Bevallingsverhaal: “Mijn fantastische badbevalling, appeltje, eitje”

| ,

Het was 19 november 2019. Mijn eerste echte verlofdag, hoera! Ik zou ’s morgens Gert-jan naar het station brengen, zodat hij samen met onze zwager zonnepanelen kon ophalen in België. Om 6 uur ging de wekker, hop, uit bed en aankleden. Gert-jan ging al naar beneden om ontbijt te maken. Ik zat ondertussen op het schoenenbankje om mijn schoenen aan te doen. En toen: FLATS! Alsof er een waterballon knapte. Ja hoor, gebroken vliezen. Ik voelde het meteen. Hier had ik niet op gerekend. Het was ons eerste kindje. Ik dacht mijn hele zwangerschap: “De baby zal wel blijven zitten tot week 41”. Hoe naïef. Ik schreeuwde naar beneden dat mijn vliezen waren gebroken. Ik belde meteen mijn moeder. Ze moest komen. Ook mijn vader moest komen. Mijn huis was nog helemaal niet op orde. Overal lagen stapels hydrofieldoeken en kleertjes, de co-sleeper moest nog in elkaar gezet worden, het bed moest nog op klossen, kortom: help! Het was ondertussen kwart voor 7. Ik wilde nog eventjes douchen, mijn haren wassen en mijn benen scheren. Onder de douche voelde ik weeën, een soort menstruatiepijn, maar dan net een tikje heviger. Ik wist het zeker: Het was begonnen. Gert-jan belde onze doula Annelies en de verloskundige. Wat een geluk, mijn lievelingsverloskundige had dienst! Een half uur later stond ze op de stoep en zag ze hoe ik op handen en knieën op de badkamervloer weeën aan het wegademen was. “Met elke wee ga ik meer open, elke wee brengt me dichter bij mijn kind”, dacht ik. Ze zei: “Ja, jij bent aan het bevallen”. De verloskundige hielp me met aankleden. Gert-jan pakte mijn vluchtkoffer in. Mijn ouders belden aan. Het was 8 uur en we gingen naar het ziekenhuis. Tja, het ziekenhuis, dat vond ik erg jammer, want ik wilde eigenlijk perse thuis bevallen, in alle rust, in mijn eigen omgeving. Maar met 36+1 is het blijkbaar toch veiliger om naar het ziekenhuis te gaan. En mijn huis was een zooitje. Gert-jan appte naar Annelies dat het echt begonnen was en dat we richting het ziekenhuis gingen. Zij kwam ook meteen die kant op.

In de auto werden de weeën heviger. Het lukte me goed om te ontspannen en door de weeën heen te ademen. Om half 9 kwamen we aan in het ziekenhuis. Ik waggelde naar binnen en kwam nog een collega tegen (“Hee, jij ook hier, jaja, het is begonnen hoor”). Eenmaal boven was de eerste kamer voor ons. Een kleine, knusse kamer. Hoewel de verpleegkundigen mij direct op bed wilden hebben, vond ik dit een uitermate slecht idee. Als er iets was wat ik had geleerd tijdens mijn voorbereidingen, was het dat ik vooral niet op mijn rug op bed moest gaan liggen, dat zou alle natuurlijke processen tegenwerken. Dus bed omhoog, zodat ik er tegenaan kon staan. Wiegend met mijn heupen de weeën opvangen, heerlijk! Er werd op mijn verzoek een draadloos CTG aangesloten. Ik wilde bewegingsvrijheid. Annelies arriveerde. Er kwam een heel knappe dokter (waarom heb ik dat altijd?!). Hij wilde graag weten of ik al uitsluiting had en zo ja, hoeveel. Dat wilde ik ook wel weten, dus ik moest voor een paar seconden het bed op. Ik bleek 2 centimeter ontsluiting te hebben. Heel fijn! Meteen ging ik van het bed af om er weer tegenaan te gaan staan. De verloskundige masseerde mijn onderrug en Annelies en Gert-jan zetten het bevalbad op.

Het draadloos CTG gaf een duidelijk beeld van mijn weeën, maar helaas geen goed beeld van het hartje van de baby. De knappe dokter stelde voor om een schedelelektrode te plaatsen. Alhoewel ik dit in eerste instantie niet wilde, omdat ik het zielig vond dat er een schroef in het hoofdje van mijn baby gedraaid zou worden, ging ik toch akkoord, zolang het maar draadloos kon, want ik wilde mijn bewegingsvrijheid niet kwijt. Dat kon. Ik zat inmiddels op 3 centimeter ontsluiting. Het bad stond klaar en ik ging erin. Er klonk meditatieve pianomuziek, er was sfeerverlichting, er hing een fijne geur en er was vooral heel erg veel rust. Het was intiem met Gert-jan, Annelies en ik met de baby. Wat was dat heerlijk! Ik kon volledig ontspannen, helemaal opgaan in het proces. De weeën werden steeds heviger, maar ze waren nog steeds heel goed weg te ademen. En die bewegingsvrijheid, wat fijn! In het water voelde ik mij gewichtloos. Ik kon elke houding aannemen die ik wilde en dat deed ik dus ook: op handen en knieën, zittend en hangend over de badrand.

