Baby Charlie is door het oog van de naald gekropen

| ,

Ik was 36+4 weken zwanger. Al vijf uur had ik geen beweging van mijn baby in mijn buik gevoeld. Ik voelde nu ook niets. Geen hikje, geen stampje, geen geduw of getrek. Helemaal niks. Charlie was altijd een actieve baby. Ik was in paniek. Ik voelde dat het niet goed zat. In het ziekenhuis bleek zijn hartslag niet genoeg te fluctueren. Lees dat verhaal hier.

Nog enkele vriendinnen en familieleden per telefoon laten weten wat er zou gebeuren. Daar reden we, in spoedtempo, richting de operatiekamer. Er werd nog gevraagd om mijn telefoon af te geven aan een student verpleegkunde, zodat we wat foto’s zouden hebben.

Van de epidurale verdoving heb ik helemaal niet gevoeld. Ik beleefde de tijd in de operatiezaal in een echte roes. Ik hoorde amper iets van wat er werd gezegd. Ik was zo vermoeid en in mijn eigen gedachten verzonken. Ik weet zelfs niet meer wat ik toen dacht. Tot mijn vriend riep: “Hij is er!” Direct hoorde ik hem huilen. “Wat is zijn naam?”, werd er gevraagd. “Charlie!”, riep ik trots. Pas nu begon er tot me door te dringen waar ik was en waarom. Mijn kindje kreeg ik niet te zien. Ze waren bezig met de eerste zorg. Ik voelde een drang om hem te zien, naar hem te kunnen kijken. Mijn vriend mocht aan het bedje kijken waar ze met zeker vijf mensen in gele uniforms rond stonden om hem te redden. Toen ik helemaal opgelapt was, brachten ze me ook even met de operatietafel daarheen. Ik zag niets van waar ik lag, maar besefte het ook niet. Ik begon te huilen door de pijn en de vermoeidheid en werd weggebracht naar de recovery.

Drie keer morfine en 1,5 uur later werd ik naar mijn kamer gebracht. Ze hadden ons beloofd om ons kindje te komen tonen als hij stabiel genoeg was om hem te vervoeren. De deur ging open en de vroedman kwam binnen. “Ze komen je straks je zoontje laten zien, maar ik kom even waarschuwen dat hij onder narcose is gebracht om zijn hersentjes te sparen. Hij zal dus niet bewegen en niet reageren. Zo schrikken jullie straks minder hard.” Ik kreeg nog een papiertje in mijn hand met het uur, zijn gewicht, lengte en schedelomtrek er op.

Een kwartier later zwaaide de deur open en daar kwam een enorme couveuse de kamer in gereden. Helemaal bovenin zag ik een baby’tje. Ons baby’tje. Charlie. Ik kon hem niet helemaal goed zien, omdat het zo hoog was. Ik vroeg of ik hem even mocht aanraken. “We hebben weinig tijd, maar even kort strelen kan wel.” Wat was hij zacht, lief en mooi. De neonatoloog was aardig. Hij legde alles goed uit. “Je zoontje was aan het bloeden in je buik. Vermoedelijk was er een scheur in je placenta en via de navelstreng was hij aan het leegbloeden. De hemoglobine zou bij een baby 14 moeten zijn en bij jullie kindje was dit maar 4. We zien vaak dat baby’tjes in zijn situatie erg goed reageren op deze behandelingen. Het lichaam stuurt het overige bloed naar de hersenen, wat cruciaal is, maar soms doen baby’tjes dit niet. Dan kunnen ze hier hersenschade aan over houden. We moeten wel eerlijk zijn: Toen jullie aankwamen in het ziekenhuis, was er geen beweging in Charlie. Hij was bij de geboorte slap en futloos. Wij hebben hier niet zo’n goed gevoel bij, maar kunnen de situatie pas over een aantal dagen beoordelen. We nemen hem nu mee en doen meteen bij aankomst een bloedtransfusie. Hierna wordt hij in een koelpak gestopt om zijn hersenen te sparen en zo eventuele hersenschade te beperken. Zijn lichaampje wordt gekoeld tot 33,5 graden en dit voor 72 uur.” Daar reed Charlie. Weg. En wij beseften amper wat er was gebeurd. Mijn vriend had nog gevraagd of hij mee mocht, maar ze zeiden dat hij er nu niet veel bij zou kunnen komen en hem niet goed zou kunnen zien, zolang er zoveel mensen met hem bezig waren.

Pas 24 uur later werd ik eindelijk bij Charlie gebracht. Ik voelde hem de volledige rit stampen in mijn buik… Fantoomstampjes? Ik huilde. Een popje, leek hij wel. IJskoud door het koelen en door alle draadjes en kabeltjes kon ik zijn gezichtje niet zien. Hij had naaldjes in zijn hoofd om de hersenactiviteit te meten, beademing in zijn neus, voedingssonde in zijn mond, blaassonde in zijn urinebuis, koelpakje rondom zijn hoofd en hele lichaam. Het zou eng moeten zijn, maar dat was het niet. Het voelde nog steeds irreëel aan. Hij leek niet echt. Het voelde niet alsof ik was bevallen en het voelde niet als ons kindje.

