1 januari 1990
We vierden mijn 30ste verjaardag, ondanks dat ik de dag ervoor een skiongeluk had gehad. Ik had echt een engeltje op mijn schouder. Mijn man was zo blij, dat hij mij zei dat ik mocht vragen wat ik wilde. Dat was makkelijk. Ik wilde graag gaan voor kind nummer 4, zwangerschap nummer 7. Het lukte en we hoorden dat wij een zoon zouden krijgen na drie dochters.
13 mei 1992
Ik was 18 weken + 2 dagen zwanger. Ik had al weken (vanaf het begin van deze zwangerschap) een terugkerende nachtmerrie. Ik verloor iedere keer mijn veel te kleine huilende baby op de wc. Badend in het zweet met hartkloppingen werd ik nachten achter elkaar wakker. Iedereen probeerde mij te overtuigen dat het in mijn hoofd zat en toch bleef het gevoel. Op de ochtend van 13 mei, gleed ik uit in de badkamer en werd ik die nacht erop wakker in een nat bed. Ik herkende het direct. Het was geen zweet of plas, dit was vruchtwater. Mijn man was op reis. Ik was alleen thuis met mijn dochters. Ik belde in paniek een vriendin. Ze ging met mij naar het ziekenhuis.
14 mei 1992
Op de eerste hulp susten ze mijn ongerustheid. Ik was overbezorgd. Doordat het mijn vierde baby was, leek er sprake van een verzakking. Het zou gewoon om incontinentie gaan. Ik wist dat dit het niet was. Op een onbewaakt moment, pakten mijn vriendin en ik lakmoespapiertjes om op het toilet te testen of het vocht basisch of zuur was. Urine is zuur, vruchtwater is basisch. Het was dus écht vruchtwater. Ik wachtte mijn gynaecoloog op die mij direct serieus nam en aangaf dat ik een volledig gescheurd vlies had en dat de overlevingskans van de baby weinig tot niet was. Hij vertelde dat de weeën zich wel snel zouden aankondigen. Ik had echter een rotsvast vertrouwen in mijn baby en lichaam. Ik werd opgenomen in het ziekenhuis. Mijn man was intussen op de terugweg. Nog voordat mijn man er was, stond er een maatschappelijk werkster aan mijn bed om mij te begeleiden in de rouwverwerking. Bizar, maar echt waar! Ik stuurde haar woedend weg. Ik voelde mijn baby eigenlijk voor het eerst duidelijk bewegen. Vruchtwater wordt steeds opnieuw aangemaakt. Dus bedacht ik, dat als ik doodstil zou blijven liggen, het vruchtwater zich steeds opnieuw zou blijven vullen, zodat de baby toch gered kon worden. Na het wegsturen van de maatschappelijk werkster kwam de gynaecoloog langs om te checken of ik de situatie wel helemaal begreep. Ik zei hem dat ik de situatie prima begreep, maar dat ik, zolang ik mijn baby voelde en geen weeën had, niet van plan was om afscheid te nemen. Mijn nare voorgevoel was weg. De gynaecoloog begreep mij, maar zei dat het 0,001 procent kans was dat mijn baby dit zou halen. Ik gaf aan dat ik het snapte.
Mei-juni-juli-augustus 1992
Ik bleef weken-, zelfs maandenlang stil liggen. Zonder ooit mijn bed uit te komen. Niet voor de wc, niet voor douchen, voor niets. Doktoren en verpleging kwamen dagelijks kletsen en onderzoeken. Ik was niet ziek, maar wel aan bed gekluisterd. Er deden zich alarm- en panieksituaties voor, longrijpende injecties werden gegeven, maar mijn sterke baby en ik overleefden. Mijn baby groeide goed in het beetje vruchtwater dat zich telkens vulde en weer leegliep. Ik sliep zonder ondergoed. Ik had volledige uitval aan mijn linkerbeen en doorligplekjes. Het maakte mij niets uit. Mijn moederhart en – instinct zeiden mij vol te houden voor dat kleine vechtertje in mij. Het was veel geregel en stress thuis voor mijn man met drie kleine meisjes van 5, 4 en 1 jaar. Elke dag kwamen ze op bezoek. Wonder, boven wonder, bleef hij zitten, totdat…
31 augustus 1992
Ik was 34 weken +2 dagen zwanger. Ik voelde mij al twee dagen raar. Die ochtend kreeg ik koorts en weeën. Ik zei de dienstdoende doktoren dat de baby eruit gehaald moest worden. Het was tijd. Hij was klaar. Zij reageerden niet met spoed, waarop ik in letterlijke doodsnood heb gegild om mijn eigen gynaecoloog. Ik stond op een spoedkeizersnede. Hij kwam en handelde direct. Hij rende samen met mijn man – die inmiddels was gebeld – door de gangen naar de operatiekamer. Mijn baby en ik waren écht heel erg ziek! We hadden een streptokokken B-infectie en belandden alle twee op de Intensive Care. Hij met een hartstilstand en ik met acute bloedvergiftiging. Maar we overleefden het. Tegen alle verwachtingen en voorspellingen van vele deskundigen in, op basis van moedergevoel, doorzettingsvermogen, een flinke portie geluk en zorg en liefde om mij en ons gezin heen, werd onze zoon, zes weken te vroeg, ziek geboren. Het was een vechter met een gewicht van 2340 gram.
18 september 1992
We mochten naar huis en moesten aansterken en verzorgd worden. Daarom was er de eerste weken dag en nacht verpleging. Omdat ik opnieuw moest leren lopen, kon ik niet zelf voor mijn kinderen zorgen. Na zo’n twee maanden kon ik dat weer. Het was een heftige tijd. Maar alles is goed gekomen. Wonderen bestaan écht ouders! Onthoud dat in iedere situatie waarin je terecht komt!
HADASSA