Tobias, ons zoontje, is 23 dagen oud op het moment dat ik nog één extra dag vrij neem om te kunnen genieten van ons nieuwe leventje. Met zijn drieën kunnen we voor mijn gevoel de hele wereld aan. De taakverdeling gaat voorspoedig en de gebroken nachten breken ons nog niet op.
Die dag vrij dus. We komen altijd graag in Duitsland, vanuit onze woonplaats zit je binnen 35 minuten op de Duitse autobaan en wanen we onszelf even op vakantie. Die dag hebben we besloten om een lekker rondje te maken en te stoppen op mooie plekjes. Al sinds de geboorte (eigenlijk ver daarvoor) heb ik zin in tapas, ik gooi toch nog een keer het balletje op en we plaatsen een reservering om 18.00 bij een tapasrestaurant in Heerlen. We komen vol trots aan en onze kinderwagen glimt nog van nieuwigheid. “Ik heb een plaatsje boven voor u”. Ojee, daar had ik niet op gerekend. Ik til de wagen aan de valbeugel in mijn eentje omhoog en blijf stoer kijken. Stiekem stroomt het zweet over mijn rug. Wat als de beugel los schiet? Dat doet het niet en ik kom met een pokerface boven. Verschrikt zie ik alle gezichten onze kant op draaien. Alle 52 ogen lijken te zeggen: “Kom niet bij ons asjeblieft. Ik kom hier voor mijn rust”. De trots die ik de afgelopen 23 dagen heb gevoeld werd hier even de grond ingeboord door die 26 andere mensen. Met mijn hoofd naar beneden loop ik achter de gastvrouw aan en neem plaats aan onze tafel. Tobias moet eigenlijk eten hebben dus ik pak de spullen uit de tas om een flesje te maken. Tobias produceert inmiddels een beetje geluid, een licht gekreun, en ik voel weer dat veel mensen kijken. Ik maak snel de fles af en leg hem op mijn arm. Zodra ik Tobias uit de wagen til, zie ik zowaar monden openvallen en zie ik een glimlachje dat zelfs een boer met kiespijn beter had nagedaan. Snel kijken ze de andere kant op. Ik zie ze praten, maar ik hoor het niet. Dat maakt me onzeker of we wel de juiste keuze gemaakt hebben om met hem uit eten te gaan. Met enige gêne geef ik hem zijn flesje en knuffel lekker veel met hem. Tijd voor een boertje bij mij vrouw, Nicole.
Ik heb nu eindelijk even tijd om de mini carpaccio weg te slikken in twee happen en de inmiddels koude kaaskroketjes weg te werken. Hier had ik zo lang naar uitgekeken en nu zit ik hier koud eten weg te werken in een restaurant waar 26 anderen mij afkeurend aankijken.
Na zijn fles én boertjes is het tijd voor een nieuwe luier en een slaapje. Hij valt al vrij snel in slaap en één van de twee problemen is opgelost. Ik kan weer warm eten én koud drinken!
De rondes volgen elkaar in rap tempo op als ik een groep oudere vrouwen hun jas aan zie trekken. Ze hebben me al de hele avond aangekeken en keken steeds weg als ik naar hun keek. Ik zag ze dan praten en elkaar aanstoten. Een wat oudere vrouw, lid van datzelfde gezelschap, kijkt wat nukkig en stapt op, ze gaat langs onze tafel naar het toilet. Naast onze tafel kijkt ze me aan. Ik glimlach vriendelijk en zeg gedag. Ze groet me netjes terug en komt even later terug. Op haar terugweg stopt ze even bij onze tafel. Ze vraagt hoe oud onze baby is. Ik antwoord vol trots: “Drie weken en twee dagen”. Ze kijkt me even raar aan. Ze zegt dat ze al de hele avond aan het kijken zijn hoe klein en lief onze baby is. Dat we het goed doen en het in hún tijd helemaal niet gebruikelijk was dat een man de fles gaf en een luier ging verschonen. Ze vond het zo leuk om te zien en raakte niet uitgepraat aan hun tafel. Ze wenste ons nog een hele fijne avond en tijd met z’n drieën.
Het hapje wat ik daarna at, dat smaakte nóg beter. De mensen keken niet veroordelend, maar met trots en liefde. Ze vonden het juist leuk, dapper en stoer dat wij daar zaten. Na het betalen van onze rekening stapte ik vol trots achter de kinderwagen en tilde ik hem met zelfvertrouwen de trap af. Wij hebben het gedaan met zijn drieën, op zijn 23e dag, en iedereen die keek, vond ons super stoer!
RON