Ik vroeg me af wanneer het moment zou komen dat ik het niet meer aankon. Maar het kwam niet. Ik zat zo in de flow, helemaal zen, zelfs Gert-jan kon niet aan mij zien wanneer ik een wee had. Iedereen had tegen mij gezegd dat ik me nooit zou kunnen voorbereiden op de pijn van een bevalling. Ik geloofde hen allemaal niet. Ik wist zeker dat ik me hier wel op zou kunnen voorbereiden. En ik heb gelijk gehad: de pijn van een bevalling kun je je echt heel goed van te voren voorstellen, het is menstruatiepijn, maar dan 100.000 keer heviger. En ik kon het aan. Iets waarvan ik van te voren wist: “Ik kan dit”. En ik kon het. Er is toch één moment geweest dat ik het niet meer zag zitten. Dat was toen de knappe dokter ergens rond de lunch mijn ontsluiting wilde meten. Ik zei dat ik het niet wilde. Hij zei dat ik op mijn rug in het bad moest drijven. Ik deed het, maar wat een hel! Ik raakte uit mijn flow, zei dat we dit absoluut niet nog een keer zo gingen doen en ik riep nog iets over een ruggenprik. Na een paar weeën had ik mezelf herpakt en zat ik weer in mijn eigen wereldje.

Later kwam de knappe dokter nog eens kijken. Hij wilde dat ik uit het bad ging, want hij wilde echt dat ik ging plassen. Geen haar op mijn hoofd die eraan dacht om dat bad uit te gaan. Ik zei: “Nee hoor, ik plas gewoon in bad”. En ik dacht: “Doei, ik ga echt dat bad niet uit”. Ik zat veel te lekker in dat bad. Na een paar uur voelde ik de weeën veranderen. Ik voelde enorme druk. Ik voelde dat de baby heel diep in mijn bekken zat. Ik had met mezelf afgesproken dat ik de natuur haar gang zou laten gaan. Als mijn lichaam zou aangeven dat het tijd was om te persen, zou ik meedoen. En zo deed ik het. Ik perste rustig en kalm mee op de druk die ik voelde. De knappe dokter kwam binnen en wilde checken of ik wel echt op 10 centimeter zat. Mijn letterlijke woorden waren: “Je verzint maar wat, maar ik ga echt niet meer op m’n rug in dat bad drijven”. De knappe dokter verzon dus wat anders. Ik zat op handen en knieën en hij kon langs achter voelen dat ik 10 centimeter had. Ik mocht meepersen. “Nou, dat deed ik al hoor”, was mijn antwoord. Dat persen in dat bad was zo zalig. Ook nu kon ik heel makkelijk verschillende houdingen aannemen en heel makkelijk veranderen van houding. En dus deed ik dat. Ik volgde mijn lichaam en deed wat goed voelde. En ik had geen pijn. Ik voelde druk, geen pijn. De knappe dokter had dat niet in de gaten, want hij zei dingen als: “Ga door die pijn heen” en “Pers door je angst heen”. Waarop ik dan maar antwoordde dat ik geen pijn had en waarop Annelies zei: “Ester heeft geen angst, hoor”.

Toen na anderhalf uur persen het hoofdje stond, had ik ‘the ring of fire’ verwacht. Maar ook hier dacht ik: “Is dit het?”. Het hoofdje heeft een kwartier gestaan, een kwartier! Ik voelde helemaal geen ‘ring of fire’. Het hoofdje werd geboren, maar het lijfje volgde niet meteen. De hartslag van de baby dipte en snel duwde de knappe dokter één schoudertje naar buiten. En daar was hij dan, onze lieve kleine baby: Tobian. Geboren om 15.57 uur, in bad, precies zoals ik het wilde, precies zoals ik het had bedacht, helemaal zelf, op eigen kracht, zonder angst, met vertrouwen in de natuur en vertrouwen in mijn lichaam. We hebben nog even in het bad gezeten, maar ik wilde toch lekker in bed liggen met mijn lieve Tobian. Na een uur kwam de placenta vanzelf en na vier uur hebben we afgenaveld. In alle rust, zoals we dit van te voren hadden bedacht. Precies zoals we dit zelf wilden. Tobian, geboren met 36+1, toch al 2920 gram, met een heel goede start. Hij was gewoon helemaal af, het was zijn tijd. Hij deed het meteen goed! “Zie je wel”, dacht ik, “de natuur heeft het heel goed geregeld”. Ik zou het zo weer doen, nog wel 100 keer. Appeltje, eitje!

ESTER

Plaats een reactie