Wanneer ik de 39 weken rond aan tik op de teller, heb ik een zeer onrustig dagje. Ik merk dat ik vaak krampjes heb en naar het toilet moet. Ik besluit mijn buurvrouw hierover in te lichten en ze tipt mij dat ik de tijden moet gaan noteren. Helaas, zit er totaal geen regelmaat in. 15 minuten – 20 minuten – 10 – minuten.
Ik besluit in de middag toch maar even contact op te nemen met mijn verloskundige. Zij komt kijken. Mijn man geeft aan: “Als het zo ver is, kom ik terug van het werk”. De verloskundige komt kijken met een stagiaire en na een inwendig onderzoek blijkt dat alles rustig is. Ik probeer het los te laten.
Mijn man komt thuis van het werk en we eten wat. Ik ben nog altijd onrustig en de krampen blijven komen en gaan, maar er is geen regelmaat. De tussentijd is nooit korter dan 10 minuten. Om 19:00 heeft mijn man een vergadering en vraagt mij of hij wel moet gaan. “Ja schat, ga maar! Maar houd je telefoon wel bij je in de buurt”, zeg ik.
Mijn onrust wordt met het uur erger en ik besluit mijn mam te bellen om 21:00. “Kom maar terug. Ik weet me geen houding meer”. Om 23:00 bellen we weer de verloskundige. “Ik weet allemaal niet goed wat er speelt en ik kan niet meer goed zitten of liggen, maar heb eigenlijk geen pijn, alleen die gekke krampen. Ik ben ook pas 39 weken, dus het hoeft ook niks te zijn”. De verloskundige zelf was bezig met een bevalling, maar de bijna afgestudeerde stagiaire kon wel komen. “Helemaal prima! Als er maar iemand komt!”
Ze gaat meteen een inwendig onderzoek doen, maar niets aan de hand: 1 centimeter wat volkomen normaal is op dat termijn. Best balen! In de tijd dat ze hier met ons zit en praat, blijf ik die krampen houden en juist op die momenten weet ik mij geen houding. Zij ziet mij en observeert alleen maar! Waarna ze haar telefoon pakt en zegt: “Pak je tas maar even. Ik breng je naar het ziekenhuis voor een controle nachtje! Jij bent nu al kapot moe en het is niet eens begonnen”. Dankbaar denk ik: “Fijn even bijtanken!” Helaas ging die vlieger niet op. Ze belt naar de verloskundige met haar bevindingen en naar het ziekenhuis dat ze me komt brengen.
Eenmaal aangekomen, moest er eerst een CTG gedaan worden. Uitslag: alles was goed met moeder en kind. Om 01:00 word ik naar mijn kamer gebracht en gaat mijn man ook naar huis. Slapen kan ik niet. Ik lig maar te draaien en ineens om 03:00 schiet ik omhoog! Pijn! In mijn buik en in mijn rug. Ik voel me niet goed worden en ik schuifel met veel moeite de gang op naar het toilet. Ik denk dat ik moet spugen, maar het komt niet. Ik waggel terug mijn kamer op. Dan zegt mijn kamergenoot: “Jij hebt weeën!” “Nee joh, ik mocht slapen”, geef ik als antwoord. Maar omdat de pijn niet weg ebt, druk ik toch op het alarm belletje.
Als ik eenmaal terug in bed lig, komt de verpleegkundige. Ze kijkt op mijn statusblaadje aan het bed en kijkt met een half oog naar mij. Ze vraagt waarom ik bel. Ik geef aan dat ik heel veel pijn heb en me niet lekker voel. En zij zegt: “Ik zie hier staan dat u niet aan het bevallen bent. Ga maar lekker slapen”. Ze gaat weg. Wederom voel ik de drang om naar het toilet te gaan en ik waggel heen en weer. Uiteindelijk sta ik naast mijn bed, gehurkt! Ik kan niet meer op mijn benen staan van de pijn. Ik word bang. “Wat heb ik toch?”, denk ik. Ik besluit weer op het alarmbelletje te drukken! Het is ondertussen 4 uur. Een jongere verpleegkundige komt mijn kamer op, ze ziet mij en loopt terug de gang op. Ik hoor haar bellen. “Ik kom er nu aan met mevrouw!” Ze komt terug bij mij, troost mij en zegt: “Het is begonnen!” Ik huil heel hard en vraag of ik nu eindelijk mijn man mag bellen.
Ik bel hem en ik moet drie keer bellen! Hij neemt op en zegt: “Jen, als je je verveeld, val dan even iemand anders lastig! Ik ben moe”. Ik zeg hem dat het is begonnen en binnen een kwartier is hij bij me. Ik krijg een CTG en een inwendig onderzoek: 2 centimeter. Het is écht begonnen. “Maar mevrouw u bent helemaal op! Zullen we u een ruggenprik geven? Ik antwoord huilend: “Graag!” Om 5:30 krijg ik eindelijk een ruggenprik en kan ik even ontspannen. Mijn man gaat een boekje lezen. Ik probeer te slapen. Dit lukt helaas niet, want bij iedere wee die ik heb, moet ik overgeven!
