Op onze verloskamers is een zieke vrouw opgenomen, gediagnostiseerd met PE (zwangerschapsvergiftiging). Zij is op dit moment pas 26 weken zwanger van haar eerste kindje. Ik nam de dienst over van mijn collega van de avonddienst en had van hen begrepen dat de patiënt opgewekt met haar partner aan het praten was en dat zij niet echt het besef had dat ze ziek was. Toen ik met mijn dienst begon en bij de patiënt en haar partner op de kamer kwam om mij voor te stellen, viel het mij op dat ze niet zo opgewekt meer was. Ze zat stil en afwezig in bed en had een frons op haar voorhoofd. ‘Gaat het goed met u?’, vraag ik, ‘Heeft u last van hoofdpijn misschien?’. Ze kijkt me aan een knikt ja. ‘Heeft u nog ander klachten mevrouw? Zoals sterretjes zien, tintelende vingers, het gevoel dat u een te strakke bh aan heeft?’ ‘Nee, dat niet’, geeft ze aan. Ik besluit het CTG aan te sluiten om een hartfilmpje van de baby te maken en de bloeddruk van de patiënt te meten. Haar bloeddruk is nu 145/95. Bij het aansluiten van het hartfilmpje wordt gezien dat de baby rustig is. Er wordt besloten met magnesiumsulfaat te starten, een medicijn dat we geven ter bescherming van de hersentjes van de baby. Het is ook goed voor de patiënt zelf die steeds zieker lijkt te worden. Ook wordt er bloed bij haar afgenomen en krijgt ze een katheter (om te plassen), omdat we vaak zien dat patiënten die steeds zieker worden minder plassen.
Na een uur is er bekend dat de bloeduitslagen van mevrouw zijn verslechterd. Ook plast ze minder en is het hartfilmpje van de baby niet meer zo mooi. We zien flinke hartslagdalingen op het CTG. Er wordt besloten om nu een keizersnede te gaan doen. Bij dit nieuws reageert mevrouw geëmotioneerd. ‘Het voelt als falen om niet de zwangerschap tot 40 weken te behalen’, zegt ze. Ik rijdt de patiënt met een collega naar het operatiecomplex. Deze doet nachtelijk aan. Het is er stil, leeg en donker. We gaan naar onze eigen operatiekamer, OK1. Dit is onze standaard operatiekamer, hier staat alles voor de opvang van de baby gereed.
Mevrouw is te ziek om een ruggenprik te krijgen en wordt onder algehele narcose gebracht. Gelukkig mag haar partner wel mee de operatiekamer in. Ik zet in de opvangruimte alles klaar wat nodig is om een premature baby op te vangen en verwarm de koude ruimte. De kinderarts en de neonatoloog controleren hetgeen ik heb klaargezet en ze beginnen met de keizersnede. De buik is open. De gynaecoloog roept: ‘UTEROTOMIE!’. Dit is het moment dat ik klaar ga staan, omdat dit betekent dat de baby binnen een paar minuten geboren gaat worden. Om 06:02 wordt er een klein meisje geboren. De zon komt net op. Er schijnt een oranje gloed door de operatiekamer. Het meisje begint te huilen, iets wat ik niet had verwacht. Vaak zien we bij dit vroege termijn, de narcose van de moeder en het hartfilmpje die suboptimaal is, dat we de kleine baby meteen moeten helpen met de ademhaling. Ik krijg kippenvel over mijn lichaam. Wat een prachtig moment.
Ik krijg het kleine meisje in mijn handen en loop met papa achter mij aan naar de opvangruimte waar de neonatoloog klaar staat. Ik leg haar op de opvangtafel en droog haar af. We doen een bandje om haar hand om de zuurstof in het bloed en de hartactie te meten. Omdat ze zo veel te vroeg geboren is, bij nog maar 26 weken, zijn de longetjes nog niet volledig volgroeid en ondanks dat ze meteen huilde, moeten we haar hier toch nog even bij ondersteunen.
Ondertussen vertelt papa haar naam. Vol trots zegt hij dat zijn dochtertje ‘Anna’ geboren is. Anna krijgt ook een klein infuus, wat haar glucose (suiker) geeft. Dit doen we, zodat het kleine meisje niet gelijk al haar energie gaat verspillen. De situatie van Anna is stabiel en daarom is het tijd voor papa’s taak: de navelstreng doorknippen! We plaatsen een navelklem op de navelstreng en geven papa en schaar. En uiteraard zetten we papa ook met een grote glimlach op de foto.
Daarna gaat ze in de warme couveuse richting de neonatologie. Wij kunnen ons altijd goed voorstellen dat dit een moeilijk en indrukwekkend moment is voor papa. Het kapje voor de beademing wordt geplaatst over het kleine mondje en neusje van Anna. Zij ademt al zelf, erg knap, maar heeft nog wat extra druk in de longetjes nodig om deze mooi open te houden. Wanneer de situatie van Anna verder stabiliseert, wordt het kapje vervangen met twee sprietjes in beide neusgaatjes. Het belangrijkste is gedaan.
Op de neonatologie zal zij verder verzorgd worden door al onze collega’s. Ik ga naar huis na mijn nachtdienst en ik kruip mijn bed weer met een tevreden gevoel in. Op de neonatologie verblijft het kleine wondertje Anna nog totdat zij 32 weken oud is. Daarna mag zij over naar een perifeer ziekenhuis, wat een hele mijlpijl is voor Anna, mama en papa. Dit betekent dat zij gezond genoeg is en niet meer de intensieve zorg uit het academische ziekenhuis nodig heeft.
VERPLEEGKUNDIGE MAUD