Meike vertelt in een minireeks over haar zwangerschap en bevalling van Nola*. Een paar weken na de geboorte komt prachtige Nola te overlijden. Lees hier haar vorige delen voordat je hieronder verder leest.
Gek om te bedenken dat we een week geleden nog gesprekken voerden over wie Nola mag vasthouden als ze net is geboren. Het is immers coronatijd. Sowieso ben ik geen voorstander van de pasgeboren baby door iedereen laten vasthouden. Zo’n kindje moet gewoon lekker rustig bij papa en mama liggen en niet al die prikkels krijgen, omdat het kraambezoek behoefte heeft om een baby vast te houden. Nu is Nola bijna een week oud en hebben we haar zelf nog niet eens vastgehouden. Máár daar gaat vandaag verandering in komen! Ik hoop stiekem dat, door het vasthouden van Nola, ook eindelijk alle cliché gevoelens naar boven komen. Dat ik straks ook denk: ‘Ja, dit is echt de állermooiste baby die er is’. Ik wil dat het magische moment, dat je schijnbaar voelt zodra de baby na de geboorte op je borst wordt gelegd, ook voor mij zal komen. Heel eerlijk gezegd herken ik die kleine sumo worstelaar die daar ligt nog steeds niet echt als mijn kind. Mijn lichaam schreeuwt wel dat het naar haar kind wil, maar niet perse het kind waarvan ze zeggen dat het Nola is.
Goed, ik ga zitten op zo’n relaxfauteuil. Eentje waarvan de rug- en voetensteun versteld kan worden. Ik krijg een soort kussen om me heen wat een kruising is tussen een zwemband en een voedingskussen. Daar kan Nola op liggen. Ze wordt afgekoppeld, wat een taak is van twee NEO-verpleegkundigen, en neergelegd op mijn schoot. De slangen van de tube lopen langs mijn armen en ik zit enorm krampachtig. Ik ben doodsbang om te bewegen en daarmee de slang, die in de neus van mijn dochter zit, te laten schudden. Dat lijkt me geen prettig gevoel voor haar. Het kost ruim 20 minuten om Nola af te koppelen en bij mij neer te leggen. Dit is niet echt iets wat je “even” doet en de bedoeling is dat ik minimaal een uur zo blijf zitten. Ik probeer door te ademen, want echt ontspannen kan ik niet. Het is heel “fijn” en “bijzonder”, maar echt het gevoel dat dit mijn dochter is heb ik nog stééds niet. Geen magisch moment. Geen ultiem verliefde gevoelens.
De volgende dag, op maandag, gaat de MRI gemaakt worden. Ik heb die nacht goed geslapen. Het was bemoedigend dat ik Nola heb kunnen vasthouden. Nola moet om 10 uur bij de MRI zijn, dus wij willen er om half 10 zijn zodat we erbij zijn als ze in de transportcouveuse gaat. Ik sta in de keuken van het Ronald McDonald om een ontbijtje te maken als ik zie dat ik een gemiste oproep heb van het VU. Oké, paniek. Ze bellen eigenlijk alleen als het dreigt fout te gaan. Het duurt 10 minuten voordat ik met mijn trillende handen het nummer van de afdeling heb opgezocht, want het nummer waarmee is gebeld kan ik niet terugbellen. Ik krijg een verpleegkundige aan de telefoon en zij verteld dat Nola vannacht een convulsie heeft gehad. Ze krijgt weer meer medicatie en ze lijkt stabiel, maar we worden bijgepraat als we er zijn. Wanneer alles er al hopeloos uitziet en je denkt dat je weer érgens een sprietje hoop hebt gevonden waar je je wanhopig aan vastklampt, wordt het genadeloos weggemaaid.
We komen op de NICU en worden bijgepraat. Nola heeft die nacht weer een aanval gehad en heeft nog meer medicatie gekregen. Het was nog even de vraag of de MRI wel door kon gaan, want ze moet wel stabiel zijn om stil in de MRI te kunnen liggen. Als ze in dat apparaat ligt, kunnen ze namelijk niet zomaar ingrijpen als er iets gebeurt. Gelukkig was ze om 8 uur ‘s ochtends weer stabiel. Ook al is ons gevoel dat er geen goed einde zal komen aan deze situatie, zijn we écht toe aan meer duidelijkheid. Hoe lang houden we deze stress en onzekerheid vol?
Nola wordt overgeheveld naar een transport couveuse. Ze past er maar nét in. Meestal liggen er prematuurbaby’s in. Daar gaat ons meisje, begeleid door een stuk of vier verpleegkundigen en twee artsen. Bepakt en bezakt met allemaal apparatuur voor het geval het onderweg fout zal gaan. We zwaaien ze uit bij de lift, tot waar we met ze mee mogen lopen. “Tot na de lunch lief meisje, dan horen we of ze in ieder geval duidelijke foto’s van je hoofdje hebben kunnen maken. ”, fluister ik.
MEIKE