’s moeder en tante zijn. Sya blijft de weeën wegzuchten die zo te horen steeds heviger worden.
In de tijd dat ik heb uitgelegd over de vormen van pijnbestrijding heb ik me toegespitst op de ruggenprik die bij een eerste kindje en drie centimeter waarschijnlijk de best optie zal zijn. Ik spreek Sya nog wat bemoedigende woorden toe, glimlach naar haar en steek meermaals mijn duimen omhoog. Ze lijkt het te waarderen. Ik neem me voor om zo dadelijk wat makkelijke Chinese woordjes te gaan leren. Ik loop de verloskamer uit en ga de ruggenprik regelen bij de anesthesist.
Nog geen uur later sta ik weer op verloskamer vijf. Sya heeft inmiddels haar ruggenprik. De anesthesist had direct tijd toen ik belde, dat gaat nog wel eens anders. Ze zit rechtop in bed en geeft me de grootste glimlach. Tao staat naast haar en heeft nog steeds zijn telefoon in de hand. Hij houdt hem in de lucht en ik hoor weer een monotone stem, dit keer van een man, die de kamer vult: ‘Dank-je-wel. Pijn weg is.’
Ik moet ervan lachen. Techniek staat voorop. Inmiddels is het bijna 15.00u, het einde van mijn dienst. Sya zit op zes centimeter ontsluiting en is helemaal pijnvrij. Mijn collega’s van de late dienst zitten al te wachten en ik draag hen de bevalling over. Ik geef ze gelijk de tip om de vertaal-app op hun telefoon te gebruiken. Ik vraag de collega die voor Sya gaat zorgen of ze me vanavond een appje wil sturen hoe ze is bevallen. Ik ben altijd erg nieuwsgierig…
Als ik naar huis rijd denk ik nog eens aan Sya en Tao. Je moet je eens voorstellen dat je in een land terecht komt waar je de taal niet spreekt. Je komt in een ziekenhuis terwijl je heel veel pijn hebt en waar van alles gebeurt. Je hebt geen énkel idee wat iedereen bedoelt. Wat lijkt me dat lastig en moeilijk. Aan de andere kant misschien een goede reden om een cursus Nederlands te proberen.
Die avond, iets over 21.00u, krijg ik een appje van mijn collega: “20.05u na een hele soepele bevalling is jongetje Julan Zhang geboren hij weegt net 3kg”.
Welke taal je ook spreekt. Bevallen doet iedereen op dezelfde manier…
LISA