De neonatoloog werd op de hoogte gebracht dat we bij ons zoontje waren aangekomen. Hij kwam langs om uitleg te geven. Gisterenavond en vanmorgen vroeg hadden we gebeld om te vragen hoe alles was gegaan. Hij had de bloedtransfusie goed doorstaan en ’s ochtends was zijn hemoglobine weer hoe het hoorde te zijn. “We zijn met het koelen gestart. We hebben een aantal dingen goed moeten bedenken en met het volledige team besproken, maar alles is gegaan zoals we het voor ogen hadden. Hij wordt tot en met zaterdagavond gekoeld en op dinsdag krijgt hij een hersenscan. Hij blijft verdoofd tot na de scan.” De verpleegkundige stelde meteen voor dat we Charlie wat konden masseren met lotion. Ook mocht ik bij hem op het grote bed liggen. Dit hadden ze speciaal gedaan, omdat zijn toestand zo kritiek was en ze niet wisten hoe hij hier uit zou komen. Het was een helse week met veel tranen en weinig updates, want we moesten echt gewoon de cruciale en allesbeslissende hersenscan afwachten. Hij was en bleef stabiel. Intussen was mijn melkproductie goed op gang en konden ze hem via zijn sonde een beetje moedermelk geven. Ik kon toch iéts doen voor hem. Ik was zo trots.

We kregen veel bezoek, dat steeds per twee binnen mocht komen. Iedereen vond het eng om hem daar aan alle kabeltjes en draadjes te zien liggen. Niemand mocht hem aanraken en dat voelde goed. Hij was ons kindje, al voelde het nog niet helemaal zo. Het was écht ons kindje, daarom mochten wij wel bij hem liggen en hem strelen.

Na drie dagen hebben ze de koeling gestopt en zou hij per uur 0,5°C opwarmen. Wat was het fijn om ’s morgens van mijn kamer naar hem te wandelen en warme voetjes te voelen. Ik huilde. Nu was hij een echt baby’tje. Hij leefde! Na vijf dagen mochten mijn vriend en ik hem vasthouden. Van dat anderhalf uur dat hij in mijn armen lag heb ik anderhalf uur lang gehuild. Het was echt een baby’tje, slap en hulpeloos. Nu en dan kwam een verpleegkundige kijken of de beademing nog goed zat, maar ik bewoog niet, dus alles bleef op z’n plaats zitten.

De week ging traag voorbij, maar dinsdag 12 november was het eindelijk zo ver: De hersenscan. Zou ons kindje gezond zijn of zou ons leven helemaal worden omgegooid? Ze belden ons van de neonatologie dat Charlie terug was en we weer bij hem konden zitten. Bij het binnenwandelen zagen we de behandelende neonatoloog aan een computer zitten met een andere arts. Ik hoopte dat ze de resultaten al aan het bekijken waren, maar durfde mijn gedachten er niet te veel op vestigen. Ons kindje was terug en dat telde nu. Hoe hij ook zou zijn of wat er ook uit de scan zou komen, wij voelden al zoveel onvoorwaardelijke liefde voor dat kleine hulpeloze wezentje. Daar kwam de arts. De moed zakte in m’n schoenen en een enorme angst kroop in mijn lichaam naarmate hij dichterbij kwam. Ik wilde dat ik weg kon rennen, maar tegelijkertijd ook helemaal niet. “Zeg het. Zeg het”, dacht ik. “Ik heb de beelden net even bekeken met mijn collega neonatoloog en wij zien allebei geen afwijkingen in zijn hersenen. De radiologen zijn al naar huis, maar morgen bespreken we deze beelden met het volledige team. Ik ben er zeker van dat jullie Charlie perfect gezond is en geen hersenschade heeft opgelopen door het bloedverlies. Hij heeft zich erdoor heen gevochten! Morgen kijken we nogmaals, maar jullie mogen gerust gaan slapen vanavond. Er was geen afwijkend beeld te zien.” Opluchting. We beslisten samen om dit nieuws nog voor onszelf te houden tot we de dag er na definitief wisten dat alles goed is met onze kleine man. We wilden vanavond zelf genieten van dit nieuws en even samen bekomen van de chaos en roes van de afgelopen 7 dagen.

Die avond werd de slaapmedicatie gestopt en hebben ze hem na zeven lange dagen laten ontwaken. Dit proces zou wel een paar dagen kunnen duren. Hierna hebben we nog een volledige week op de neonatologie door gebracht, omdat hij moest aansterken. Hij dronk goed, moest niet overgeven, kwam goed aan en mocht na exact twee weken ziekenhuis mee met ons naar huis.

Wij weten dat we echt door het oog van de naald zijn gekropen, maar ondanks alles blijft het moeilijk om dit begin van zijn leventje te aanvaarden. Veel mensen hebben angst om te bevallen, maar die angst kende ik helemaal niet. Ik keek er zo naar uit. Nu had ik niet het gevoel dat ik bevallen was, maar geopereerd. Ondertussen kan ik het al wat beter plaatsen. Hem uit handen geven aan bezoek was een ramp in het begin. Ik had hem op de neonatologie zo veel moeten afgeven aan de verpleegkundigen en ik moest hem daar iedere keer achterlaten. Ik zag die beelden steeds weer voor me als het bezoek me vroeg om hem te mogen vasthouden. Nog steeds zit ik het liefst zelf met hem op schoot, maar ooit zal dit wel slijten. Ooit krijgt dit een plekje

EDITH

Plaats een reactie