Om 11 uur kijken ze met een echo hoe ons kindje ligt en ze ontdekken dat het een sterrenkijkertje is. Vele pogingen tot draaien volgen. Linkerzij, rechterzij en na een tijdje ligt hij goed. Tenminste dat denken ze. Ze prikken de vliezen door. Er komt royaal veel vruchtwater uit. Schoon en helder, dat wel! Om 12:00 heb ik 9 centimeter ontsluiting en nog geen oog dicht gedaan. Je zult denken: heerlijk die weeën wegwerken zonder pijn”. Maar helaas heb ik zoveel gespuugd! Ik was erg beroerd. Aangezien ik in het ziekenhuis was toen de bevalling begon, werd ik automatisch overgenomen door een gynaecoloog in plaats van mijn eigen verloskundige.
Om 12 uur zetten ze de ruggenprik uit, want de laatste centimeter moet ik voelen zeggen ze! Zo kan ik de gewone weeën onderscheiden van de persweeën. Die laatste centimeter wil er maar niet bij komen. Ze helpen een handje. Dit baat wel, want ik heb volledige ontsluiting. Even later volgen de persweeën. Ik mag beginnen! Eindelijk komt ons kindje eraan. We zijn zo blij! Ik mag eindelijk gaan persen.
Nee helaas! “Mevrouw, wij hebben dienstwisseling. Kunt u ze even weg puffen?” Ik dacht dat ik gek werd! Mijn man werd ook ongeduldiger! Jezus, wat een ellende! De enige die bleef was de gynaecoloog. De rest van het team wisselde! Iedereen kwam netjes binnen en ja ik mocht persen! Het is ondertussen 15:20. Ik pers twee keer. De gynaecoloog zegt: “Dit gaat niet”. Ze pakt de zuignap erbij en gaat me helpen. Ondertussen schiet het hartje van ons kindje omlaag. De gynaecoloog begint paniekerig te worden. “Nog één keer proberen!”, roept ze. Ze zet haar been tegen mijn bed en trekt als een boerin met die zuignap mee. Mijn man is nóg in shock van dat beeld! Maar helaas, het kind komt er niet uit. Ze gooit die zuignap op het bed, roept wat en rent weg.
In twee keer knipperen staan er 12 verpleegkundigen op de kamer. Ik krijg weeënremmers en ze lichten me in dat ik een spoed keizersnede krijg. Mijn man wordt aan de kant gezet. Hij moet plaats maken. Ze rennen met mijn bed over de gang. Ze rennen met mij! Ik kan je zeggen dat dat koud is met een half dekentje en een operatieshortje aan! Plotseling zie ik mijn man nergens, maar het blijkt dat hij achter me rent met een zuster. Die zuster heeft ons fototoestel meegenomen. Godzijdank!
Ik kan het nog steeds niet schrijven of lezen zonder dat ik moet huilen, de paniek is nog altijd voelbaar
Omdat er spoed is, ga ik op de OK helemaal onder narcose. Ik weet alleen nog dat de anesthesist mij gerust stelt en vraagt naar de naam van onze zoon. Ik zeg: “Daan” en ik slaap. Als mijn man de OK in komt, ben ik al in slaap. Mijn handen zijn vastgebonden, mijn ogen dichtgeplakt en ik heb een tube in mijn keel. Mijn man schrikt zich een ongeluk! Onze zoon wordt dan geboren met 3920 gram en 52 centimeter om 16:19. Hij doet het goed!
Wat een geluk!
Als ik bij kom, zie ik mijn man in tranen naast me zitten met een foto van Daan. “Hij doet het goed, maar was erg misselijk van de bevalling”. Ik krijg het allemaal niet mee en val in slaap.
Vier uur later mag ik eindelijk naar mijn man en kind. Ik ga eindelijk mijn zoon ontmoeten, samen. Echter zie ik ineens het hoofd van mijn vader boven me verschijnen. Ik ben verbaasd. Ik ben in mijn kamer en ik zie papa Jos en Daan in een hoekje en beide ouders! Mijn eerste ontmoeting met Daan is in gezelschap. Ik vond en vind dat niet leuk! Nog steeds niet. Ik begrijp het ondertussen, maar het was niet oké. Mijn man is zo dusdanig geschrokken van de bevalling, dat toen hij onze ouders belde met het heugelijke nieuws, hij heel hard huilde dat hij bang was om mij te verliezen. Hij vertelde dat het niet goed gegaan was. Op de vraag of ze moesten komen, zei hij meteen ja. Ik snap het, maar leuk is anders.
Onze zoon is er na een zeer heftige dag. Dolgelukkig zijn we met hem! Na drie dagen in het ziekenhuis, mogen we naar huis. Ik maak mijn man meteen duidelijk dat ik dit nooit meer ga doen! Whahaha, maar ik geloof dat alle vrouwen dit roepen. Toch?
JENNY